INI D E
flmSTLEYEn
STARK'S SS
LEID5CH DAGBLAD, Donderdag 10 Maart 1938
Derde Blad No. 23913
Nederland op de a.s.
Wereldtentoonstelling te New-York
PARLEMENTAIR OVERZICHT
7)sfe Jaargang
Een onderhoud met Jhr. Mr. A. C. D. de Graeff
Ik ben
geen financieel
O I H l\ l\ O pasta
o
Neerlands deelneming aan de New-Yorksche Wereldtentoonstelling
beteekent vlagvertoon, demonstratie der toeristische mogelijk
heden ln ons eigen land en het naar voren brengen van de
bereikte hoogte der cultuur ln de overzecsche deelen van het RUk
(Van onxen specialen verslaggever).
„N'een, zooals de situatie op dit oogen-
blik is, inag niet verwacht worden, dat
H. K. H. Prinses Juliana of Z. K. II.
Prins Bernhard een bezoek zullen
brengen aan de Wereldtentoonstelling,
welke liet volgend jaar te New-York
wordt gehouden, of dat een van Hun
Beiden deze expositie zal openen
Dit wil niet zeggen", zoo valt de ver
teller zichzelven in de rede, „dat zich
later nog niet een omstandigheid zou
kunnen voordoen, waardoor Hunne
Hoogheden daartoe toch nog zouden
besluiten. Maar op dit oogenblik, is er
in ieder geval geen sprake van...."
En hiermede krijgen wij het antwoord
op de eerste vraag, die wij stelden aan
Zijne Excellentie Jhr. mr, A. C. D. de
Graeff, Oud-Gouverneur-Generaal van
Ned.-Indlë, oud-Minister van Buitenland-
sche Zaken, en oud-gezant te Tokio en
Washington, die onlangs benoemd werd
tot commissaris-generaal van de Neder-
landsche inzending voor de Wereldexpo-
ritie te New-York. In den laatsfen tijd
werden immers ln den lande nog al eens
geruchten vernomen, volgens welke het
in de bedoeling van Prinses Juliana en
Prins Bernhard zou liggen een reis naar
Indlë te maken, waarbij tevens verteld
werd, dat de terugtocht zou gaan vla de
Vereenlgde Staten, en van welke gelegen
heid dan gebruik zou worden gemaakt
om een bezoek te brengen aan de New.-
Yorksche Wereldtentoonstelling, meer in
het bijzonder aan het Nederlandsche pa
viljoen. Uit de stellige woorden van jhr.
De Graeff mag men echter afleiden, dat
er althans voorloopig geen grond bestaat
aan te nemen, dat deze geruchten eenigen
grond van waarheid zouden bevatten.
Jhr. De Graeff heeft ons ontvangen op
een der kamers van het voormalige hotel
Bellevue op den hoek van de Rijnstraat
en den Bezuidenhoutschen weg te 's-Gra-
venhage, waarin o.m, het secretariaat van
de Nederlandsche Inzending is gevestigd
en op uiterst hoffelijke en welwillende
wijze staat hij ons zonder eenlge restrictie
te woord, vertellend, wat thans voor pu
blicatie geschikt is.
„En u vraagt mij nu", zoo gaat jhr. De
Graeff dan verder, „voor welke gebieden
van ons economisch leven, ik deze ten'
toonstelling meer in het bijzonder van
groot belang acht. Maar het antwoord
daarop is niet zoo heel gemakkelijk te
geven. Dat zal u wel blijken uit hetgeen,
ik u nu ga vertellen
De bedoeling is, de Nederlandsche in
zending te splitsen in twee hoofdgroe
pen, die inderdaad ook te veel van
elkaar verschillen, om ze bij elkaar
onder te brengen. Dat zijn dus de
groepen Nederland en Oost-Indië. Be
halve Indië zou ik dan echter ook
moeten noemen Suriname en Curacao.
Omtrent de plannen voor Oost-Indië
kan ik u op het oogenblik evenwel het
meeste vertellen. En dan wijs lk er u in
de eerste plaats op, dat een wereldten-
toonstelling niet beoogt vóór alles een ex
positie te zijn van producten van econo
mische waarde. Er zijn zelfs verschillende
redenen, waaronder enkele die zeer voor
de hand liggen, om daarop in het geheel
niet den nadruk te leggen. Onze Nederland
sche inzending zal het dan ook zeker niet
doen. Wij zullen wel pogen op de tentoon
stelling duidelijk te maken, dat ons Indie
geen wildernis is, maar een deel van een
geciviliseerd Rijk. Daarom zal dus beoogd
worden een indruk te geven van de cul-
tureele beteekenis van Indië, van het on
derwijs, van de gezondheidszorg en van
meer dergelijke. Natuurlijk zal er ook iets
te zien zijn van het bedrijfsleven, maar
daarop zal niét de nadruk worden ge
legd.
