Ontzettende brand te Delft De nieuwe directeur der Nederlandsche Spoorwegen LEIDSCH DAGBLAD - Vierde Blad Maandag 7 Maart 1938 Vijf perceelen in de asch gelegd 0 Een overzicht van de blusschingswerkzaamheden tijdens den hevigen brand, die Zaterdagavond en -nacht in een oud stadsgedeelte van Delft woedde. Potkachel vermoedelijk oorzaak der vuurzee. Zaterdagavond te ruim half twaalf heeft in de Peperstraat te Delft een ontzettende brand gewoed, waardoor niet minder dan vi.if perceelen geheel zijn uitgebrand. Deze hevige brand woedde in het hartje van het oude gedeelte van Delft, waar de huizen dicht opeen gedrongen staan, zoodat de vuurzee al spoedig een angstwekkendien vorm aannam, ondanks het feit, dat de brandweer, die voor een ontzaglijk zware taak stond, met alle macht hc-t blusschingswerk aanving. Een groote verwoesting is aangericht, terwijl de vuurzee veel ontsteltenis teweeg bracht. Dank zij het kranig optreden van de brandweer kon deze zware brand ten slotte overmeesterd worden. Vlammen barstten los. Hei was precies vijf minuten over half twaalf, toen voorbijgangers opschrikten door het rinkelen van «las. Het bleek dat de lingeriezaak „Het Goedkoope Huis", ge vestigd in de benedenverdieping van pand Peperstraat 4. in brand stond. De voorbij gangers zagen, hoe de ruit in stukken knapte en op hetzelfde oogenblik zagen zij de vlammen met kracht naar buiten slaan. Slechts enkele tellen later barstten de ramen van de boven den winkel gelegen opslagruimte, die niet minder dan vier verdiepingen hoog is. van de muziekinstru- mentenhandel Hees en Co. Bijna tegelij kertijd sloegen de vlammen over naar den uurwerkwinkel van den heer K. Vos. Peper, straat 5. De vensters bezweken en in een ommezien stond het woonhuis boven den winkel in lichterlaaie. Aan beide zijden van de straat greep het vuur snel om zich heen en weldra brandden ook het pand Peperstraat 6. waarin de schoenenzaak N.V. Th. Lammers is gevestigd en het pand Peperstraat 3, waarin zich het sigaren magazijn van den heer Saraber bevindt. De brandweer komt. Zoodra de brand ontdekt was en het bleek met welk een felheid hij woedde, maakte zich een hevige schril: van de menschen meester en waarschuwde men de politie. De politie-brandweer. die onmiddel lijk met de groote motorspuit uitrukte, «was zeer spoedig ter plaatse. Ook arri veerde de burgemeesrter van Delft mr. G. v. Baren. Snel werden de slangen uitgelegd, en in een minimum van tijd kon water worden gegeven. Echter kon men voor- loopig niet arnders doen, dan van de straat af naar de vuurhaarden spuiten. Men stond dan ook vrijwel machteloos tegenover de vuurzee Nauwelijks was men echter bezig, of de commissaris, de heer U. v. d. Zee versche p ter plaatse. Hij requireerde direct de overige twee motorspui en en den lad- dr-waven en verzocht den bedrijfschef van de NV. Ned. Gist- en Spiritusfabriek ziin srui' in gereedheid te willen houden, om eventueel te kunnen uitrukken. Hulp van alle kanten. Onder leiding van den commissaris werd met voortvarendheid het blusschingswerk ver hand genomen. Twee spuiten werden geplaatst aan de gracht van het Oude Delft en een aan de gracht van de Koornmarkt. In de Peper straat werd de ladderwagen uitgezet, ter wijl losse brandladders met veel moeite aan de achterzijde van de panden 4 en 6 werden gebracht. Voorzien van rookinaskers drongen de politiemannen met de slangen de brandende panden binnen, terwijl an deren slangen via dc brandladders leidden. In totaal werd het vuur met veertien stralen aangetast. Niettemin bleef het voorloopig in al zijn hevig heid doorbranden. Tot ver in de om geving was tegen den nachtelijken hemel de vuurgloed waar te nemen en van alle kanten stroomden nieuws gierigen toe. Voor de veiligheid werd de straat echter afgesloten. De politie ondervond daarbij,, medewerking