Voorstellen aan den
Leidschen Raad
Ons Kort Verhaal
De practijk van het
Montessori-onderwijs
Olie
LEIDSCH DAGBLAD Derde Blad
Dinsdag 11 Januari 1938
Vergelijking met de
gewone school
BENOEMINGEN.
Per 31 December 1937 zijn periodiek aftredend
de navolgende leden van de Plaatselijke School
commissie: J. P. Maartense. Lourens Bosch, P.
M. van Sermondt, mej. H. J. Doove en dr. H,
H. Maas.
Mede worden voorgedragen resp. als No. 1 en
2 de heer B. H. J. Heijdemnnn. dir. G. Brouwer,
mej. H. de Wilde, mej. W. P. Wijtenburg, mevr.
M. W. S. BlokAberson.
Voor benoeming in de vacature van chef van
de afdeeling algemeene zaken en gebouwen bij
den dienst van Gemeentewerken komt in aan
merking de heer D. de Graaf Jr.. technisch-
ambtenaar 1ste klasse bij genoemden dienst, die
sedert 1 Januari 1937 (datum van pensionnee-
fing van den hoofdopzichter De Goederen» met
de tijdelijke waarneming van genoemde functie
was belast.
De benoeming zal. met het oog op den aard
der betrekking, ook thans moeten geschieden
in den rang van hoofdopzichter.
VERHURING PERCEEL HARTESTEEG.
Het bovenhuis aan de Hartesteeg No. 3. dat
bewoond werd door den claviger van het Ste
delijk Gymnasium, is door hem verlaten in ver
band met zijn verhuizing naar de dienstwoning
van het nieuwe Gymnasium.
Voor de vrijkomende woning heeft zich als
huurster aangemeld de Commanditaire Ven
nootschap ..Eiga", welke firma ook het beneden
huis I Hartesteeg No. 5) van de gemeente in
gebruik heeft.
Met adressante is overeenstemming bereikt
over een huurprijs van f. 205 per jaar.
VERHURING VOLKSTUINTJES CLOS EN
LEEMBRUGGEN.
Aan de Vereeniging tot aanleggen en onder
houden van volkstuintjes P. Clos en Leembrug
gen werden ingevolge raadsbesluit van 23 Dec.
1935 eenige perceelen teelland c.a. verhuurd,
gelegen ten Zuiden van den Haagweg. In ver
band met den aanleg van het nieuwe exercitie
veld te dier plaatse is de huur per 1 September
j.l. beëindigd.
Inmiddels werden onderhandelingen gevoerd
over de verhuring van een ander terrein, waar
bij tenslotte overeenstemming werd bereikt over
de perceelen weiland in den Stadspolder. Deze
weilanden zijn door hun ligging zeer geschikt
voor volkstuintjes, hoewel de mogelijkheid be
staat, dat zij binnen niet te langen tijd voor be
bouwing in aanmerking komen en dan weder
ter beschikking van de gemeente moeten wor
den gesteld. De huurster is echter bereid dit
risico geheel voor haar rekening te nemen. De
huursom is bepaald op f. 110 per H.A. en per
jaar. Huurtyd 2 jaar.
Voorts heeft de vereeniging verzocht haar te
gemoet te komen in de kosten van overplaat
sing van de volkstuintjes. Ofschoon de gemeente
hiertoe niet verplicht is. is er volgens B. en W.
in dit geval reden de helft van deze kosten ad
f. 2000 voor rekening van de gemeente te nemen
en alzoo aan de vereeniging een bedrag van
f. 1000 uit te keeren.
Dit bedrag kan worden gebracht ten laste
van het crediet voor den aanleg van het mi
litair oefenterrein c.a.
VERKOOP GROND.
Van den heer H. Compier is een verzoek in
gekomen om van de gemeente te mogen koopen
de strook grond, gelegen aan de Grevenstraat
achter de perceelen Oude Vest nis 117, 119 en
121. Dit terrein, dat niet benoodigd was voor
den woningbouw in het saneeringsplan Para
dijssteegBouwelouwensteeg. is reeds bij adres
sant in gebruik als achteruitgang voor zijn be
drijf. Adressant is bereid een prijs te betalen
van f. 10 per vierk. M.
TARIEF-REGELING MET ZOETERWOUDE.