Wij willen den bezoekers van de ten
toonstelling, en dat zullen voor een
zeer groot deel natuurlijk Amerikanen
zijn, laten zien, dat er door Nederland
iets gedaan wordt voor de Indische
bevolking. En dat mógen wij ook ge
rust doen, zelfs in concurrentie met
andere koloniale mogendheden, omdat
wij dien anderen mogendheden in vele
opzichten als koloniaal Rijk verre
vooruit zijn. Dit is natuurlijk ook heel
logisch, omdat wij zooveel langer onze
koloniën besturen en ze vooral in de
laatste vijftig jaren uitstekend hebben
beheerd".^
„Is het de bedoeling, onze inzending,
luist om haar gesplitst karakter, ook ln
twee verschillende paviljoens onder te
brengen, Excellentie?"
„Neen, de beide deelen van de Neder
landsche inzending komen in één groot
gebouw, dus onder één da.k. Maar in dat
gebouw zelve wordt de splitsing wél door
gevoerd. Er wordt dus een specia.al Neder
landsche en daarnaast een speciaal Indi
sche afdeeling gevormd. De overgang tus-
schen die twee deelen zal bestaan uit een
min of meer in het donker gehouden tun
nel of viaduct, waarin men dan kennis
maakt met de verkeersmiddelen tusschen
Nederland en Indië. Op die manier wordt
ban een niet geheel onlogische en ietwat
symbolische overgang verkregen, waarbij
"ten dan tevens op ongezochte wijze ln
contact komt met onze mailbooten en met
de K.L.M.-vliegdlensten. In dezen „over
gang" zal men tevens het uitzicht kunnen
hebben op verschillende landschapspun-
ten in den vorm van diorama's of iets in
dien geest."
Jhr. Air. A. C. D. dé Graeff.
„En wat zal bijv. een van de voornaam
ste punten op onze inzending zijn, Excel
lentie?"
,Op den achtergrond van de Indische
inzending zal een grootsch diorama een
plaats vinden. Dit diorama zal vermoede
lijk worden gemaakt door den bekenden
schilder Eland, die op dit gebied groote
ervaring bezit. Dit diorama zal niet een
bepaald deel van Indië in beeld brengen,
maar het zal als hoofddoel hebben een
duidelijken indruk te geven van een In
disch landschap. In het diorama zal ech
ter ook plaats worden Ingeruimd aan een
irrigatiewerk, aan een spoorweg en aan
wellicht nog enkele andere in het Indische
landschap opvallende accenten. Met be
hulp van de moderne belichtingstechniek
hopen wij, dat het mogelijk zal blijken dit
diorama een markant en fraai karakter te
geven. In de Indische afdeeling zullen
dan verder nog maquettes te zien zijn van
belangrijke instellingen, zooals bijv. van
de Medische Hoogeschool, van een modern
havencomplex, van een suikerfabriek, van
een tabaksonderneming en van wellicht
nog enkele andere Instellingen
„De zuiver economische zijde wordt dus
inderdaad wel zeer consequent geheel ach
terwege gelaten
„Deze conclusie Is niet geheel juist.
Want al wordt dus niet de nadruk ge
legd op de economische zijde, er zullen
tóch in enkele zijzalen ook wel degelijk
producten van economische waarde wor
den geëxposeerd. Maar ik accentueer dit
nogmaals: dit blijft op den achtergrond.
Wel zullen wij zoo mogelijk iets van de
inlandsche nijverheid in bedrijf trachten
te exposeeren. En dan denk ik bijv. aan
de vervaardiging van het mooie Batak-
sche houtsnijwerk
„Het tot nu toe door u besproken ge
deelte van de expositie heeft, naar wij
veronderstellen uitsluitend betrekking op
ons Oost-Indië?"
