Kyrilo de Draak Wat je van leege lucifers doosjes zooal kunt maken „Allebei menschen met lichtoogen,0 dacht Joost. En kijk, wie kwam daar aangevaren? Dat was zoowaar kleine Emmy, zijn zusje van vier jaar, met haar zacht gezichtje en stra lende kijkers. „Emmyschrok Joost. Hij was op- Heb jij je lichtoogen bij je?" En als eenig antwoord kwam Emmy op hem toegevaren, sprong in zijn bootje en pakte zijn hoofd tusschen haar handjes, zooals ze altijd zoo lief doen kon. Haar stralende oogjes keken hem aan. „Emmy...." schrik Joost. Hij was op eens klaar wakker. „Opstaan Joost, zei moeder" babbelde het kleintje. „O Emmy," zei Joost, „wat heb ik heerlijk gevaren op de zon! En wat ben je een schat je om me te komen roepen! En wat ben ik blij dat ik nu m'n lichtoogen weer terug heb!" Met één sprong was hij z'n bed uit. En hij was verder den heelen dag blij. Dat kwam van dat heerlijke reisje naar de zon!" R. DE RUYTERv. d. FEER. Hoe een domme leerlooier het ondier versloeg. In het oude Rusland woonde eens een vorst, die regeerde over de stad Kief. Hij was zoo goed en liefdevol, dat zijn onder danen hem „het broertje van de zon" noemden. En zijn dochter noemden ze de schoone Helena, want zij was zoo mooi, dat het alleen in een sprookje echt waar kon zijn. Nu zul je wel denken, dat de inwoners van Kief toen al bijzonder gelukkig waren. Mis Want eens op een dag was een groote vreeselijke draak met een gekrulden staart de stad binnengewandeld, had een jong meisje uit haar tuin gepakt en haar mee gesleurd naar zijn hol. En den volgenden dag pakte hij weer een ander meisje en dat ging net zoolang coor, tot er in Kiëf geen mensch meer op straat durfde loopen. Dit kon zoo niet langer! De vorst hield een vergadering met zijn ministers en er werd besloten, dat er iederen dag tusschen de huisgezinnen geloot zou worden. Het gezin, waarop het lot viel, moest dan een dochter afstaan. En nu begrijp je natuur lijk al, wat er gebeurde; op een kwaden dag viel het lot op het paleis van den vorst! „Nee, dat doe ik niet. jij bent te mooi om op te eten!" Goede raad was duur. De schoone He lena huilde en haar vader jammerde, maar het lieve meisje zei tenslotte: „Stil, vader, huil niet meer. er is niets aan te doen. We moeten rechtvaardig zijn en ik zal me dus Zooals ik jullie al beloofd heb, gaan we weer eens wat knutselen. „Hè!" denik je misschien, „dat is leuk, maar duur! Én zal het wel mogen van mosder. als we er eerst wesr zooveel voor koopen?" Nu, hierover hoef je je nu eens heele- maal niet ongerust te maken! Vandaag be_ ginnen we te knutselen met een aantal leege lucifersdoosjes. Er is geen huis, waar die niet zijn. Moeder kan je stellig al direct twee of drie geven en als je nog een week wacht, nadat je vriendelijk gevraagd hebt, of vader en moeder de doosjes voor je willen opsparen, dan heb je er zeker wel tien of meer bij elkaar. Maar een paar zijn voorloopig al genoeg. We beginnen met een stoel te maken, hier voor knippen we een doosje middendoor en plakken de deelen op elkaar, zooals je op de teekening ziet. Ook een ledikantje is heel gemakkelijk. Hoofd_ en voeteinde knip je -uit boven_ en en onderblad van de huls. De breedte van door den draak laten opeten, net als de andere meisjes". En toen ze dit gezegd had, baande ze zich een weg door de snikkende menigte en wandelde de poort uit, terwijl de vorst flauw viel van akeügheid. 