INI D E flmSTLEYEn STARK'S SS LEID5CH DAGBLAD, Donderdag 10 Maart 1938 Derde Blad No. 23913 Nederland op de a.s. Wereldtentoonstelling te New-York PARLEMENTAIR OVERZICHT 7)sfe Jaargang Een onderhoud met Jhr. Mr. A. C. D. de Graeff Ik ben geen financieel O I H l\ l\ O pasta o Neerlands deelneming aan de New-Yorksche Wereldtentoonstelling beteekent vlagvertoon, demonstratie der toeristische mogelijk heden ln ons eigen land en het naar voren brengen van de bereikte hoogte der cultuur ln de overzecsche deelen van het RUk (Van onxen specialen verslaggever). „N'een, zooals de situatie op dit oogen- blik is, inag niet verwacht worden, dat H. K. H. Prinses Juliana of Z. K. II. Prins Bernhard een bezoek zullen brengen aan de Wereldtentoonstelling, welke liet volgend jaar te New-York wordt gehouden, of dat een van Hun Beiden deze expositie zal openen Dit wil niet zeggen", zoo valt de ver teller zichzelven in de rede, „dat zich later nog niet een omstandigheid zou kunnen voordoen, waardoor Hunne Hoogheden daartoe toch nog zouden besluiten. Maar op dit oogenblik, is er in ieder geval geen sprake van...." En hiermede krijgen wij het antwoord op de eerste vraag, die wij stelden aan Zijne Excellentie Jhr. mr, A. C. D. de Graeff, Oud-Gouverneur-Generaal van Ned.-Indlë, oud-Minister van Buitenland- sche Zaken, en oud-gezant te Tokio en Washington, die onlangs benoemd werd tot commissaris-generaal van de Neder- landsche inzending voor de Wereldexpo- ritie te New-York. In den laatsfen tijd werden immers ln den lande nog al eens geruchten vernomen, volgens welke het in de bedoeling van Prinses Juliana en Prins Bernhard zou liggen een reis naar Indlë te maken, waarbij tevens verteld werd, dat de terugtocht zou gaan vla de Vereenlgde Staten, en van welke gelegen heid dan gebruik zou worden gemaakt om een bezoek te brengen aan de New.- Yorksche Wereldtentoonstelling, meer in het bijzonder aan het Nederlandsche pa viljoen. Uit de stellige woorden van jhr. De Graeff mag men echter afleiden, dat er althans voorloopig geen grond bestaat aan te nemen, dat deze geruchten eenigen grond van waarheid zouden bevatten. Jhr. De Graeff heeft ons ontvangen op een der kamers van het voormalige hotel Bellevue op den hoek van de Rijnstraat en den Bezuidenhoutschen weg te 's-Gra- venhage, waarin o.m, het secretariaat van de Nederlandsche Inzending is gevestigd en op uiterst hoffelijke en welwillende wijze staat hij ons zonder eenlge restrictie te woord, vertellend, wat thans voor pu blicatie geschikt is. „En u vraagt mij nu", zoo gaat jhr. De Graeff dan verder, „voor welke gebieden van ons economisch leven, ik deze ten' toonstelling meer in het bijzonder van groot belang acht. Maar het antwoord daarop is niet zoo heel gemakkelijk te geven. Dat zal u wel blijken uit hetgeen, ik u nu ga vertellen De bedoeling is, de Nederlandsche in zending te splitsen in twee hoofdgroe pen, die inderdaad ook te veel van elkaar verschillen, om ze bij elkaar onder te brengen. Dat zijn dus de groepen Nederland en Oost-Indië. Be halve Indië zou ik dan echter ook moeten noemen Suriname en Curacao. Omtrent de plannen voor Oost-Indië kan ik u op het oogenblik evenwel het meeste vertellen. En dan wijs lk er u in de eerste plaats op, dat een wereldten- toonstelling niet beoogt vóór alles een ex positie te zijn van producten van econo mische waarde. Er zijn zelfs verschillende redenen, waaronder enkele die zeer voor de hand liggen, om daarop in het geheel niet den nadruk te leggen. Onze Nederland sche inzending zal het dan ook zeker niet doen. Wij zullen wel pogen op de tentoon stelling duidelijk te maken, dat ons Indie geen wildernis is, maar een deel van een geciviliseerd