arena Jaargang Zaterdag 19 Februari 1938 ïet geheimzinnigste eiland der wereld De paraplu's van meneer Van Buren tul met zijn rotsachtige kust heeft al mige schipbreuk op zijn geweten. alverwege tusschen Kaap de Goede en. Australië ligt het kleine geheim- fige eiland, St. Paul. Het is ongeveer 4 lang en 21/; K.M. breed en is een der |k\vaardigste eilandjes ter wereld. Heel, lang geleden, in voorhistorische tij- was het een vulkaan, die later in zee en nog later weer boven water ver- Nu is de vulkaankrater een rond meer lorden met een dam er omheen, die aan Istzijde is afgebrokkeld. Door dezen fcng kunnen kleine schepen bij vloed I eiland naderen en in het kratermeer pelt het van Visschen en kreeften. Ver- heeft het eiland slechts rotsen, die |enadig steil uit zee steken, voortdurend Teukt door de schuimertde branding en Jrtusschen zware zwaveldampen altijd r uit de aarde opstijgen. Een onherberg- oord voor schipbreukelingen, zul je ken. Ja, dat is het zeker. Heet. óam- Kd water borrelt uit den grond. In het gin is het ondrinkbaar, maar later raakt eraan gewend. Er zijn geen boomer* jen wat mos en groene kruiden. Won- pij ke verhalen doen over Sint Paul de Zoo weet men dat jaren geleden |btreeks 1868 een Fransch edelman uit agaskar besloot zich op het eiland te pigen, omdat hij als zeeroover en smok laar vaa alles op zijn geweten had en fcr de politie gezocht werd. Met een loener van 60 ton, waarvan de beman- |g bestond uit twee blanken en 14 in- wlingen. van Madagaskar, bereikte hij [Paul en liet daar een rotswoning op- ken. lederen dag ging hij met zijn man- ia p pen op de visch- en robbenvangst I als ze genoeg gevangen hadden, bracht I schoener de buit naar de Tafelbaai en Mauritus, waar ze aan den man werd Iracht. Het schijnt echter dat de eiland ping van St. Paul veel met muiterij on- zijn volk te kampen had. want eens, de schoener op het eiland terug- |am was er geen levende ziel meer te iden. Een paar houten schuren, die er «den waren plat gebrand en enkefte Iven in de rotsen uitgehouwen. Was er fie gekomen en hadden de inboorlingen meester gedood en zijn bezittingen Ibrand? En waar waren ze zelf geble- V Het raadsel is nimmer opgelost fog interessanter ls wat er een paar jaar ft op het eiland gebeurde. In Juni 1871 fond zich de Engëlsche vrachtboot „Me- fra", die met een transport soldaten op naar Australië was. met een geducht I in den romp in de nabijheid van St. |ul Ondanks de vertwijfelde pogingen i de bemanning om het schip te redden, het snel vol en dus besloot de kapi- [n. daar er niets anders opzat, den kra- 'ngang van het geheimzinnige eiland «en te varen. Hier bleef het oude roes- t schip nog een paar weken liggen, juist genoeg om de schipbreukelingen ge EUCl legenheid te geven, alle etenswaren en ko len van boord te halen; toen zonk het langzaam in de diepte. Op het eiland woonden in dien tijd twee Franschen, die de taak hadden, regenwater te verzamelen voor voorbijvarende wal- vischvaarders. Deze mannen waren den schipbreukelingen tot grooten steun, maar toch was het, zooals je wel begrijpt, een ontzaglijk lastig karwei voor den kapitein 'an de ..Megaera", de zeshonderd opvaren den al dien t\jd te eten te geven, rustig te houden en moed in te spreken. Direct na de landing werd een mast opgericht, waar aan de scheepsvlag in omgekeerde richting werd bevestigd: het gewone noodsignaal op zee. Doch pas na een maand werd deze noodvlag opgemerkt. Een der officieren van de „Megaera" roeide op het schip toe. De Holland bark „Aurora" stevende op het eiland toe en een der