„Dat is inderdaad juist. Het feit, dat
dit deel een zoo overheerschende positie
zal innemen ligt echter voor de hand: de
West-Indische inzending kan nu eenmaal
niet zoo heel belangrijk zijn. En daar de
West-Indische afdeeling zelfs in het ge
heel niet zou harmonieeren met de sfeer
van de Oost-Indische, zal die derhalve
worden ondergebracht in de Nederland
sche afdeeling
„En mogen wij er op hopen, dat ook die
Nederlandsche afdeeling zeer belangrijk
zal worden?"
„Het is het voornemen om de specifiek
Nederlandsche Inzending geheel te plaat
sen „in het teeken" van de touristische
mogelijkheden, die ons vaderland biedt
mr, H. M. Planten, directeur der Alg.
Ned. Ver. voor Vreemdelingenverkeer heeft
daarbij de leiding aangevuld echter met
wat men zou kunnen noemen een meer
economisch georiënteerde tentoonstelling.
Wat dit laatste betreft zal het u echter
wel zonder meer duidelijk zijn, dat ons
land in Amerika niet met veel voor den
dag zal kunnen komen, dat in het bijzon
der den Amerikaan interesseert of Impo
neert. De Amerikaansche industrie bijv. Is
zóó geperfectionneerd, dat men in dat op
zicht zeker niet veel van Nederland kan
leeren. Ik veronderstel dan ook, dat wij
zullen moeten uitkomen met artikelen van
economisch belang, die een meer specifiek
Nederlandsch karakter bezitten
„Is het de bedoeling een bijzonder gróót
gebouw voor de Nederlandsche inzending
te doen bouwen?"
Jhr. De Graeff ziet den interviewer
eens even aanDan klinkt er iets
als lichte ironie in zijn stem, wanneer
hij zegt: „Het wordt grooter, dan wij
wenschenOp de tentoonstelling ïs
te onzer beschikking gesteld een ter
rein van 9000 vierkanten meter. Wii
zijn contractueel verplicht dit terrein
minimaal voor de helft te bebouwen,
hetgeen dus beteekent, dat ons gebouw
een oppervlakte zal moeten krijgen
van minstens 4500 vierkanten meter.
De hoogte mag, exclusief eventueele
torens, 15 meter bedragen. Wanneer
wij nu een hoogte aannemen van ge
middeld 10 meter, dan beteekent dat
cen kubieken inhoud van 45000 meter.
En wanneer men dan eens aan de
hand van Amerikaansche eenheidsprij
zen gaat berekenen, hoeveel de kosten
zijn van een gebouw van zulk een in
houd, dan komt men op een prijs, die
eerder boven dan beneden het millioen
ligt
Dat is dus: een. duur paviljoen!U
begrijpt, dat in een geval als dit hooge
gelegenheidsloonen een belangrijke rol
spelen. Wel hebben de vakvereeniglngen
afgesproken, dat de loonen niet verhoogd
zullen worden, maar het is zeer de vraag,
of, wanneer het hoogtepunt in de bouw-
bedrijvigheid is bereikt, men niet zal
trachten, de reeds aanzienlijke loonen
tóch nog te verhoogen. Daarom is het
jammer al is dat bulten onze schuld
dat wij met den bouw pas zoo laat kun
nen beginnen."
„Is naar uw oordeel. Excellentie, deze
tentoonstelling voor de representatie van
ons vaderland van grooter belang te ach
ten dan andere of vroegere wereldexpo
sities?"
„Stellig is deze tentoonstelling voor Ne
derland van breede beteekenis. Wanneer
immers 54 landen vertegenwoordigd zijn,
mag Nederland alleen niet ontbreken.
Daarom ook ls ons land verplicht goed
voor den dag te komen. En al wordt door
ons op deze expositie dan wel zéér het
accent gelegd op cultureele en minder op
economische waarden, zoo mag men toch
niet vergeten, dat onze deelneming te be
schouwen ls als een vlagvertoon, dat zich
ten deel stelt onzen goodwill ln de we
reld, en meer in het bijzonder in Amerika,
ten doel stelt onzen goodwill in de we-
mate bezitten, te onderhouden. Ziedaar de
hoofdreden, waarom wij juist in Amerika
niet mochten wegblijven. Intusschen is
het natuurlijk voor ons wel een handicap,
dat het tentoonstellingsterrein zoover ligt,
waarbij dan nog komt, dat het benoodig-
de geld, nog niet bijeen is. Want u begrijpt
zóó wel, dat de Regeeringsbijdrage van
drie kwart millioen bij lange na niet vol
doende is, om de kosten te dekken. Ge
lukkig is het daarom maar, dat ln het bij
zonder het Indische bedrijfsleven er prijs
op stelt, dat er goed voor den dag wordt
gekomen".