Rijk. Daarom zal dus beoogd worden een indruk te geven van de cul- tureele beteekenis van Indië, van het on derwijs, van de gezondheidszorg en van meer dergelijke. Natuurlijk zal er ook iets te zien zijn van het bedrijfsleven, maar daarop zal niét de nadruk worden ge legd. Wij willen den bezoekers van de ten toonstelling, en dat zullen voor een zeer groot deel natuurlijk Amerikanen zijn, laten zien, dat er door Nederland iets gedaan wordt voor de Indische bevolking. En dat mógen wij ook ge rust doen, zelfs in concurrentie met andere koloniale mogendheden, omdat wij dien anderen mogendheden in vele opzichten als koloniaal Rijk verre vooruit zijn. Dit is natuurlijk ook heel logisch, omdat wij zooveel langer onze koloniën besturen en ze vooral in de laatste vijftig jaren uitstekend hebben beheerd".^ „Is het de bedoeling, onze inzending, luist om haar gesplitst karakter, ook ln twee verschillende paviljoens onder te brengen, Excellentie?" „Neen, de beide deelen van de Neder landsche inzending komen in één groot gebouw, dus onder één da.k. Maar in dat gebouw zelve wordt de splitsing wél door gevoerd. Er wordt dus een specia.al Neder landsche en daarnaast een speciaal Indi sche afdeeling gevormd. De overgang tus- schen die twee deelen zal bestaan uit een min of meer in het donker gehouden tun nel of viaduct, waarin men dan kennis maakt met de verkeersmiddelen tusschen Nederland en Indië. Op die manier wordt ban een niet geheel onlogische en ietwat symbolische overgang verkregen, waarbij "ten dan tevens op ongezochte wijze ln contact komt met onze mailbooten en met de K.L.M.-vliegdlensten. In dezen „over gang" zal men tevens het uitzicht kunnen hebben op verschillende landschapspun- ten in den vorm van diorama's of iets in dien geest." Jhr. Air. A. C. D. dé Graeff. „En wat zal bijv. een van de voornaam ste punten op onze inzending zijn, Excel lentie?" ,Op den achtergrond van de Indische inzending zal een grootsch diorama een plaats vinden. Dit diorama zal vermoede lijk worden gemaakt door den bekenden schilder Eland, die op dit gebied groote ervaring bezit. Dit diorama zal niet een bepaald deel van Indië in beeld brengen, maar het zal als hoofddoel hebben een duidelijken indruk te geven van een In disch landschap. In het diorama zal ech ter ook plaats worden Ingeruimd aan een irrigatiewerk, aan een spoorweg en aan wellicht nog enkele andere in het Indische landschap opvallende accenten. Met be hulp van de moderne belichtingstechniek hopen wij, dat het mogelijk zal blijken dit diorama een markant en fraai karakter te geven. In de Indische afdeeling zullen dan verder nog maquettes te zien zijn van belangrijke instellingen, zooals bijv. van de Medische Hoogeschool, van een modern havencomplex, van een suikerfabriek, van een tabaksonderneming en van wellicht nog enkele andere Instellingen „De zuiver economische zijde wordt dus inderdaad wel zeer consequent geheel ach terwege gelaten „Deze conclusie Is niet geheel juist. Want al wordt dus niet de nadruk ge legd op de economische zijde, er zullen tóch in enkele zijzalen ook wel degelijk producten van economische waarde wor den geëxposeerd. Maar ik accentueer dit nogmaals: dit blijft op den achtergrond. Wel zullen wij zoo mogelijk iets van de inlandsche nijverheid in bedrijf trachten te exposeeren. En dan denk ik bijv. aan de vervaardiging van het mooie Batak- sche houtsnijwerk „Het tot nu toe door u besproken ge deelte van de expositie heeft, naar wij veronderstellen uitsluitend betrekking op ons Oost-Indië?" „Dat is inderdaad juist. Het feit, dat dit deel een zoo overheerschende positie zal innemen ligt echter voor de hand: de West-Indische inzending kan nu