't Was dan ook een vreeselijke toestand; nauwelijks was de prinses buiten de stad of de draak met den gekrulden staart greep haar beet en sleepte haar naar zijn hol. Maar.... toen hij haar eens goed had aangekeken, kneep hij eerst zijn eene oog dicht en toen het andere en zei: „Nee, dat doe ik niet. Jij bent te mooi om op te eten". En zoo kwam het, dat de schoone Helena niets meer te vreezen had. De draak was zacht en goed voor haar en gaf haar iederen dag overvloedig eten en drinken. Na een week ongeveer, toen de prinses alleen in het drakenhol zat de draak was uitgegaan en had twee dikke steenen voor het hol geschoven hoorde zij een zwak geikrabbel onder den grond. Ze keek enwie kwam daar onder één der stee nen te voorschijn? Haar lief klein schoot hondje, dat haar tot aan het hol gevolgd was! Wat was de prinses blij! Ze kuste en streelde het trouwe dier en ze bond hem een stukje boomschors om den hals met een boodschap aan haar vader. Toen wist heel Kiëf weldra, dat de prin ses niet dood was en van alle torens en huizen wapperden dien dag de vlaggen I Maar de vorst zuchtte, want met al dat gevlag had hij zijn dochter nog niet terug. Toch zou ook dit gebeuren. Luister maar: Eens op een dag kwam de draak met den de huls wordt de hoogte en er moet aan de zijkanten dus vanaf geknipt worden. Een slee bestaat uit vier opstaande kanton van een doosje. Van onderen plak je er twee breede, van boven een paar smallere reep jes karton op vast. Een dubbele wollen draad dient als trek touw. Tenslotte nog een aardig dingetje, dat je van één lucifersdoosje kunt maken. n.l. een lamp voor de poppenkamer. Deze word', gemaakt van de opstaande kanten van het doosje. Plak aan den binnenkant een reepje stof als kap, bevestig bij eiken hoek, met een knoopje, een diraadje wol en knoop de vier einden bij elkaar; dan kan de lamp hangen Als je deze eenvoudige werkstukjes keurig netjes hebt afgemaakt en hebt laten dro gen, dan kun je ze nog mooier maken door ze te schilderen. Dit gaat gemakkelijk met waterverf. De slee kun je b.v. mooi hel groen maken, De stoelen donkerbruin en het ledikantje ook. Geel is misschien wel het aardigste voor de lamp, tenminste als de kleur van je lapje daarbij past. Misschien vind je het leuk om bij je stoeltjes ook een tafeltje te hebben. Wel ook dat is gemakkelijk te maken en wel van een leeg garenklosje, waarop je de deksel van een poederdoos spijkert. Als het klaar is, ga je het verven in de kleur van je stoeltjes. Leuk 'hè? gekrulden staart heel erg zenuwachtig thuis. „Wat scheelt er aan, vadertje draak?" vroeg de prinses. „Ik ben verloren!" zuchtte de draak. Ergens in Giëf woont de domme Kyrilo, die zóó dom is, dat hij zijn eigen kracht niet kent. En nu ben ik maar zoo bang, dat die hier zal komen om me te verslaan!" De prinses zei niets, maar ze knoopte het in haar oor en 's avonds, toen de draak naar bed was en het hondje weer kwam, schreef ze een briefje aan haar vader, dat hij Kyrilo op moest zoeken, die zóó dom was, dat hij zijn eigen kracht niet kende. Kyrilo was ee nleerlooier en de vorst zei tot hem: ..Kyrilo, uiit naam van alle inwoners van Kiëf beveel ik je, den draak met den gekrulden staart te gaan dooden". „Nee", zei Kyrilo, „ik zou je danken, want wie moet dan onderdehand mijn hul- den looien?" „Ik beveel het je uit naam van alle meisjes, die nog in mijn rijk leven. En als je den draak doodt, geef ik je een paleis met een gouden toren". ,,Heb ik niet noodig", zei Kyrilo. Ik zeg u toch, dat ik m'n huiden niet in den steek kan laten. Nu dan Maar toen kwamen alle meisjes uit heel Kiëf aangeloopen en vielen voor hem op de knieën en smeekten hem. haar te red den. Nu, toen werd Kynilo week. Hij greep een knots en riep: „Nou, vooruit dan maar!" En toen stormde hij op den draak af en sloeg hem met één slag dood. Maar het paleis wilde hij niet hebben en hij begreep ook heelemaal niet, waarom de menschen hem een held vonden. „Laat me maar eens door", zei hij, „want ik moet nu heusch naar m'n huiden 1"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 16