van militaire politie, van dienstplichtigen die met verlof waren en toevallig ge tuige waren van den brand en van padvinders.m Een rose gloed hing over de stad. Vlam men laaiden wild op aan weerszijden van d« smalle winkelstraat, waarin de politie mannen hun zwaren strijd tegen de wilde vuurzee streden Het water stond in de straat tot over de trottoirs, die bezaaid waren met glasscherven en in dien poel van glas en water lag een wirwar van slangen In den gloed der vlammen was het een wonderlijk, een vreemd schouwspel en de honderden, die waren samengestroomd, zagen er gefascineerd naar. Op zoek naar een familie. Omstreeks middernacht, toen het vuur nog in alle hevigheid woedde, ontstond er beweging onder het publiek. Niemand had de familie Vos het brandende pand zien verlaten, terwijl toch de heele voorzijde in lichterlaaie stond. Wilde geruchten deden de ronde en aanvankelijk verkeerde iedereen in het onzekere over het lot van de familie Vos. Tegen half een kreeg men geluk kig de zekerheid dat de familie Vos zich in veiligheid had kunnen stellen, via een achteruitgang en onderdak bij kennissen had gevonden. De heer Vos en zijn echtgenoote waren nog niet naar bed, toen zij den brand ontdekten. De uitgang naar de straat was toen eehter al geheel versperd, doch via een poort kon het echtpaar met zijn zoon en dochter, die reeds te bed lagen, het huis aan de achterzijde verlaten. Mevrouw Saraber, die alleen thuis was en ziekelijk is. kon haar woning niet verlaten, doch werd nog tijdig door den agent Blom in veiligheid gebracht. De andere panden waren niet bewoond. Achter het pand van de N.V, Lammers s.ond nog een pand in brand, waarin de toon kamers van de firma Hees en Co ge vestigd zijn. Ook hierin brandde het hevig en slechts met moeite kon de winkel van deze firma, in pand nummer 8. behouden blijven. Hierin werd echter door het water zeer groote schade aangericht. Bewonderenswaardig optreden. De politie, die voor niet minder dan vijf brandende panden stond, had bil het zware blu'sschingswerk nog aandacht te schenken aan belendendJe perceelen, waarvan de étalageruiten reeds gesprongen waren. Op een werkelijk bewonderenswaardige wijze hebben de politiemannen tegen het vuur gestreden. Van het zes verdiepingen tel lende pand nummer 4 stortten de plafonds in. Een van die brandweerlieden werd door een uitslaande vlam aan het gelaat ge wond. doch even later hielp hij weer dapper mee. Een ander werd echter zoo danig door den rook verstikt, dat hij naai' het bureau moest worden overgebracht om bii te komen. Te omstreeks één uur waren de panden van de heeren Vos en Saraber vrijwel to taal uitgebrand en kon de volle aandacht besteed worden aan de perceelen aan den overkant van de straat waarin de vlammen telkens weer oplaaiden. Toch. tegen half twee. liet het zich aanzien, dat men het vuur weldra onder de knie zou hebben en gevaar voor uitbreiding geweken was. Dc laatste opflikkering. Een der spuiten kon dan ook naar het bureau terug worden gezonden. Met de beide overgebleven spulten moest men echter nog flink dborwerken. want om kiwart over twee laaiden de vlammen nog op achterin de lingeriezaak. Het was de laatste opflikkering, want tegen drie uur was de brand zoover gebluscht. dat nog slechts een spuit en de ladderwagen ter plaatse moesten blijven om zoo nu en dian od enkele punten water te geven wraar het vuur weer wilde oplaaien. De vermoedelijke oorzaak. De eigenaar van de lingeriezaak de heer de Klerk Wolters, die vroeger in Rotterdam, doch sedert kort in Delft woont, was niet op het terrein van den brand aanwezig. Door den chef der recherche werd een onderzoek naar hem ingesteld. Hij bleek niet thuis te zijn en kwam eerst tegen half drie aan zijn woning. Tegenover de politie ver klaarde hij, dat het zijn gewoonte is om 's nachts