Naar aanleiding van den in 1924 door het ge
meentebestuur van Zoeterwoude geuiten wensch
om de electrlciteitsvoorziening dier gemeente
uit te breiden tot de buurtschap Gelderswoude
en tot den aanleg van verdere electrische
straatverlichting aldaar over te gaan. is in dat
jaar met de gemeente Zoeterwoude een nieuwe
stroomleveringsovereenkomst gesloten, waarbij
de door de ingezetenen van die gemeente te be
talen enkeltariefprijs op 9 cent boven het Leid-
sche enkeltarief werd vastgesteld; het ge
meentebestuur van Zoeterwoude toch gaf toen
de voorkeur aan een verhooging van den tot
dusver daar geldende enkeltariefprijs met 4
cent, boven de betaling door de gemeente van
een bedrag van rond f. 23.000, hetwelk met de
uitbreiding van het kabelnet en van de straat
verlichting aldaar was gemoeid.
Onlangs nu hebben B. en W. van Zoeterwoude
aan de Directie van de Stedelijke Fabrieken
van Gas en Electriciteit verzocht een verlaging
van de contractueel vastgestelde electriciteits-
tarieven te willen bevorderen, waartegen de Di
rectie in beginsel geen bezwaar had, omdat het
bovengenoemde bedrag van f. 28.000 thans ge
acht kan worden geheel aan Leiden te zyn
terugbetaald.
De ter zake met B. en W. van Zoeterwoude
gevoerde onderhandelingen hebben dan ook tot
overeenstemming geleid. Volgens ontwerp v/ordt
de enkeltariefprijs te Zoeterwoude weder tot 5
cent boven hel te Leiden geldende enkeltarief
verlaagd, terwijl de stroomprijs ten behoeve van
de openbare verlichting in Zoeterwoude even
eens wordt verminderd. Daartegenover heeft
het gemeentebestuur van Zoeterwoude zich be
reid verklaard de overeenkomst met 5 jaren
te verlengen.
OUDE ZWEMINRICHTING VERDWIJNT.
In Maart 1935 werd de zweminrichting aan
het Rijn-Schiekanaal definitief buiten gebruik
gesteld. Sindsdien is naar een andere bestem
ming voor dit zwembad gezocht. Het is echter
niet mogen gelukken een loonende bestemming
te vinden. Vermits nu het intact laten van deze
inrichting, die op provinciaal eigendom gelegen
is. kosten voor de gemeente met zich brengt,
is de beste oplossing de opstallen te slechten.
EEN BELASTINGZAAK.
Om praeadvies werd in handen van B. en W.
gesteld een adres van den heer M. C. van
Straten, houdende verzoek het daarheen te lei
den. dat hem restitutie wordt verleend van een
gedeelte van de door hem betaalde belasting
in verband met het opbreken en herstellen van
de bestrating in de Van Bemmelen- en de
Bakhuis Rozeboomstraat. ten behoeve van het
aansluiten van huisrioleeringen aan de straat-
rioleering.
Van een onjuiste toepassing van de desbe
treffende belasting verordening is echter geen
sprake.
B. en W. stellen daarom voor op het verzoek
niet in te gaan.
SUBSIDIE HUISHOUDELIJKE
VOORLICHTING.
De Commissie inzake Huishoudelijke Voor
lichting vraagt eene bijdrage van f.500.in de
kosten van hare dit jaar te houden cursussen
aan vrouwen van werkloozen en anderen, wier
inkomen tengevolge van de heerschende econo
mische omstandigheden belangrijk is gedaald-
De totale kosten van de cursussen worden, dooi
de Commissie op f. 1142.90 begroot.
In een bedrag van f.642,90 zal o.m. worden
voorzien door de opbrengst van cursusgelden "(2
et. per avond per deelneemster). bijdragen van
particulieren, instellingen en vereenigingen en
de opbrengst van een collecte.
Waar gebleken is dat de Commissie zeer nuttig
werk verricht jaarlijks nemen ruim 200 vrou
wen aan de cursussen deel achten B. en W.
termen aanwezig om de voor het jaar 1938 ge
vraagde bijdrage aan de Commissie te verleenen.
Weliswaar is dit bedrag f.200.hooger dan het
over 1937 verleende subsidie, doch de verminde
ring van de bijdragen van particulieren, zoowel
in geld als in natura, en de stijging van de
materiaalkosten wettigen die verhooging alles
zins. Het bedrag ad f. 500.behoort echter als
een maximum-bijdrage te worden beschouwd en
voorts zullen aan de subsidie-verleening eenige
voorwaarden dienen te worden verbonden be
treffende verantwoording van de uitgaven der
Commissie enz.
VERGOEDING SCHOOLGELD DOOR
BUITEN-GEMEENTEN.