„Dan nog dit, Excellentie, Door wie
wordt de inzending voorbereid?"
„Wel in de eerste plaats heeft de regee
ring een zeer groote commissie ingesteld
van niet minder dan 80 a 90 leden. Omdat
hiermede uiteraard niet practisch gear
beid kan worden, zijn er eenige werkcom-
missies gevormd te weten: een gebouwen
commissie. onder leiding van jhr, ir. O, C.
A. van Lidt de Jeude, een financieele com
missie onder presidium van den heerWol-
ters van de Rotterdamsche Bankvereeni-
ging, een Indische commissie onder voor
zitterschap van mr. G. H. C. Hart van het
Dep. van Koloniën, een economische Ne
derlandsche commissie onder leiding van
dr. T. P. van der Kooy, van het Depar
tement van Economische Zaken en een
Nederlandsche Cultureele commissie on
der presidium van mr. J. C. A, Everwijn.
De overwelving van deze commissie komt
tot stand door een Coördinatiecommissie
die onder mijn voorzitterschap staat
„Maar één ding weet ik zeker:
ik heb de béste belegging gekozen
om vrouw en kinderen veilig te
stellen. Mijn financieele belangen
zijn in handen van Amstleven, een
bekende, oersolide Maatschappij.
Voor een kleine maandelijksche
premie geef ik mijzelf een onaf-
hankelijken levensavond en bo
vendien heb ik de heerlijke zeker
heid, dat mijn gezin voor zorg en
nood bespaard zal blijven, wan
neer ik hun ontijdig zou ontvallen.
Een groote geruststelling, vooral
in tijden als deze met onzekere
beleggingen en sterk schomme
lende koersen".
Amstleven staat ook voor U
klaar! Diezelfde zekerheid,diezelf
de geruststelling kunt ook U heb
ben, vooreen premie, die in geenen
deele Uw draagkracht te boven
gaat. Zendt ons onderstaande
coupon: de eerste stap om de toe
komst van U en Uw gezin veilig
te stellen.
N V. A'DAMSCHE MIJ. VAN LEVENSVERZEKERING - AMSTERDAM
ADJ. INSPECTEUR VOOR LEIDEN EN OMGEVING:
M. F. ENGELBERTS, HAZERSWOUDE - RIJNDIJK.
PI
ZENDT DEZE COUPON*INGEVULD AAN A
AMSTIEVEN, N. SPIEGEISTR. 17, AMSTERDAM /J
Gelieve mij geheel vrijblijvend Uw tarief: „IDEAAL-
VERZEKERING" toe te zenden.
NAAM -
ADRES LD 5 jfl
7407
„Ten allerlaatste nog deze vraag, EX'
cellentie, verheugt het u nog weer eens in
de Ver. Staten terug te komen
„Dat zeker, want lk heb er vele vrien
den. Maar dat beteekent niet, dat ik er
gedurende geruimen tijd zal verblijven. Ik
denk er een paar malen heen te reizen.
Maar niet vaker dan strikt noodig is.
Want de financiën laten dat niet toe
(Nadruk verboden).
(Ingez. Med.)
■hut
6860
(ingez. .\led.)
Tweede Kamer.
DE VERGUNNING VOOR HET
VESTIGEN VAN BEDRIJVEN.
(Van onzen parlementairen medewerker).
De Tweede Kamer is gisteren aan een
veelbesproken en veelbestreden wetsont
werp begonnen: de Bedrijfsvergunningen-
wet.
De Regeering wil, bij haar streven naar
bevordering der industrieele ontwikkeling
van ons land, beschikken over uitgebrei
der bevoegdheden dan tot dusver, om aan
deze ontwikkeling naar behooren leiding
te kunnen geven. „In de practijk" al
dus de Memorie van Toelichting „deed
zich toch reeds bij herhaling de behoefte
gevoelen aan een bevoegdheid, om de ves
tiging van bedrijven, welke uitbreiding
geeft aan het productie-apparaat in be
drijfstakken, waarin de aanwezige produc
tie-capaciteit al groot genoeg moet wor
den geacht of waarin zelfs een overcapa
citeit aanwezig is, tegen te gaan. Eener-
zijds beteekent zulk een vestiging veelal
verspilling van het in die nieuwe bedrij
ven geïnvesteerde kapitaal, anderzijds ver
kleint een nieuwe vestiging in dergelijke
bedrijfstakken voor de reeds bestaande
ondernemingen waarvan de rentabili
teit in de meeste gevallen toch reeds zeer
gering is of wel geheel ontbreekt in be
langrijke mate de mogelijkheid, om uitein
delijk weder tot een winstgevende produc
tie te komen; meermalen zal zij deze mo
gelijkheid zelfs geheel doen verdwijnen".