officieren van de „Megaera" roeide alvast in een bootje naar het schip. D© anderen zagen hem aan boord stappen en wachtten vol ongeduld. Maar daar stak tot grooten schrik van de schipbreukelingen plotseling een stijve bries op. De .Aurora" werd uit de koers gedreven en verdween onherroepelijk uit het gezicht! Eerst twee maanden later kwam een stoomboot met luitenant Jones aan boord, de opvarenden van de „Megaera" afhalen en een dag later lag St. Paul weer bijna geheel verlaten in den wijden Oceaan: slechts de twee Franschen bleven het eiland trouw. Doordat het geheimzinnige eiland meest in nevelen ligt gehuld en soms zelfs bij klaarlichten dag moeilijk te onderscheiden is, heeft het al menige schipbreuk op zijn geweten. In het jaar 1889 werd de Engel- sche bark .Holt Hill" tegen de rotsen ver pletterd, en kort daarna werd het eiland (met nog enkele andere in den Indischen Oceaan) door Frankrijk in beslag geno men, dat er een voorraadsdepot voor schip - breukelingen vestigde. Het is een moeilijke en kostbare geschiedenis om dat depot tel kens weer opnieuw aan te vullen, want men kan natuurlijk niet alleen hiervoor een schip uitzenden. Er bestaat echter een ongeschreven wet, Paul het land, waartoe de schipbreukelin gen behooren. de eerste gelegenheid aan- voigens welke na iedere schipbreuk bij St. grijpt om de voorraden weer aan te vullen. Een ware geschiedenis! Nu ga ik jullie eens een vermakelijke geschiedenis vertellen, die echt gebeurd is. Meneer van Buren, een keurig net heer, die werkzaam was bij het spoor, had een nieuwe hoed gekocht en daar het de laat ste dagen zoo als maar regende, stapte hij op een morgen een veilinglokaal binnen om een goedkoope paraplu te koopen, die zijn nieuwen hoed moest beschermen. „Want", zei meneer van Buren, „een dure paraplu is zonde, want paraplu's laat je nu eenmaal toch in de tram staan". De verkooping was in vollen gang toen meneer van Buren binnentrad eno, wonder, juist hield de veilingmeester een mooie paraplu in de hand. Eén dubbeltjetweedrievijf tig centeen gulden wie méér dan een guldenéén vijftig.twee gulden?. „Mijn!" riep meneer van Buren. „Mijn!" riep meneer van Buren. Eigenlijk vond hij twee gulden tamelijk duur voor een tweedehancfcch paraplu. Maar hij was nu eenmaal vastbesloten er een te koopen. En vie beschrijft dus zijn verbazing, toen hij bemerkte, dat hij voor die twee gulden niet één paraplu, maar 72 paraplu's, die van een failliete firma afkomstig waren, had gekocht. Meneer van Buren was totaal verbluft. Ja, hoor eens", zei hij, „ik heb maar één hoed en ben dus ook met één paraplu klaar. De rest mogen jullie gerust houden. En hij maakte zich gereed om met zijn regenscherm te vertrekken, toen de veiling meester hem aan zijn verstand bracht, dat hij, als hij de paraplu's liet staan, per dag een kwartje bewaarloon moest betalen. Want de paraplu's waren nu eenmaal van hem en dus „Nou, vooruit dan maar!" zei meneer van Buren en hij riep een taxi aan, laadde al z'n paraplu's er in en reed mopperend naar huis. Je begrijpt, dat mevrouw van Buren èn de kleine van Burentjes lachten! Maar meneer zei: „Wacht maar, ik weet er wel raad op" En hy gaf z'n heele familie: ooms, tantes, neven, nichten en al z'n ken nissen plotseling een paraplu cadeau. Toen bleven ©r echter van de 72 nog 54 paraplu's over. En mevrouw riep maar iederen dag: „Wat een rommel, wat een rommel! Die paraplu's moeten weg, zeg ik je!" Eindelijk nam meneer van Buren een kloek besluit. lederen morgen, als hij naar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 19