Zooals bekend zal zijn, bezoekt een vrij groot
aantal kinderen (ruim 80) uit omliggende ge
meenten de openbare scholen voor uitgebreid
lager onderwijs alhier. Aangezien B. en W. het
niet billijk achten, dat de kosten, welke de toe
lating van deze kinderen medebrengt, voor reke
ning van onze gemeente blijven, hebben zij, me
de op verzoek van Ged. Staten, de besturen van
de daarvoor in aanmerking komende gemeenten
gevraagd, of zij bereid zijn met onze gemeente
een regeling aan te gaan. omtrent de toelating
van kinderen uit die gemeenten tot de Leidsche
openbare scholen voor uitgebreid lager onder
wijs. Van al deze gemeentebesturen hebben B.
en W. thans bericht ontvangen, dat zij in dit op
zicht tot medewerking bereid zijn en dat zü zich
met de aangeboden ontwerp-regeling kunnen
vereenigen.
Ter toelichting van deze ontwerp-regeling. mer
ken B. en W. op, dat het genoemde bedrag van
de voor eiken buitenleerling per jaar verschul
digde uitkeering (n.l. f.27.—) het verschil uit
drukt tusschen de gemiddelde kosten per leer
ling van het uitgebreid lager onderwijs en het
gemiddeld per buitenleerling geheven schoolgeld.
Op deze wijze wordt derhalve met het ontvan
gen schoolgeld rekening gehouden, terwijl dit
systeem wegens zijn administratie ven eenvoud
verre de voorkeur verdient boven een stelsel,
waarbij incidenteel een aftrek wegens ontvan
gen schoolgeld moet worden toegepast.
ONDER WIJ S -K WE STIE.
De besturen van bijzondere lagere scholen,
welke op 1 Januari 1921 in gebruik of In aan
bouw waren, ontvangen, zoolang die scholen
overeenkomstig hare bestemming gebruikt wor
den, telkenjare een gebruiksvergoeding. welke
sinds 1 Januari 1936: 5% van de in der tijd ge
schatte waarden dier scholen bedraagt. Krach
tens het nieuwe artikel 205ter der Lager-Onder-
wfjswet 1920, konden de besturen van zoodanige
scholen vóór 1 Augustus 1936 aan het ge
meentebestuur het verzoek doen, om ter ver
vanging van deze gebruiksvergoeding. een uit
keering te ontvangen van een som ineens, ge
lijkstaande met 80% van de geschatte waar
den dier scholen. Van deze bevoegdheid hebben
ook de schoolbesturen in onze gemeente gebruik
gemaakt; de ingediende verzoeken hadden be
trekking op de volgende (d. z. alle daarvoor in
aanmerking komende) scholen: de RJK. Jon
gensscholen aan het Rapenburg 48 en de Haar
lemmerstraat 40. de R.K. Meisjesscholen aan het
Levendaal 54/56, de Haarlemmerstraat 32/34 en
de van der Werfstraat 98/100 Oude Vest 193/
195 (gebouw Pelikaanstraat 1), de Chr. scholen
aan het Noordeinde 38, de Pasteurstraat 2 b en
de Middelste Gracht 119. en de Geref. school
aan de Hooglandsche Kerkgracht 20 a.
Volgens het tweede lid van genoemd artikel
205ter, moest „het gemeentebestuur'' vóór 1
November 1936 op de verzoeken beschikken. Met
betrekking tot de in dit verband opgekomen
competentievraag. of n.l. de Raad dan wel het
College van B. en W. omtrent de verzoeken zou
moeten beslissen, hebben B. en W. zich indertijd
op het standpunt gesteld, dat, nu de wet hier
niet met zooveel woorden de medewerking van
den Gemeenteraad vordert, de afdoening van
deze aangelegenheid, ingevolge artikel 151 der
gemeentewet, tot hun competentie moest be-
hooren. Ten overvloede vroegen B. en W. hier
aan nog toe. dat deze opvatting vrijwel alge
meen in den lande werd gehuldigd.
In de onderstelling dus, dat B. en W. op de
ingediende verzoeken hadden te beschikken,
hebben zij destijds in hoofdzaak overwogen, dat
de gemeente bij een eventueelen afkoop van
de gebruiksvergoeding verschillende risico's op
zich zou nemen (voornamelijk schuilend
in mogelijke ontijdige opheffing of ver
nietiging van schoolgebouwen, in het feit. dat
in geval van een eventueele verdere verlaging
van den rentevoet, naar welken de jaarlijksche
gebruiksvergoeding wordt berekend, de gemeente
van die verlaging niet zal profiteeren, en/of in
de mogelijkheid van een herziening van de ge
schatte waarden dezer gebouwen) en dat dit
complex van risico's niet door mogelijke toekom
stige besparingen gedekt wordt; verder over
wogen zij nog ten aanzien van de R.K. Meisjes
scholen aan de van der Werfstraat 98/100
Oude Vest 193/195 'gebouw Pelikaanstraat 1),
dat deze scholen deel uitmaken van een niet
uitsluitend voor het geven van schoolonderwijs
bestemd gebouw, zoodat het hier betreft z.g.