eenmaal niet zoo heel belangrijk zijn. En daar de West-Indische afdeeling zelfs in het ge heel niet zou harmonieeren met de sfeer van de Oost-Indische, zal die derhalve worden ondergebracht in de Nederland sche afdeeling „En mogen wij er op hopen, dat ook die Nederlandsche afdeeling zeer belangrijk zal worden?" „Het is het voornemen om de specifiek Nederlandsche Inzending geheel te plaat sen „in het teeken" van de touristische mogelijkheden, die ons vaderland biedt mr, H. M. Planten, directeur der Alg. Ned. Ver. voor Vreemdelingenverkeer heeft daarbij de leiding aangevuld echter met wat men zou kunnen noemen een meer economisch georiënteerde tentoonstelling. Wat dit laatste betreft zal het u echter wel zonder meer duidelijk zijn, dat ons land in Amerika niet met veel voor den dag zal kunnen komen, dat in het bijzon der den Amerikaan interesseert of Impo neert. De Amerikaansche industrie bijv. Is zóó geperfectionneerd, dat men in dat op zicht zeker niet veel van Nederland kan leeren. Ik veronderstel dan ook, dat wij zullen moeten uitkomen met artikelen van economisch belang, die een meer specifiek Nederlandsch karakter bezitten „Is het de bedoeling een bijzonder gróót gebouw voor de Nederlandsche inzending te doen bouwen?" Jhr. De Graeff ziet den interviewer eens even aanDan klinkt er iets als lichte ironie in zijn stem, wanneer hij zegt: „Het wordt grooter, dan wij wenschenOp de tentoonstelling ïs te onzer beschikking gesteld een ter rein van 9000 vierkanten meter. Wii zijn contractueel verplicht dit terrein minimaal voor de helft te bebouwen, hetgeen dus beteekent, dat ons gebouw een oppervlakte zal moeten krijgen van minstens 4500 vierkanten meter. De hoogte mag, exclusief eventueele torens, 15 meter bedragen. Wanneer wij nu een hoogte aannemen van ge middeld 10 meter, dan beteekent dat cen kubieken inhoud van 45000 meter. En wanneer men dan eens aan de hand van Amerikaansche eenheidsprij zen gaat berekenen, hoeveel de kosten zijn van een gebouw van zulk een in houd, dan komt men op een prijs, die eerder boven dan beneden het millioen ligt Dat is dus: een. duur paviljoen!U begrijpt, dat in een geval als dit hooge gelegenheidsloonen een belangrijke rol spelen. Wel hebben de vakvereeniglngen afgesproken, dat de loonen niet verhoogd zullen worden, maar het is zeer de vraag, of, wanneer het hoogtepunt in de bouw- bedrijvigheid is bereikt, men niet zal trachten, de reeds aanzienlijke loonen tóch nog te verhoogen. Daarom is het jammer al is dat bulten onze schuld dat wij met den bouw pas zoo laat kun nen beginnen." „Is naar uw oordeel. Excellentie, deze tentoonstelling voor de representatie van ons vaderland van grooter belang te ach ten dan andere of vroegere wereldexpo sities?" „Stellig is deze tentoonstelling voor Ne derland van breede beteekenis. Wanneer immers 54 landen vertegenwoordigd zijn, mag Nederland alleen niet ontbreken. Daarom ook ls ons land verplicht goed voor den dag te komen. En al wordt door ons op deze expositie dan wel zéér het accent gelegd op cultureele en minder op economische waarden, zoo mag men toch niet vergeten, dat onze deelneming te be schouwen ls als een vlagvertoon, dat zich ten deel stelt onzen goodwill ln de we reld, en meer in het bijzonder in Amerika, ten doel stelt onzen goodwill in de we- mate bezitten, te onderhouden. Ziedaar de hoofdreden, waarom wij juist in Amerika niet mochten wegblijven. Intusschen is het natuurlijk voor ons wel een handicap, dat het tentoonstellingsterrein zoover ligt, waarbij dan nog komt, dat het benoodig- de geld, nog niet bijeen is. Want u begrijpt zóó wel, dat de Regeeringsbijdrage van drie kwart millioen bij lange na niet vol doende