Het. is naar de meening der Regeering
dan ook buiten twijfel, „dat, waar tegen
woordig de structuur van het Nederland
sche bedrijfsleven in sterke mate door
overheidsmaatregelen moet worden beïn
vloed, van het initiatief van den indivi-
aueelen ondernemer niet meer die alge-
heele vrijheid kan worden gelaten, welke
ln het verleden gold en toen ook in het
algemeen gerechtvaardigd was."
Op den grondslag van het bovenstaande
bepaalt het ontwerp dat, indien een of
meer ondernemers of een of meer vereeni-
gingen van ondernemers in een tak van
nijverheid daartoe het verzoek doen en
het algemeen belang zulks naar het oor
deel der Kroon wenschelijk maakt, bij al-
gemeenen maatregel van bestuur kan wor
den bepaald, dat een bedrijf, waarin die
tak van nijverheid 'al dan niet uitslui
tend) wordt uitgeoefend, niet zal mogen
worden gevestigd, en ook niet uitgebreid,
zonder daartoe verkregen vergunning. De
Minister mag een dergelijken maatregel ook
bij wijze van voorloopige voorziening tref
fen. Het ontwerp bevat natuurlijk allerlei
nadere bepalingen en omschrijvingen,
maar het algemeene beginsel is dus, dat
voor de vestiging van nieuwe of de uit
breiding van oude bedrijven, in takken
van nijverheid die daartoe zijn aangewe
zen (bij het bestaan van een ondernemers
overeenkomst. of wanneer de betrokken
bedrijfstak wettelijk wordt beschermd, of
wanneer de industrialisatie het eischt)
vergunning noodzakelijk zal zijn. Vandaar
de naam: „Bedrijfsvergunningenwet". Een
vaste commissie uit den Economischen
Raad moet steeds worden gehoord, alvo
rens dergelijke maatregelen worden ge
troffen, en deze commissie is op haar
beurt verplicht, belanghebbenden te hoo-
ren, alsmede de betrokken Bedrijïsraad
(indien deze bestaat) of vertegenwoordi
gers van de betrokken organisaties.
Gelijk wij reeds opmerkten is er over
dit ontwerp al heel veel gestreden, en de
argumenten pro en contra (hoofdzakelijk
loopend over het al of niet aantasten der
bedrijfsvrijheid en over het recht der
Overheid tot ingrijpen) zijn bekend. Dat
deze strijd zich langs dezelfde lijnen zou
afteekenen in het parlement, lag voor de
hand.
Reeds in de redevoeringen van de eerste
t.wee sprekers, den sociaal-democraat ir.
Vos en den liberaal dr. Bierema, liet zich
de tegenstelling zien. al verklaarde laatst
genoemde aan "het eind van zijn rede zich
zijn steun nog voor te behouden. De heer
Vos heeft verklaard, het ontwerp princi
pieel juist te achten, en hij verdedigde
het. maar het gaat volgens hem niet ver
genoeg, met name niet, omdat ook niet
één of meer arbeiders-organisaties bevoegd
heid, welke hier aan de Regeering gegeven
wordt, leek haar wel erg groot. Hoe wordt
eigenlijk uitgemaakt vroeg zij dat
het algemeen belang in het spel is? In elk
geval wenschte zij van het ontwerp een
crisis-ontwerp te maken en er dus een
tijdelijk karakter aan te geven. Deze
wensch werd later ondersteund door haar
christelijk-historischen partijgenoot, den
heer Bakker, die het ontwerp slechts 5 of
G jaar wilde laten werken. Een denkbeeld,
dat de Minister in de stukken reeds heeft
afgewezen. Overigens voelde de heer Bak
ker wel iets meer voor het ontwerp dan
mevr. Mackay, doch hij hoopte op een soe
pele toepassing en juichte toe, dat het
behoefte-element er in voorkomt. De anti-
revolutionnair Boterweg echter vond dat
behoefte-element juist de zwakke plek in
het ontwerp, doch was overigens van oor
deel, dat in onze dagen de Overheid zich
wel degelijk met het bedrijfsleven mag en
moet bemoeien, en dat men het individua
lisme ook op dit gebied moet loslaten:
het aantal voorstanders van de absolute
bedrijfsvrijheid ls meent hij gering
geworden.