..ingebouwde'' scholen, waarop artikel 205ter
kennelijk niet van toepassing is. Op grond van
een en ander besloten B. en W. de ingediende
verzoeken af te wijzen.
Nadat de schoolbesturen van deze beslissing
bij Ged. Staten in beroep waren gegaan, heeft
dit college de beroepen, voor zoover deze de
z.g. ingebouwde scholen en de school aan de
Middelste Gracht betroffen, ongegrond ver
klaard, doch de overige beroepen toegewezen.
Aangezien B. en W. van oordeel waren, dat Ged.
Staten zich bij de beoordeeling van deze zaak
op een uitermate simplistisch standpunt had
den gesteld, in zooverre als dit college het door
B. en W. bedoelde complex van risico's buiten
geding had gelaten, hebben zij vervolgens tegen
de voor de gemeente in ongunstigen zin uitge
vallen beslissingen van Ged. Staten appèl bij de
Kroon aangeteekend. Bij Koninklijk besluit van
2 October 1937 zijn daarop, met handhaving
van de bestreden besluiten van Ged. Staten,
voor zoover daarbij de besluiten van het College
waren vernietigd, de besluiten van Ged. Staten
voor het overige vernietigd, met onbevoegdver-
klaring alsnog van B. en W„ om op de inge
diende verzoeken te beschikken. Dit Koninklijk
besluit, dat dus niet het College, doch den Ge
meenteraad ten deze bevoegd verklaart, liet in-
tusschen de vraag open, of de Raad nó. 1 No
vember 1936 'dag, voor welken het gemeentebe
stuur moest beslissen) nog een rechtsgeldige be
schikking zou kunnen nemen. Deze strijdvraag
is thans echter opgelost, doordat de Minister
van Onderwijs, blijkens een op 8 December j.l.
afgekomen circulaire van Ged. Staten, als zijn
meening heeft doen kennen, dat in de gevallen,
waarin de beslissingen van B. en W., inzake het
afkoopen van de z.g. gebruiksvergoeding. dooi
de Kroon zijn vernietigd, de Gemeenteraad
alsnog ten spoedigste op de verzoeken van de
schoolbestilren zal moeten beschikken.
Aangezien de beslissingen van het College,
welke de z.g. ingebouwde scholen en de school
aan de Middelste Gracht betreffen, kracht van
crewijsde hebben verkregen, zal de Raad dus
thans een besluit moeten nemen ten aanzien
van de zeven overige scholen.
In verband hiermede merken B. en W. op. dat
de onderwerpelijke aangelegenheid inmiddels
wel een ander aspect heeft verkregen. Zoo is de
rente voor gemeenteleeningen den laatsten tijd
"niet onbelangrijk gedaald, zoodat thans voor
4406
(Ingez. Med.)
een leening. waarvan de aflossingsduur 20 30
jaar bedraagt, de rente om 3 1/2% schommelt,
terwijl B. en W. destijds, bij de beoordeeling van
den financieelen kant van deze zaak, nog reke
ning moesten houden met een rentevoet van
4 1/4%. Deze omstandigheid beteekent. dat, in
dien voor het onderhavige doel een annuïteiten-
leening van 30 jaar wordt gesloten, en indien
men de risico's buiten beschouwing laat, aan
stonds een jaarlijksch voordeel van pl.m. f.3550
wordt verkregen.
Het vorenstaande neemt echter niet weg, dat
de risico's, welke de gemeente op zich zou nemen
door deze rentedaling weinig aan beteekenis ver
liezen. B. en W. zouden dan ook adviseeren, op
de verzoeken afwijzend te beschikken, ware het
niet, dat zij, gezien de reeds gevallen beslissin
gen. daarvan hoegenaamd geen heil verwach
ten. H.i. zou het enkel gevolg van een afwijzend
besluit zijn een beroepsprocedure (waarmede
weer geruime tijd gemoeid zou zijn), welke wei
nig kans op succes biedt, en die, als de gemeente
ten slotte in het ongelijk wordt gesteld, de zaak
financieel niet beter, maar slechter maakt, om
dat de schoolbesturen alsdan tot den dag van
den afkoop het vroeger geldende rentepercen
tage van 6,214 (en dus niet van 5) vergoed
krijgen.
