x
LWaarom heeft een poes
snorharen
Leuke meubeltjes v<
de poppenkamer
ANEKDOTEN
Een interessant gesprek tusschen
Fritsje en zijn vader.
e-rtftl v. L.
Kleine Frits, een echt eigenwijsje, staat
aandachtig te kijken naar Mimi, de poes,
die zich wascht en oppoetst. De jongen is
diep in gedachten verzonken, zoodat hij niet
eens merkt, dat Vader is binnengekomen.
En Vader zegt: „Zoo, kerel, waar sta je
zoo over te peinzen?" Hij begrijpt al, dat er
straks weer een paar lastige vragen komen.
Nu, dat heeft vader goed geraden, want
Fritsje vraagt:
„Paps, is Mimi een mannetjeskat?"
„Neen Frits. Mimi is een kattenmeisje.
Waarom vraag je dat?"
„Ja, ziet u, Paps, u is een man en u hebt
een snor, maar Mammie is een vrouw en
heeft geen snor. Waarom hebben nu bij de
katten de vrouwtjes wèl snorharen?"
Dat is een moeilijke, maar ook een ver
standige vraag. Vader denkt even na en
zegt dan: „Kijk Frits, de katten zijn niet de
eenige dieren, die snorharen hebben, dat
weet je natuurlijk wel. Maar weet je ook,
waarvoor die haren eigenlijk dienen?"
„Nu natuurlijk voor versiering" zei Frits.
„Mis, want als dat zoo was, zouden alleen
de mannetjes ze hebben, net als de manen
bij den leeuw, de kam bij den haan en de
prachtige staart bij den pauw.
Maar met de snorharen is 't heel iets an
ders, die hebben wel dégelijk een doel".
„Hè toe, Vader vertelt u dan!" zei Frits.
„Kijk eens. Gesteld nu eens, dat hier een
Ieelijke plaaggeest van een jongen kwam,
die Mimi haar snorharen zou afknippen,
wat zou er dan gebeuren? Poes zou dadelijk
onrustig worden en onzeker in haar bewe
gingen. De snorharen zijn n.l. Mimi's duim
stok, waarmee ze haar sprongen afmikt en
de wijdte van spleten en gangetjes, waar zij
doorheen wil sluipen, schat. Voor een slui
pend roofdier, zooals de kat er een is. dat
in alle hoeken en gaten naar buit zoekt, is
't bezit van zulk een onfeilbare maat een
noodzaak. Hoe gevoelig die snorharen zijn,
kun je waarnemen als je ze maar even aan
raakt. De kat trekt zich dan direct terug.
Stel je nu eens voor, dat Mimi op zolder
een muis ontdekt en nu ongemerkt wil
nadersluipen. Bijna altijd zal ze zich tus
schen kisten of wentels door moeten wrin
gen. Hoe licht zou het, als ze geen snor
haren had, kunnen gebeuren, dat ze door
haar jachtijver gedreven de wijdte der
opening verkeerd schatte en met haar
lichaam bleef steken! Maar door haar in
stinct weet Mimi, dat ze overal doorkan,
waar zij den kop insteken kan, zonder met
de snorharen aan te stooten. Begrenen?"
„Ja", zei Frits, „dat is leuk. Maar....
waarom hebben dan eigenlijk niet alle
nieren snprharen?"
„Die vraag is lang niet dom. Maar 't ant
woord is gemakkelijk: omdat lang niet alle
dieren in hun natuurstaat snorharen noo-
dig hebben.
Neem bijv. een aap: dat is geen roofdier.
Hij vlucht in de wildernis niet in gaten,
daarom heeft hij geen snor. Hoe het met
zoo'n dier gaan kan, als het zich in gevan
genschap dus in veranderde omstandig
heden bevindt, toont de vertelling van
den grooten dierenkenner Brehms over een
nachtaap dien hij bezat Brehms vertelt, dat
hij op een goeden dag zijn aap in een groo-
tere kooi had gezet, omdat het daar wanner
was. Maar reeds in den tweeden nacht na
zijn verhuizing had hij de deur van zijn
kooi weten te openen en was hij verdwenen.