is, om de kosten te dekken. Ge lukkig is het daarom maar, dat ln het bij zonder het Indische bedrijfsleven er prijs op stelt, dat er goed voor den dag wordt gekomen". „Dan nog dit, Excellentie, Door wie wordt de inzending voorbereid?" „Wel in de eerste plaats heeft de regee ring een zeer groote commissie ingesteld van niet minder dan 80 a 90 leden. Omdat hiermede uiteraard niet practisch gear beid kan worden, zijn er eenige werkcom- missies gevormd te weten: een gebouwen commissie. onder leiding van jhr, ir. O, C. A. van Lidt de Jeude, een financieele com missie onder presidium van den heerWol- ters van de Rotterdamsche Bankvereeni- ging, een Indische commissie onder voor zitterschap van mr. G. H. C. Hart van het Dep. van Koloniën, een economische Ne derlandsche commissie onder leiding van dr. T. P. van der Kooy, van het Depar tement van Economische Zaken en een Nederlandsche Cultureele commissie on der presidium van mr. J. C. A, Everwijn. De overwelving van deze commissie komt tot stand door een Coördinatiecommissie die onder mijn voorzitterschap staat „Maar één ding weet ik zeker: ik heb de béste belegging gekozen om vrouw en kinderen veilig te stellen. Mijn financieele belangen zijn in handen van Amstleven, een bekende, oersolide Maatschappij. Voor een kleine maandelijksche premie geef ik mijzelf een onaf- hankelijken levensavond en bo vendien heb ik de heerlijke zeker heid, dat mijn gezin voor zorg en nood bespaard zal blijven, wan neer ik hun ontijdig zou ontvallen. Een groote geruststelling, vooral in tijden als deze met onzekere beleggingen en sterk schomme lende koersen". Amstleven staat ook voor U klaar! Diezelfde zekerheid,diezelf de geruststelling kunt ook U heb ben, vooreen premie, die in geenen deele Uw draagkracht te boven gaat. Zendt ons onderstaande coupon: de eerste stap om de toe komst van U en Uw gezin veilig te stellen. N V. A'DAMSCHE MIJ. VAN LEVENSVERZEKERING - AMSTERDAM ADJ. INSPECTEUR VOOR LEIDEN EN OMGEVING: M. F. ENGELBERTS, HAZERSWOUDE - RIJNDIJK. PI ZENDT DEZE COUPON*INGEVULD AAN A AMSTIEVEN, N. SPIEGEISTR. 17, AMSTERDAM /J Gelieve mij geheel vrijblijvend Uw tarief: „IDEAAL- VERZEKERING" toe te zenden. NAAM - ADRES LD 5 jfl 7407 „Ten allerlaatste nog deze vraag, EX' cellentie, verheugt het u nog weer eens in de Ver. Staten terug te komen „Dat zeker, want lk heb er vele vrien den. Maar dat beteekent niet, dat ik er gedurende geruimen tijd zal verblijven. Ik denk er een paar malen heen te reizen. Maar niet vaker dan strikt noodig is. Want de financiën laten dat niet toe (Nadruk verboden). (Ingez. Med.) ■hut 6860 (ingez. .\led.) Tweede Kamer. DE VERGUNNING VOOR HET VESTIGEN VAN BEDRIJVEN. (Van onzen parlementairen medewerker). De Tweede Kamer is gisteren aan een veelbesproken en veelbestreden wetsont werp begonnen: de Bedrijfsvergunningen- wet. De Regeering wil, bij haar streven naar bevordering der industrieele ontwikkeling van ons land, beschikken over uitgebrei der bevoegdheden dan tot dusver, om aan deze ontwikkeling naar behooren leiding te kunnen geven. „In de practijk" al dus de Memorie van Toelichting „deed zich toch reeds bij herhaling de behoefte gevoelen aan een bevoegdheid, om de ves tiging van bedrijven, welke uitbreiding geeft aan het productie-apparaat in be drijfstakken, waarin de aanwezige produc tie-capaciteit al groot genoeg moet wor den geacht of waarin zelfs een overcapa citeit aanwezig is, tegen te gaan. Eener- zijds beteekent zulk een vestiging veelal verspilling van het in die nieuwe bedrij ven geïnvesteerde kapitaal, anderzijds ver kleint een nieuwe vestiging in dergelijke bedrijfstakken voor de reeds bestaande ondernemingen waarvan de rentabili teit in