Onder de voorstanders schaarde zich ook
de vrijzinnig-democraat Schilthuis, die
toegaf dat de huidige tijdsomstandighe
den maatregelen als de voorgestelde recht
vaardigen, doch op groote voorzichtibheid
bij de toepassing aandrong, opdat groeps
belang niet met algemeen belang zou wor
den verward. De nationaal-socialisten
kwamen tot een andere conclusie: zij zul
len verklaarde de heer De Marchant
tegenstemmen, omdat in het ontwerp
elke „grootsche gedachte" ontbreekt en
zij er geen vertrouwen in kunnen stellen.
Maar de katholiek mr. Kortenhorst ver
dedigde het ontwerp en de anti-revolu-
tionnair Smeenk verzette zich tegen in
schakeling der bedrijfsraden.
Minister Steenberghe heeft, op het eind
van den middag, zijn ontwerp met over
tuiging verdedigd.
Met nadruk heeft hij verzekerd, dat het
ontwerp, wet geworden, met omzichtig
heid en beleid zal worden toegepast. Voor
een lichtvaardige toepassing behoeft men
niet bevreesd te zijn en evenmin is het
vermoeden gewettigd, dat een groepsbe
lang boven het algemeen belang zal prae-
valeeren. Het ontwerp beoogt - zoo schets
te de Minister nog eens het tegengaan
van on-economische vestigingen en uit
breidingen in de betrokken bedrijfstakken,
worden verklaard een verzoek tot het uit- en dit op zichzelf is reeds een groot belang,
"-it» doch evenzeer kan het wél-geven van een
vergunning in het algemeen belang zijn.
De inschakeling van het behoefte-element
achtte de Minister noodig. Gewaakt moet
worden tegen over-bezetting in verschil
lende branches. De Minister ontkende, dat
hij op den stoel der ondernemers wil gaan
zitten; hij heeft geen andere bedoeling
dan dat van staatswege tegen excessen
moet kunnen worden ingegrepen.
Verschillende in het debat geopenbaar
de wenschen heeft de Minister afgewezen.
Hij weigerde niet alleen, om aan het ont
werp een tijdelijk karakter te geven ihet
geldt hier, zei hij, geen crisis-motieven,
maar structureele veranderingen), maar
hij weigerde evenzeer om bedrijfsraden en
arbeiders-organisaties in te schakelen als
bevoegde organen, die om een vestigings
verbod mogen verzoeken. Het is met de
bedrijfsraden nog niet zoo ver, dat ze in
zaken als deze ingeschakeld kunnen wor
den en met een recht van initiatiet toe
gerust.
De Minister gewaagde van „een simpel
wetsontwerp", ten behoeve van het be
drijfsleven.
Heden voortzetting.
vaardigen van een vestigingsverbod in te
dienen. De arbeiders aldus ir. Vos
vervullen een belangrijke rol in het be
drijfsleven en moeten daarom ook in dit
ontwerp worden ingeschakeld. En het
zelfde wilde hij ten aanzien van de be
drijfsraden. een wensch, die nog eens na
der door zijn partijgenoot van der Goes
van Naters werd onderstreept. De heer
Bierema daarentegen voelde voor het ge-
heele ontwerp niet veel. Hij zag daarin
een ongemotiveerde aantasting van de on
dernemers-vrijheid en achtte het gevaar
niet gering, dat men het algemeen belang
zal verwarren met een groepsbelang. En
vroeg hij waar is de waarborg, dat de
Overheid niet zal mistasten, vooral ook
wanneer de bedoeling zal zijn, een be
paalde industrialisatie te doen slagen?
Neen, namens de liberalen verklaarde dr.
Bierema, dat zij voor het ontwerp niet veel
gevoelen, maar zij wachten het antwoord
des Ministers af.
Mevr. MackayKatz, die haar maiden
speech hield als getrouwde vrouw, was ook
al niet erg geestdriftig. Dit rechtstreeksch
ingrijpen van de Overheid in het bedrijfs
leven stond haar niet aan. De bevoegd-