Alle nasporingen bleven vruchteloos; eerst
vier weken later vond men den aap dood in
een nauwe opening van den muur. Hij had
zich daardoor een uitweg trachten te banen,
doch was zóó vast beklemd geraakt, dat hij
niet voor- of achteruit kon en had zoo een
jammerlijken dood gevonden. Als de aap
snorharen bezeten had, zou dit nooit ge
beurd zijn!
Maar in de natuur hebben de apen geen
snorharen noodlg; voor de sluipende roof
dieren, zooals den leeuw, den tijger, den
poema, den losch, den vos, den marter, den
bunzing, den kat, en verder voor alle plan-
tenetende dieren, die zich in het struikge
was of nauwe holen verbergen zooals mui
zen en ratten, eekhoorntjes, bevers en ko
nijnen, zijn de snorharen een noodzakelijk
hulpmiddel. Alle plantenetende dieren, die
niet op die manier vluchten of zich verber
gen. hebben ook geen snorharen. De snorren
ontbreken dus bij olifanten, neushoorns,
buffels, runderen, antilopen, giraffen, ka-
meelen, gemzen, wilde schapen, herten,
zwijnen enz.
„En.een hond dan?" vroeg Frits.
„De hond is een loopend roofdier, net als
de wolf en daarom spelen de snorharen bij
hem maar een ondergeschikte rol. Boven
dien kan hij met z'n voorpooten graven en
op die manier een nauwe opening wijder
maken. Je moet weten, dat in de natuur
altijd met de grootste zuinigheid wordt
huisgehouden. Kan een dier zich met be
hulp van zijn klauwen redden, dan ontbre
ken de snorharen."
„O Vader, wat eenig!" zei Frits „nu be
grijp ik het best. En de zeehond dan?
moet die dan ook wel eens door een nauwe
opening kruipen?"
„Waarom denk je dat?"
„Nu, natuurlijk omdat hij ook snorharen
heeft!"
„Dat heb je goed opgemerkt. Voor alle
zoogdieren, die in het water leven, zijn
de snorharen heel erg belangrijk, omdat ze
door longen ademen en dus telkens aan
de oppervlakte van het water moeten ko
men om lucht te happen. Het gevaar van
in een ijsspleet of tusschen klippen onder
water beklemd te raken als ze hun buit
vervolgen, is voor hen dus direct doode-
lijk, want ze zouden al heel gauw stikken!
Daarom hebben alle robben, zooals de zee
hond. de zeeleeuw, de walrus, enz. sterk
ontwikkelde snorharen evenals de ^beide
zeeroofdieren vischotter en zeeotter".
„O ja. Maarde walvisschen dan?"
vioeg Frits, die het toch wel eens leuk zou
vinden, z'n knappen vader schaakmat te
zetten. „Dat zijn toch ook zoogdieren, die
door longen ademen en in het water
leven?"
Vader lachte eens. „Weet je zelf het ant
woord niet? Nu, dat ligt anders nogal voor
de hand. Omdat hun kop even dik is als
hun lichaam: bij den botvisch is die zelfs
dikker. Om dezelfde reden hebben ook de
visschen in het algemeen geen snorharen,
want hun lijf is niet dikker dan hun kop,
alleen hooger. De vinnen boven en bene
den aan het lichaam doen echter denzelf
den dienst, dien de snorharen bij andere
dieren verrichten".
„Leuk", vond Frits.
„En wou je nu nog meer weten?"
Nee hoor, Paps! U bent reuzeknap. Uit
alles wat u vertelt kun je duidelijk zien,
dat snorharen geen versiering zijn. Alleen
.bij de zeeleeuwen is er toch wel een beetje
versiering bij, want ze zijn bij het manne
tje veel langer dan bij het wijfje!" En
Frits keek vader aan of hij zeggen wilde:
„nu vang ik u toch!"