WIJZIGING UITBREIDINGSPLAN.
Zooals bekend is hebben Ged. Staten de goed
keuring onthouden aan het bij raadsbesluit van
20 Januari 1936 vastgestelde plan tot herziening
(aanvulling) van het uitbreidingsplan dezer ge
meente met betrekking tot de gronden, gelegen
ten Zuid-Oosten van de spoorbaan 'sGraven-
hage—Haarlem en begrensd door den Mare-
öijk. de Marislaan en den Stationsweg. De Raad
moet binnen twaalf maanden n& ontvangst van
de beslissing, d.i. vóór 15 Februari 1938, een
nieuw plan aan de goedkeuring van Ged. Staten
onderwerpen, waarbij de beslissing van dat Col
lege in acht is genomen, hetgeen in casu wil
zeggen, dat het plan zoodanig zal moeten zijn,
dat het geenerlei beletsel of belemmering in
houdt voor de tot standkoming van een verbin
ding van de ter weerszijden van de spoorbaan
gelegen stadsgedeelten, welke t.z.t. zal blijken de
meest bevredigende, praktisch uitvoerbare, op
lossing te zijn.
Met het oog op de bestaande onzekerheid
omtrent het maken van het verbindingstracé
tusschen die stadsgedeelten is het vooralsnog
niet mogelijk om voor het onderhavige gebied de
bestemming in onderdeelen te bepalen, zoodat
voorhands met een aanwijzing van de bestem
ming in hoofdzaak moet worden volstaan. Deze
bestemming laat de mogelijkheid van uitvoering
van de meest gewenschte verbinding tusschen de
beide stadsgedeelten geheel open: derhalve
wordt met de aanwijzing van die bestemming in
Diepere beteekenis.
Wie de beginselen kent die aan de me
thode Montessori ten grondslag liggen, be
ginselen van zelfwerkzaamheid, vrije keuze,
werken volgens belangstelling en in vrij
heid, zal zich afvragen hoe het mogelijk
is met deze beginselen een school te vor
men, die geschikt ls om aan een dertig-,
soms veertigtal kinderen, dat onderwijs te
geven dat nu eenmaal als noodzakelijke
basis geldt om te worden toegelaten tot
een middelbare school.
Wij kunnen vooropstellen dat het mo
gelijk ls. Statistieken hebben bewezen dat
kinderen die van hun prille jeugd af tot
aan de middelbare school goed Montessori-
onderwijs hebben genoten, later op Gym
nasium, H.B.S. of Lyceum evengoed mee
komen als andere kinderen en dit opval
lende voordeel hebben, dat zij hebben ge
leerd zelfstandig te werken.
Maar laten we beginnen bij het voor
bereidend Montessori-onderwijs, dat de
basis vormt voor heel de verdere ontwik
keling.
Voorbereidend onderwijs.
Wanneer men over kleuterscholen
spreekt, denkt men nog maar al te graag
aan inrichtingen, die geen andere taak
hebben dan het ldnd te bewaren, zoodat
de moeder er geen last meer van heeft.
Wat er met het kind op de „bewaarschool"
gebeurt laat de ouders meestal koud.
De moderne psychologische ontdekkingen
hebben echter aangetoond, dat de periode,
door de kinderen op de kleuterschool door
gebracht voor hen buitengewoon belangrijk
is en dat talrijke geestelijke moeilijkheden
en zelf-defecten hun oorsprong vinden in
opvoedingsfouten, van het derde tot vijfde
levensjaar gemaakt,
Voegen we hieraan toe de ontdekking
alle opzichten aan vorenbedoeld voorschrift vol
daan. In die bestemming zullen ook moeten
worden betrokken eenige gronden ten Noord-
Oosten van den Rfjnsburgerweg aan en nabij de
spoorbaan.
Mitsdien hebben B. en W. een nieuw plan
doen ontwerpen, waarbij voor de ln het betrok
ken gebied gelegen gronden, een bestemming ln
hoofdzaak is aangewezen.
Het ontwerp heeft gedurende den ln de
Woningwet voorgeschreven termijn op de ge
meentesecretarie voor een ieder ter Inzage ge
legen. Er zijn geen bezwaren ingediend.
DOOR J. P. BALJE.