de meeste gevallen toch reeds zeer gering is of wel geheel ontbreekt in be langrijke mate de mogelijkheid, om uitein delijk weder tot een winstgevende produc tie te komen; meermalen zal zij deze mo gelijkheid zelfs geheel doen verdwijnen". Het. is naar de meening der Regeering dan ook buiten twijfel, „dat, waar tegen woordig de structuur van het Nederland sche bedrijfsleven in sterke mate door overheidsmaatregelen moet worden beïn vloed, van het initiatief van den indivi- aueelen ondernemer niet meer die alge- heele vrijheid kan worden gelaten, welke ln het verleden gold en toen ook in het algemeen gerechtvaardigd was." Op den grondslag van het bovenstaande bepaalt het ontwerp dat, indien een of meer ondernemers of een of meer vereeni- gingen van ondernemers in een tak van nijverheid daartoe het verzoek doen en het algemeen belang zulks naar het oor deel der Kroon wenschelijk maakt, bij al- gemeenen maatregel van bestuur kan wor den bepaald, dat een bedrijf, waarin die tak van nijverheid 'al dan niet uitslui tend) wordt uitgeoefend, niet zal mogen worden gevestigd, en ook niet uitgebreid, zonder daartoe verkregen vergunning. De Minister mag een dergelijken maatregel ook bij wijze van voorloopige voorziening tref fen. Het ontwerp bevat natuurlijk allerlei nadere bepalingen en omschrijvingen, maar het algemeene beginsel is dus, dat voor de vestiging van nieuwe of de uit breiding van oude bedrijven, in takken van nijverheid die daartoe zijn aangewe zen (bij het bestaan van een ondernemers overeenkomst. of wanneer de betrokken bedrijfstak wettelijk wordt beschermd, of wanneer de industrialisatie het eischt) vergunning noodzakelijk zal zijn. Vandaar de naam: „Bedrijfsvergunningenwet". Een vaste commissie uit den Economischen Raad moet steeds worden gehoord, alvo rens dergelijke maatregelen worden ge troffen, en deze commissie is op haar beurt verplicht, belanghebbenden te hoo- ren, alsmede de betrokken Bedrijïsraad (indien deze bestaat) of vertegenwoordi gers van de betrokken organisaties. Gelijk wij reeds opmerkten is er over dit ontwerp al heel veel gestreden, en de argumenten pro en contra (hoofdzakelijk loopend over het al of niet aantasten der bedrijfsvrijheid en over het recht der Overheid tot ingrijpen) zijn bekend. Dat deze strijd zich langs dezelfde lijnen zou afteekenen in het parlement, lag voor de hand. Reeds in de redevoeringen van de eerste t.wee sprekers, den sociaal-democraat ir. Vos en den liberaal dr. Bierema, liet zich de tegenstelling zien. al verklaarde laatst genoemde aan "het eind van zijn rede zich zijn steun nog voor te behouden. De heer Vos heeft verklaard, het ontwerp princi pieel juist te achten, en hij verdedigde het. maar het gaat volgens hem niet ver genoeg, met name niet, omdat ook niet één of meer arbeiders-organisaties bevoegd heid, welke hier aan de Regeering gegeven wordt, leek haar wel erg groot. Hoe wordt eigenlijk uitgemaakt vroeg zij dat het algemeen belang in het spel is? In elk geval wenschte zij van het ontwerp een crisis-ontwerp te maken en er dus een tijdelijk karakter aan te geven. Deze wensch werd later ondersteund door haar christelijk-historischen partijgenoot, den heer Bakker, die het ontwerp slechts 5 of G jaar wilde laten werken. Een denkbeeld, dat de Minister in de stukken reeds heeft afgewezen. Overigens voelde de heer Bak ker wel iets meer voor het ontwerp dan mevr. Mackay, doch hij hoopte op een soe pele toepassing en juichte toe, dat het behoefte-element er in voorkomt. De anti- revolutionnair Boterweg echter vond dat behoefte-element juist de zwakke plek in het ontwerp, doch was overigens van oor deel, dat in onze dagen de Overheid zich wel degelijk