een potkachel in den winkel te laten branden, waarvan de pijp niet erg solide meer is. De heer de Klerk verklaarde zeer laag verzekerd te zijn, terwijl een groote voorraad artikelen in de zaak was opgeslagen. De politie heeft reden om aan te nemen dat de oorzaak van den brand moet worden gezocht in de brandende kachel. Een ontzaglijke ravage. Om vier uur in den ochtend was het mogelijk eenlgszins een indruk te krijgen van de ontzaglijke ravage, die is aange richt. De toon kamers en de opslagruimte van de firma Hees en Co. zijn totaal uit gebrand. terwijl in dien winkel groote waterschade werdt aangericht. De schade, die nog niet geschat kon worden, doch ongetwijfeld zeer hoog is. wordt door ver zekering gedekt. De lingeriezaak, die gelijk gezegd slechts laag verzekerd is, is geheel in de asch gelegd. De schade in de N.V. Lammers is vooral groot doordat de voorraad, die in het magazijn was op geslagen, geheel verloren is gegaan. Ook hier dekt de verzekering de schade. Groote schade werd ook aangericht in den winkel en in het woonhuis van den heer Vos. die echter eveneens verzekerd is. De boven verdiepingen van het perceel van den heer Saraber zijn evenzoo verwoest, de aange richte schade wordt oök in dit geval door verzekering gedekt. De omwonenden heb ben zoo goed als geen waterschade beko men; zij werden slechts gedupeerd door het springen van die etalageruiten. De Peperstraat blijft voorloopig streng afgesloten. Amerikaansche sporen adverteeren in dagbladen. Een groep Amerikaansche spoorweg maatschappijen adverteert reeds eenige jaren, gedeeltelijk collectief maar vnl. individueel, in de voor naamste Amerikaansche dagbladen. Van deze groep werden ons de vol gende cijfers medegedeeld: In 1936 werd 682.848 dollar méér aan dagbladreclame besteed dan in 1935, waardoor het budget voor dagblad reclame op rond 5 millloen kwam. Het aantal „passenger miles" is in één jaar tijds met 21 °/o gestegen. Het aantal mijlen afgelegd door vrachtwagons (uitsluitend met klei nere vrachten, minder dan volle wagons), steeg met circa 3.000.000 mijlen. De verdiensten stegen met 168.000.000 of 33 »/o. Aan arbeidsloon werd 205.000.000 meer uitbetaald; de uitgaven voor materiaal en voorraden stegen met 210.000.000. 7263 Slechts enkele cijfers, die getuigen welk een invloed doelmatige reclame- methodes op de geheele samen leving kunnen hebben en welk een uiterst belangrijke functie dagblad reclame hierbij vervult. Ongetwijfeld zullen ook andere factoren deze gun stige ontwikkeling hebben bevorderd, doch veilig kan worden aangeno men, dat doelmatig toegepaste dag bladreclame hier één der belang rijkste factoren is geweest. Het verzoek van de Commissarissen om prof. dr. ir. J. Goudriaan als opvolger van wijlen ir. E. C. W. van Dijk op de voordracht te mogen zetten, was voor dezen een even groote verras sing als vreugde (Van onzen specinlen verslaggever). Zij, die reeds het voorrecht hebben gehad met prof. dr. ir. J. Goudriaan in contact te zijn geweest, hetzij in diens functie van Inspecteur van den Arbeid, hetzij als directeur van het Centrale Normaiisatiebureau, als hoofd-ingenieur van de Maatschappij „Fijenoord", als onder-directeur van de N.V. Philips' Gloeilampenfabriek of als hooglceraar, zullen kunnen be amen, dat de Commissarissen van dc Nederlandsche Spoorwegen moeilijk een betere keuze hadden kunnen doen dan juist hém op de voordracht te plaatsen voor directeur van de Spoor wegen, waarbij hij wijlen ir. E. C. W. van Dijk als zoodanig zal opvolgen. Prof. Dr. Ir. J. Goudriaan. Een man van breede allure, met een frisschen kijk op de vele problemen, welke hij in zijn leven heeft moeten overwinnen, problemen, waarmede hij bij de N. S. eveneens weer te maken zal krijgen. „Partir, c'est mourir een peu!" Prof. Goudriaan, die op uiterst welwillende en gastvrije