Het was hondenweer en Johnny van dei-
Heide had'al zijn aandacht voor het stuur
noodig. Op deze abominabele buitenwegen
was het rijden geen pretje, overal waren
gaten en kullen in den weg en nu de regen
tegen de voorruit striemde, kwam er bo
vendien nog slipgevaar bij. De avond was
al heel vroeg gevallen, en de koplampen
gaven onder deze slechte weersomstandig
heden lang niet genoeg licht naar Johnny's
zin. Nu en dan mopperde hij wat in zich
zelf. Als hij nu nog maar alleen was ge
weest, had het hem niet zoozeer kunnen
schelen. Maar Tiny werkte op zijn zenu
wen. Telkens uitte zij gesmoorde gilletjes,
ieder oogenblik greep ze zijn arm beet en
hij had haar al moeten verzoeken achter
in den wagen te gaan zitten.
Daar lag ze nu. in elkaar gedoken, een
beetje te pruilen. Boven het geronk van
den motor uit, hoorde hij zoo nu en dan:
.Johnny, hoe lang ls het nu nog?" Hij gaf
er al geen antwoord meer op.
Verduiveld, wat deed de wagen nu gek!
Natuurlijk, als een onmiddellijke reactie
had je daar ook weer Tiny's stem.
„Och, Johnny, rijd toch voorzichtig!"
Met een zacht gepiep stond de auto Stil.
Johnny probeerde het ding weer op gang
te krijgen, maar het lukte niet.
„Zijn we er. Johnny?" vroeg Tiny.
„Ja, we zijn er!" antwoordde Johnny
sarcastisch, en hij probeerde zijn gal te
luchten, door al zijn ergernis in zijn stem
te leggen. „Kijk maar naar buiten, als het
je tenminste lukt Iets te zien! Boomen,
plassen en modder! In de wildernis zijn
we!"
„Waarom rij je dan niet verder, Johnny?"
Hij slikte een verwensching in. Nijdig
smeet hij het portier open, en hij rilde,
toen hij den ijskouden regen in zijn ge
zicht voelde. Rammelend lichtte hij de kap
op, morrelde hier wat, probeerde daar iets
en stak toen zijn hoofd weer in den
wagen.
„We kunnen niet verder, Tiny", zei hij.,
en behalve ergernis was er nu ook een tikje
berusting in zijn stem, „we moeten olie
hebben! Is me dat een lamme historie."
„Maar we kunnen hier toch niet blijven,
vent?" Als een klein, verwend poesje schoof
ze naar hem toe.
„Ik zal er eens op uittrekken," zuchtte hij
„kijken of ik ergens olie op den kop kan
tikken. Maar ik vrees het ergste. Het lijkt
hier wel uitgestorven. Blijf jij rustig in den
wagen zitten."
Als een tang lag haar hand om zijn arm.
„O, Johnny, hier.alleen, in dat verschrikke
lijke weer, en in het donker? Ik besterf het,
als Je me alleen laat. Dandanga
ik mee
Hij keek naar haar dunne jurk en haar
chique mantel en lachte grimmig. Haar
schoentjes waren meer geschikt voor een
balzaal, dan voor een modderigen viezen
landweg.
„Allright" bromde hij, „je moet het zelf
weten. Het zal je vermoedelijk wel berou
wen."
Huiverend liepen ze op den weg. Telkens
stapten ze in piassen, hun kleeren werden
doornat, en de regen striemde hen zoo ln
het gezicht, dat ze nauwelijks tien meter
voor zich uit konden zien. Geen fietser,
geen auto, geen levend wezen was er op
den weg.
„Ha!" zei Johnny, „daar ls geloof ik een
licht." Op een paar meter afstand naast
den weg stond een boerderij.
„We kunnen het probeeren," zei Johnny
zonder veel hoop. „de tegenwoordige boer
derijen rijn ook al zoo modern, olie wordt
niet meer gebrand. Maar misschien hebben
ze toch."
Ze zochten zich een weg naar de voor
deur. In het duister tastte Johnny naar de
bel. Ergens in de verte tingelde het.
Het duurde zeker een volle minuut, voor
ze binnen iets hoorden. Een sloffende voet
stap, dan grendels, die werden weggescho
ven, toen ging de deur op een heel klein
kiertje open. Een ketting verhinderde een
grootere opening.
Een electrische lantaarn scheen hun in
het gezicht, en ze hoorden een brommerige
stem:
„Wat moeten jullie?"
Erg vriendelijk klonk het niet, maar
Johnny begreep, dat ze met tact verder
zouden komen, dan met grofheid. Dus
zei hij:
„We hebben pech met onze auto. me
neer, en nu hebben we olie noodig. Zoudt U
ons daaraan kunnen helpen?"