met het bedrijfsleven mag en moet bemoeien, en dat men het individua lisme ook op dit gebied moet loslaten: het aantal voorstanders van de absolute bedrijfsvrijheid ls meent hij gering geworden. Onder de voorstanders schaarde zich ook de vrijzinnig-democraat Schilthuis, die toegaf dat de huidige tijdsomstandighe den maatregelen als de voorgestelde recht vaardigen, doch op groote voorzichtibheid bij de toepassing aandrong, opdat groeps belang niet met algemeen belang zou wor den verward. De nationaal-socialisten kwamen tot een andere conclusie: zij zul len verklaarde de heer De Marchant tegenstemmen, omdat in het ontwerp elke „grootsche gedachte" ontbreekt en zij er geen vertrouwen in kunnen stellen. Maar de katholiek mr. Kortenhorst ver dedigde het ontwerp en de anti-revolu- tionnair Smeenk verzette zich tegen in schakeling der bedrijfsraden. Minister Steenberghe heeft, op het eind van den middag, zijn ontwerp met over tuiging verdedigd. Met nadruk heeft hij verzekerd, dat het ontwerp, wet geworden, met omzichtig heid en beleid zal worden toegepast. Voor een lichtvaardige toepassing behoeft men niet bevreesd te zijn en evenmin is het vermoeden gewettigd, dat een groepsbe lang boven het algemeen belang zal prae- valeeren. Het ontwerp beoogt - zoo schets te de Minister nog eens het tegengaan van on-economische vestigingen en uit breidingen in de betrokken bedrijfstakken, worden verklaard een verzoek tot het uit- en dit op zichzelf is reeds een groot belang, "-it» doch evenzeer kan het wél-geven van een vergunning in het algemeen belang zijn. De inschakeling van het behoefte-element achtte de Minister noodig. Gewaakt moet worden tegen over-bezetting in verschil lende branches. De Minister ontkende, dat hij op den stoel der ondernemers wil gaan zitten; hij heeft geen andere bedoeling dan dat van staatswege tegen excessen moet kunnen worden ingegrepen. Verschillende in het debat geopenbaar de wenschen heeft de Minister afgewezen. Hij weigerde niet alleen, om aan het ont werp een tijdelijk karakter te geven ihet geldt hier, zei hij, geen crisis-motieven, maar structureele veranderingen), maar hij weigerde evenzeer om bedrijfsraden en arbeiders-organisaties in te schakelen als bevoegde organen, die om een vestigings verbod mogen verzoeken. Het is met de bedrijfsraden nog niet zoo ver, dat ze in zaken als deze ingeschakeld kunnen wor den en met een recht van initiatiet toe gerust. De Minister gewaagde van „een simpel wetsontwerp", ten behoeve van het be drijfsleven. Heden voortzetting. vaardigen van een vestigingsverbod in te dienen. De arbeiders aldus ir. Vos vervullen een belangrijke rol in het be drijfsleven en moeten daarom ook in dit ontwerp worden ingeschakeld. En het zelfde wilde hij ten aanzien van de be drijfsraden. een wensch, die nog eens na der door zijn partijgenoot van der Goes van Naters werd onderstreept. De heer Bierema daarentegen voelde voor het ge- heele ontwerp niet veel. Hij zag daarin een ongemotiveerde aantasting van de on dernemers-vrijheid en achtte het gevaar niet gering, dat men het algemeen belang zal verwarren met een groepsbelang. En vroeg hij waar is de waarborg, dat de Overheid niet zal mistasten, vooral ook wanneer de bedoeling zal zijn, een be paalde industrialisatie te doen slagen? Neen, namens de liberalen verklaarde dr. Bierema, dat zij voor het ontwerp niet veel gevoelen, maar zij wachten het antwoord des Ministers af. Mevr. MackayKatz, die haar maiden speech hield als getrouwde vrouw, was ook al niet erg geestdriftig. Dit rechtstreeksch ingrijpen van de Overheid in het bedrijfs leven stond haar niet aan. De bevoegd-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 9