wijze den nieuwsgieringen jour nalist ontving, naar aanleiding van zijn te verwachten benoeming, zegt het, daar bij doelende op den werkkring bij Philips, die hem zoo dierbaar is. „Natuurlijk, het was voor mij een verrassing en een vreug devoile verrassing, toen men mij, nu en kele weken geleden, polste, over een even- tueele benoeming tot directeur van de grootste vervoersorganisatie hier te lande. En zoodra ik, met ingang van 1 Juni de finitief In functie treed, zal ik mij, met al mijn enthousiasme en kracht, die Ik bezit, aan deze taak wijden. Dit neemt niet weg, dat ik van vele goede vrienden in Eindhoven afscheid zal moeten nemen... Mijn loopbaan? Laat ik beginnen met mijn eerste functie, die van inspecteur van den arbeid. Vier jaar lang. van 19161920, was ik als zoodanig te Amsterdam werk zaam. Daarna ben ik tot 1922 In centralen diens te 's-Gravenhage geweest. Ik bewaar uiterst prettige herinneringen aan dezen tijd. Het gold hier een dienst, die zich be woog op het terrein van de hygiëne en de veiligheid in bedrijven en fabrieken, be nevens de verbetering daarvan. Hier kreeg ik eigenlijk aanschouwelijk onderricht in de vele vormen van bedrijfsleven, omdat ik velerlei fabrieken bezoeken moest. In 1922 kwam ik bij het Centrale Nor malisatiebureau, waarbij ik vanzelfspre kend meer den technischen kant opging. In 1923 werd ik tot directeur benoemd. Deze werkkring had een sterk internatio naal cachet. Het Centrale Bureau ls n.l. te beschouwen als een waarnemer van het secretariaat van de verschillende Norma- lisa tie commissi es, die elk voor zich een bepaald arbeidsveld bestrijken, b.v. de Normalisatiecommissie voor seheepsonder- deelen, welke zich bemoeit met de verwis selbaarheid daarvan. Bij deze functie had ik zeer veel persoonlijk en schriftelijk contact met soortgelijke commissies in het buitenland, met name Engeland, dat het eerst tot het oprichten van een Norma lisatiebureau is overgegaan. Later ben ik nog lid geweest van de Hoofdcommissie, maar wegens gebrek aan tijd heb ik daar voor kort geleden bedankt. In 1922 trad ik als hoofdingenieur in dienst bij „Fijenoord", toen nog een maatschappij waar alleen schepen gebouwd werden. Het was nog voor de fusie met Wilton. Hier kreeg ik de leiding van de bouwwerkzaamheden, omdat juist in. 1922 een revolutie op technisch gebied gaande was. De geheele outillage van de scheeps werf moest gemoderniseerd worden. Het tragische zóó mag ik het wel noemen is geweest, dat toen de moderniseering gereed was. de fusie met Wilton tot stand kwam. En de consequentie daarvan was dat de vernieuwde werf gesloten moest worden. Neen. de fusie was geen gevolg van de crisis, maar reeds in 1928 een feit. Een werf, die alleen maar nieuwe sche pen bouwde, en dat was het geval met het ruim 100 jaar oude „Fijenoord", kwam bij tijden zonder opdrachten. Daarom is de fusie met Wilton, een werf, die zich speciaal op het terrein van de reparatie had geworpen, noodzakelijk. In 1928 kreeg ik de kans om bij Philips, in Eindhoven, te komen. Dat is op 1 Juni as., wanneer ik, met goedvinden van di rectie en commissarissen het onderdirec teurschap neerleg, 10 jaar geleden. Vijf jaar lang ben ik hoofd van de bedrijfsor ganisatie geweest. In 1933 kwam m'n be noeming tot onder-directeur af. Bij Phi lips heb ik mij vooral beziggehouden o.a. met het transportvraagstuk, de voorraad- politlek en het geheele budgeteerlngswe- zen. Ook hier heb ik weer een sterk in ternationaal contact gehad. Philips is nu eenmaal een bedrijf, dat zich in het bui tenland sterk vertakt en zeer veel belan gen daar te behartigen heeft. Dit zal ik bij de Spoorwegen stellig erg missen. Tot mijn groot genoegen zal er, wan neer ik in Utrecht, kom, geen wijziging komen in de uitoefening van mijn beide professoraten. Daar ben ik sterk aan gehecht. Toen