Het bleef zoolang stil, dat Johnny al
vreesde, dat de man hem niet verstaan had,
en toen hij het juist voor den tweeden keer
wilde zeggen, hoorde hij op. denzelfden
brommerigen toon:
„Olie....?"
„Ja, olie, al is het maar een klein beetje.
Kunt U ons daaraan misschien, helpen?"
De man kuchte. „Olie!" bromde de stem,
en er lag een wereld van onbegrip in. ,,'k
Zal de baas es vragen".
De deur ging dicht, de grendel er weer
voor! Daar stonden Ze in den regen. Kwam
de boerenknecht nog terug, of hield hij hen
voor het lapje? Minuten, die uren leken en
vrijwel geen schuilplaats tegen den regen.
Toen, het klonk als muziek in hun ooren,
keerden de sloffende voetstappen terug. De
grendel werd weggeschoven, de deur kierde
open, en de stem zei laJtoniek:
„Geen olie!"
„Man," snauwde Jöhnny nu nijdig, daar
hij zag. dat de deur weer dreigde dicht te
gaan, „is er dan geen druppeltje olie, geen
heel klein beetje olie in deze heele boer
derij? Begrijp toch eens, we staan hier in
dit hondenweer, op den grooten weg, met
onze auto en we kunnen niet verder, want
we hebben olie noodig. een heel klein
beetje, al was het wonderolie
„Oh." zei de knecht, en Johnny hoorde
met verlichting, dat er een klein beetje
begrip scheen door te breken in 's mans
hersens, „Oh. dan zal 'k nog eens kijken."
Weer volgde dezelfde ceremonie van het
sluiten van de deur. het gerammel van de
grendels, en weer stonden ze te kleumen
voor het huis. Nog langer scheen het te
duren dan de eerste keer, voor nu de voet
stappen terugkwamen.
Met nauw verholen ongeduld wachtte
Johnny tot de deur weer openging.
„En?" vroeg hij, „was er olie?"
„Nee!" zei de knecht, wonderolie was er
ook niet, maar de baas heit me een paar
cascara-pillen voor Jullie meegegeven.
(Auteursrecht voorbehouden,)
(Nadruk verboden).
van de gevoelige perioden van dr. Montes
sori, het feit dus, dat het kind op bepaal
den leeftijd voor zekere ontwikkelingen
gevoelig is. die wanneer men ze onacht
zaam voorbij laat gaan. nooit meer te
achterhalen zijn, dan begrijpen we dat
voor ouders met inzicht en verantwoorde
lijkheidsbesef de vraag of zij hun kind
naar een kleuterschool zullen sturen gron
dige overweging waard ls. Het is geen
kwestie meer van „bewaren", doch het be
treft de geestelijke gezondheid van het
kind.
De goede kleuterscholen reiken a.h.w. den
verstandigen ouders de hand om hen be
hulpzaam te zijn, juist in het begin van de
ontwikkeling, bij de opvoeding van hun
kind, zij ontnemen hen deze taak geens
zins.
We kennen het bezwaar van veie ouders,
reeds op zoo jeugdigen leeftijd afstand te
moeten doen van hun kleintjes, en kunnen
het respecteeren, maar vragen ons toch
af of we wel zoo egoïstisch mogen zijn, om
voor eigen plezier de kinderen iets te ont
houden wat voor hun geestelijke ontwik
keling van zoo groote waarde is. En dan
is het niet alleen hetgeen zij op zulk een
school leeren maar vooral ook het feit dat
zij er makkers hebben om mee te spelen en
te werken.
En wanneer de school of klas goed is,
zullen de ouders er niets dan vreugde van
beleven.
Wie zich overtuigen wil van den zeld-
zamen Invloed die van een goed gelelde
Montessori-klas uitgaat, die trachte er eens
een te bezoeken. Een ochtend in zulk een
klas kan de beleving van een wonder wor
den. We worden gegrepen door deze onge
dwongen kindergemeenschap, waarin do
leidster haast niet opvalt maar de kinde
ren hèt geheele beeld beheerschen.
Er is een zacht geroezemoes en temidden
van die gezellige bloemen, aquaria en kin-
dervoorwerpen (alles is op maat) bewegen
zich de kinderen in een vanzelfsprekende
orde.
