Het Parelsnoer
Vrijdag 18 Maarf 1938
xLEIDSCH DAGBLAD
Een Oostersch verhaal, waarin een echt
wonder gebeurde
ir het duurde twintig jaar
voor iemand er iets
van merkte
liWB
v, oonde in Turkije eens een schatrijk
die Ali Effendl heette. Hij bezat dui-
schapen, driehonderd kameelen, vijf-
rchtige kasteelen en talrijke schepen,
j verdiende er in den handel nog
meer geld bij, zoodat hij eindelijk
naai niet meer wist, hoeveel geld en*
en h!0 eigenlijk, had.
als je nu denktdat Ali Effendi
e een rijk man ook een goed en edel
vas, die zijn geld behoorlijk, wist te
ien en ook den armen menschen iets
zijn overvloed gaf, dan heb je het
mis.
li. Ali was gierig, zóó gierig, dat hij al
joie kasteelen verhuurd had en zelf
en eenvoudig hutje woonde. Op reis
deed hij nooit, omdat dit geld kostte
vrouw behandelde hij als een slavin,
elen dag moest ze hard werken, want
lienstineisje kon er zoo zei de gie-
Ali heelemaal niet op overschieten!
zoo kwam het, dat de schatten van
Iffendi zich meer en meer opstapelden
n schatkamers, waarvan hij de sleutels
'uldlg bewaarde en waar niemand ooit
ocht komen.
ar.o ja, ik beloofdè je, dat er in
rhaal een echt wonder zou gebeuren,
luister dan: er gebeurde een wonder,
op een dag toen Ah. in een versleten
i mantel en op afgetrapte schoenen,
wandelingetje maakte, was het hem
ns, alsof er een stem tot hem zei: „Ali,
int een ezel en een slecht mensch. Een
omdat je van al je rijkdommen geen
ipitje geniet en een slecht mensch,
at je anderen er niet van laat genieten.
Ali. beter je leven, vóór het te laat is."
Ali dacht: ..Ja. wien die stem ook toe-
oi t, hij heeft gelijk. Ik ben een ezel en
Hecht mensch geweest, mijn leven
Fn hij besloot, zjjn leven direct te
en.
Middags al begon hij. Hij maakte met
zwaren sleutel een. van zijn schatka-
open, nam er een grooten zak goud-
een uit, liep naar Saïd, den juweelen-
ielaar en kocht daar een prachtig pa-
ïoer. bestaande uit zeventig paarlen.
zóó kostbaar waren, dat er op de heele
ld geen duurder geschenk te koop was.
ogend van voldoening ging Ali naar
en gaf het parelsnoer aan zijn vrouw.
dank Je wel, lieve man" zei deze
at ze was een ouderwetsche Turksche
en die zijn altijd èrg onderdanig),
r in haar hart beefde ze van boosheid
oodra Ali vertrokken was, gooide ze het
henk in een hoek en begon hard te
ken.
loe kom jij zoo verdrietig?" vroeg haar
er Leila, die haar kwam opzoeken.
..Kijk eens, wat een beleecLIging Ali me
heeft aan gedaan! Hij geeft me een snoer
valsche paaiden, die hij zeker voor een paar
centen op de markt heeft gekocht! Niet
eens een nieuwe jurk, ja zelfs geen nieuwen
sluier heeft hij voor me over, die gie
rigaard!"
Leila bekeek de paarlen nieuwsgierig.
„Zouden ze heusch valsch zijn?" zei ze.
EWfcyA* LAÊTk-
Ze gooide ze uit de grap in de muts van
een kreupelen bedelaar.
„O, dacht je soms, dat Ali échte paarlen
zou koopen? Nu, dan ken jij All nog niet!
Hij durft nog geen voet te verzetten, uit
vrees, dat z'n schoenzolen zbllen slijten.
Hier, neem jtf de parels maar, als je ze heb
ben wilt."
„Nu best," zei Leila en ze deed het snoer
om haar hals. Maar *s avonds, toen ze zich
In den spiegel bekeek, vond ze, dat die val
sche paarlen haar echt gewoontjes stonden.