„Alweer mis! De zeeleeuw is. immers zelf
ook veel grooter dan zijn wijfje! En bij de
zeehonden, waar het wijfje veel grooter is
dan het mannetje, heeft zij ook een lan
gere snor!
Tot slot zal ik je nog een verhaaltje ver
tellen, waaiuit je zien kunt, dat de dieren
bij het schatten van een opening, waar ze
doorheen willen, wel degelijk op hun snor
haren afgaan.
Het is in een dierentuin gebeurd. Een
bunzing dus een dier met snorharen
was in een klem gevangen geraakt en met
klem en al ontvlucht. Op de vlucht kroop
hij door een traliehek en bleef er in ste
ken. Hij zelf zou er wel doorgekomen zijn
zooals hem door zijn snorharen was ge
bleken, maar de klem was te groot voor
de opening. In dien ellendigen toestand
werd hij door ratten aangevallen en met
huid en haar opgegeten!"
Allemaal gemaakt van leege lucifersdo
s
J 1
k
k
Links boven: buffet; onderkanapé. R
boven: schrijfbureau; onder: pias
De vorige week heb ik je gedeerd, h
van één lucifersdoosje allerlei aardige
getjes kunt maken en je op je harl
drukt, vooral doosjes te sparen. Ni
hebben jullie als gehoorzame kinderei
tu/urlijik gedaan. Dan gaan we dit kee
meer meubeltjes maken voor de po;
kamer van klein zusje. Kijk maar:
teekening zie je eerst een mooi sc
•bureau. Hiervoor plak je tweemaal
doosjes op elkaar en dan komt er
aan één doosje tussohenin. In de voo!
ten van de doosjes steek je een spli
netje met zoo'n aardig glimmend lfl
(in iederen kantoorboekhandel ver
baar).
Daaronder een prachtige canapé
goed zal passen bii de stoeltjes van v
week. Op de teekening zie je zelf wel
het moet: van onderen komen vier do
aan de zijkanten (daarbovenop) twee
jes op hun kant, van achteren ook
en de zitting bestaat ook weer uit
doosjes. Goed stevig plakken hoor!
Nu maken we nog een buffet en
piano, die ie op de teekening ziet.
toetsenbord is een reepje wit papie
den bovenkant van het doosje ge)
waarop je met inkt de toetsen het
teekend. Het buffet wordt net als
schrijfbureau afgewerkt met splitpenn
Deze meubeltjes kun je natuurlijk
waterverf een kleurtje geven, net a
met de meubels van de vorige week
gedaan. Wil je ze echter nog stt
maken, zoodat ze het veel langer uitho
dan vraag je aan moeder een lapje
tonne om ze mee te beplakken, of miss
vind je effen donkere stof aardiger
moet je zelf maar weten. Je moet na
lijk eerst goed bedenken, hoe je hel
beste beplakken kunt Voor de schrij:
b.v. begin je met een groote reep te
oen, die over het bovenblad en achte:
hieenvalt. knipt dan de opening uit en
de randjes netjes naar binnen vallen
je rafelige stof hebt. moet je voot
plakken de randjes inslaan. Tot slot
plak je de zijkanten van de schrijftnl
de voorkantjes van de laden ieder apt
Probeer het maar eens en veel
hoor!
Ingezonden door Jannle Boom.
Jantje, een stadskind, was voor
eerst op het platteland. Toen hij een
hoorde loeien, vroeg hij aan zijn ma
„Wat is dat, Moe?"
„Een koe, jongen."
„Wat heeft die op haar kop?"
„Twee horens."
„En op welken hoorn heeft ie nu
blazen?"
Ingezonden door Nico Smit.
„En bent u tevreden over de jas, d
u geleverd heb?"
„Mijn vier zoons hebben haar g*
gen
„Nou, ziet u eens...."
,,Ja, want iederen keer, als het gere
had, moest er een jongen van kleiner
maat in."
BI
Pê
L2
Gi
K<
de
Ai
Le
ze:
V<
W
Ri
Pr
Ti
He
Sc
Al
Ri
Gi
mi
A<
ke
Be
Cc
ve
Pr
M
Ne
Pr
K<