De kinderen halen zelf hun werkjes, leg
gen ze op hun tafel soms alleen, soms met
zin tweeën wordt er aan gewerkt. Graag
werken ze op den grond, waar dan eerst
een kleed wordt neergelegd. De leidster
overriet alles, helpt alleen wanneer haar
hulp werkelijk noodig is en de kinderen
bij haar komen. De zintuigen worden er
geoefend, sommigen lezen en schrijven al,
anderen leeren knoopen en strikken leggen,
weer anderen tellen of teekenen.
Ais ze iets gebruikt hebben ruimen ze
het zelf weer op, alles heeft zijn vaste
plaats, ze geven zelf de bloemen water,
zeemen de ramen, poetsen het koper,
wasschen de vaat, die zij voor hun maal
tijd, om elf uur, gebruikten. Ook zijn er
gezamenlijke lessen, het streeploopen, voor
ontwikkeling van maatgevoel en evenwicht,
het stiltelesje enz.
Het spreekt dat dit alles een voortreffe
lijke voorbereiding is voor de lagere school.
Alle sluimerende functies zijn reeds ont
wikkeld en wat soms op de lagere school
veel moeite kost (omdat de gevoelige pe
riode dan voorbij is) is reeds door hen ver
worven. Het is dan ook op zich zelf geen
bezwaar een kind dat voorbereidend Mon
tessori-onderwijs genoten heeft naar een
klassikale lagere school te sturen, het om
gekeerde is echter niet mogelijk.
Terwijl men het voor de voorbereidende
Montessori-school vanzelfsprekend vindt
dat de kinderen in zulk een prettige om
geving en zoo vrij zijnde, graag met al die
leermiddelen die zoo aantrekkelijk zijn,
werken, vraagt menigeen zich met onrust
af hoe dat dan op de lagere school gaat
waar een toelatingsexamen met zijn vast-
omschreven eischen aan het einde wacht.
Kan men de kinderen daar ook laten doen
wat ze willen? Mij ontbreekt de plaats hier
verder op in te gaan. Inderdaad de kinde
ren doen alles wat noodig is en vaak ge
heel zonder dwang.
Hoewel iedereen eigenlijk overtuigd is
van de waardeloosheid der toelatings
examens die uitsluitend naar parate ken
nis vragen en niet letten op bijzondere
eigenschappen, zooals zelfstandigheid, in
telligent denkvermogen, originaliteit, hulp
vaardigheid. zelfbewustheid enz., blijven zij
toch gehandhaafd. Volgens leeraren van
middelbare scholen zijn het juist de zoo
even genoemde eigenschappen die op
de Montessori-scholen worden aangekweekt
die den leeriing tot verdere studie beter
in staat stellen.
Onze vraag of Montessori-leerlingen
evenveel bereiken als leerlingen van een
gewone school kunnen we dan ook ten
volle bevestigend (beantwoorden.
Maatschappelijke beteekenis.
Gebleken is, dat de methode Montessori
meer is dan alleen een onderwijssysteem.
Wie zich in deze methode inwerkt onder
vindt dat Montessori's ideeën ook beteeke
nis hebben voor Maatschappelijke toe
standen. Trouwens mevr. Montessori heeft
den laatsten tijd op typische wijze laten
zien, hoe de diepste kiem van oorlog eigen
lijk reeds ontstaat, wanneer we fouten ma
ken bij de opvoeding van het jonge kind,
waarbij als reactie op deze fouten angst,
haat en afgunst ontstaan.
Het is toch onze taak de kinderen niet
slechts op te voeden tot zelfstandige indi
viduen. die zich zelf in leven kunnen hou
den, maar tevens tot toekomstige gemeen
schapswezens, die over de noodige gaven
beschikken om deze gemeenschap naar hun
beste weten te dienen.
We zijn er van overtuigd dat mevr. Mon
tessori een weg heeft gewezen naar betere
opvoeding. Opvoeding en onderwijs worde
niet meer gescheiden, want zij hooren bij
elkaar. Betere opvoeding beteekent harmo
nischer menschen en menschen die ai hun
krachten hebben ontplooid en in dienst
willen stellen van de gemeenschap. De
eenige wereldrevolutie, die aan de mensch-
heid heil zal brengen is die, welke begint
bij de opvoeding van den toekomstigen
mensch. Dat beseffen hoe langer hoe meer
vooraanstaande opvoedkundigen.
De jarenlange ervaring heeft ons doen
zien dat in ieder geval Montessori er in
geslaagd is een methode te scheppen die
aan de psychologische behoeften van den
opgroeienden jongen mensch voldoet.
Opvoeden is een sociale taak. die sociale
verantwoordelijkheid met zich brengt.
Drs. H. JORDAN Jr.
2—3