ik in Eindhoven kwam was ik al buitengewoon hoog leeraar aan de Nederlandsche Han- delshoogeschool te Rotterdam. En in 1936 bood Delft mij eveneens het bui tengewoon hoogleeraarsambt aan. Ge lukkig kon ik de beide ambten toen combinecren tot één dag, waardoor het mij mogelijk werd, zoowel in Rot terdam als in Delft te doceeren in be drijfsleer en organisatie der onderne ming. Ik ben blij, dat ik deze ambten zal kunnen blijven waarnemen. Waarom? Omdat ik, in contact met jonge men schen, een frisschen kyk houd op de problemen, die zich kunnen voordoen. Mijn colleges geef ik dan ook met het grootste plcizier. Maar dit laatste geldt niet voor het afnemen van examens. Langzamerhand heb ik routine gekre gen in het verdeelen van mijn tijd. Want ik heb b.v. maar precies 24 -uir voor de colleges in Rotterdam en Delft. Dat gaai dan aLs volgt: 's avonds uit Eindhoven per trein naar 's-Gr^venhage. Logeeren in een hotel, vlak bij het station, waar ik een vaste kamer heb. *s Morgens eerst per trein naar Delft, waar ik van 1012 uur col lege geef. In de stationsrestauratie werk ik een standaardmenu, aan een vast tafeltje, af. De ober, die mij uit mijn studententijd kent, weet precies wanneer en hoe laat ik kom. Per trein reis ik dan naar Rot terdam, geef college van 34 en 45 uur 's namiddags, om vervolgens, na in de Maasstad gegeten te hebben, weer den trein naar Eindhoven, na 1 Juni naar Utrecht, te pakken. In precies 24 uur is de reis volbracht. Wat mijn interesse voor monetaire vraagstukken betreft, deze dateert van 1917. In dat jaar hield prof. dr. C. A. Ver rijn Stuart n.l. zijn inaugureele rede te Utrecht over „De toekomst van het goud". En die rede heeft me zóó geboeid, dat ik van dien tijd af sterk de aandacht aan monetaire vraagstukken ben gaan schen ken. Vroeger, ik noem bijvoorbeeld het jaar 1909, toen de Staatscommissie ter be strijding van de Werkloosheid een lij vig rapport uitbracht, legde men geen verband tusschen dit vraagstuk en de monetaire politiek. In de laatste tien a vijftien jaar is men daar anders over gaan denken. In het genoemde rapport werd de werkloosheid nog als verschijnsel per bedrijfstak gezien en niet in samenhang met het prijsni veau. Hcrvormingsmaatrcgelen op mo netair gebied in gTOoten stijl: daarin zie ik de oplossing voor het werkloos heids- en conjunctuurvraagstuk!" Prof. Goudriaan keert weer terug tot j de Spoorwegen, waarvan hij de, in den laatsten tijd, getroffen maatregelen met respect looft. De invoering van de Diesel- electrlsche tractie, de grootsch doorgevoer de electrlficatie van het middennet, de verbouwing van ettelijke stations: de aan staande directeur is er vol bewondering voor. Vooral de verbouwing van diverse stations heeft sterk zijn aandacht ken. „Werk van prima vaklieden", aldus formuleert hij het. „Ik ben trotsch op Nederland, dat tal van goed georganiseerde en -geleide bedrijven telt. En ik zeg stellig niet te veel wanneer ik mij enthousiast en optimistisch uitlaat over de kracht van j ons land in de internationale concur- j rentic. Nederlanders zijn volmaak j loyaal, zij zijn vasthoudend, organ1- seeren iets zonder overdreven wildheid I of onbezonnenheid. Kortom ik herken I op velerlei wijze in ons land de krach- j ten, die het, in de 17de eeuw, zul I een groote rol in het wereldgebeuren deden spelen". Daarmede eindigt prof. Goudriaan, die. hij moge dan een „outsider" op spoorwc, gebied zijn, stellig er toe zai..blJSna' dat het bedrijf, mede onder zijn lel<L„n de vleugels verder zal uitslaan. Een u van de practijk. die meer dan °PPerV L_ kig met zijn toekomstigen werkkring kend is. Samen met ir. H. van Manen, g hij er aan bijdragen den naam der welke veiligheid, snelheid, comior service in haar vaandel voert, mei op te houden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 14