Je kon wel zien, dat ze hoogstens een dub
beltje hadden gekost! Neen, den volgenden
morgen zou ze het snoer niet meer omdoen,
maar het aan haar zusje Suleika geven oni
ermee te spelen. En zoo gebeurde het ook.
Suleika, die pas tien jaar was, wilde de
glanzende bolletjes graag hebben. Ze speel
de er een heele week mee, trok ze van het
snoer en reeg ze weer aan, telkens opnieuw.
Nu eens maakte ze er armbanden van, dan
weer een halsketting en een paar verloor
ze buiten in den tuin.
Maar na een week begonnen de parels
haar te vervelen. Ze had ze weer losgetrok
ken en had geen lust meer om ze nan te
rijgen.
Zoo Weven de parels een poosje in haar
kastje liggen en omdat moeder zei. dat
Suleika die slordige kraaltjes moest oprui
men. nam zij ze op een morgen mee naar
buiten en gooide ze uit de grap in de muts
van een kreupelen bedelaar, die voor de
moskee zat en liep toen zoo hard ze kon
weg. Nu. het was Suleika's geluk, dat de
bedelaar kreupel was. Want hij werd woe
dend en begon onmiddellijk te schelden en
te tieren, en als hij vlugger ter been was
geweest, zou hij het meisje zeker geslagen
hebben 1
Het was dan ook echt leelijk van zoo'n
kind: een handvol kraaltjes inplaats van
een aalmoes! En mopperend gooide de
bedelaar de paarlen in een klein vijvertje
daar in de buurt.
Ze zonken direct naar den bodem en de
eenden en kikvorschen keken er heel ver
wonderd naar. Maar aangezien ze al even
min als de menschen iets wisten van het
wonder, dat er met Ali Effendi gebeurd was,
zwommen ze er verder rustig overheen en
lieten ze stilletjes liggen.
Twintig jaar later woonde er bij het een
denvijvertje een arme koopman met zijn
gezin.
Hij had vroeger in sinaasappels en dadels
gehandeld, maar de tijden waren bitter
slecht en er kwam een dag, dat hij zijn al
lerlaatste spaarcentjes had opgeteerd en nu
niets meer over had.
Zijn vrouw was ziek geworden van narig
heid en zijn kinderen leden honger.
Nu. je begrijpt, dat ze toen allemaal heel
erg verdrietig en moedeloos werden in het
huisje van Joessoef.
Kim je dan niets meer bedenken om wat
geld mee te verdienen?" klaagde de vrouw.
„Niets, heelemaal niets." zuchtte de man.
.Kis er vandaag geen wonder gebeurt, moe
ten we allemaal van honger omkomen!"
Mistroostig zette hij zich op de bank
vcor het huisje, terwijl alle kinderen om
strijd begonnen te huilen en te snikken.
Alleen Risi. het jongste zoontje, dat pas
zes jaar oud was, huilde niet, want hij be
greep heelemaal niet, waar Vader het over
had. Hij vroeg alleen maar: „moeder mag
ik een boterham?" en toen zijn moeder
treurig van neen schudde, liep hij met zijn
leemen bal naar buiten om te spelen.
Dat ging fijn! Al heel gauw was Risi zijn
honger vergeten bij het kijken naar den
bal, dien hij telkens verder gooide en dan
weer opving. Maar opeens: plons! O, daar
was de bal in het vijvertje gevallen! De
eendjes stoven verschrikt opzij en de kik
kers kwaakten boos. En Risi keek met een
sneu gezicht naar de groote kringen in het
water. Maar hij was een dapper kereltje
en liet zich zoo gauw niet uit het veld
slaan. Hij moest en zou zijn bal terugheb
ben. En dus haalde hij fluks een hark en hij
aan het dreggen.
Eenmaal mis, tweemaal mis! Maar bij de
derde keer kwam, bij een heele boel modder,
ook de bal naar boven. Risi spoelde hem af
en legde hem in de zon om te drogen. En