Voorstellen aan den Leidschen Raad Ons Kort Verhaal De practijk van het Montessori-onderwijs Olie LEIDSCH DAGBLAD Derde Blad Dinsdag 11 Januari 1938 Vergelijking met de gewone school BENOEMINGEN. Per 31 December 1937 zijn periodiek aftredend de navolgende leden van de Plaatselijke School commissie: J. P. Maartense. Lourens Bosch, P. M. van Sermondt, mej. H. J. Doove en dr. H, H. Maas. Mede worden voorgedragen resp. als No. 1 en 2 de heer B. H. J. Heijdemnnn. dir. G. Brouwer, mej. H. de Wilde, mej. W. P. Wijtenburg, mevr. M. W. S. BlokAberson. Voor benoeming in de vacature van chef van de afdeeling algemeene zaken en gebouwen bij den dienst van Gemeentewerken komt in aan merking de heer D. de Graaf Jr.. technisch- ambtenaar 1ste klasse bij genoemden dienst, die sedert 1 Januari 1937 (datum van pensionnee- fing van den hoofdopzichter De Goederen» met de tijdelijke waarneming van genoemde functie was belast. De benoeming zal. met het oog op den aard der betrekking, ook thans moeten geschieden in den rang van hoofdopzichter. VERHURING PERCEEL HARTESTEEG. Het bovenhuis aan de Hartesteeg No. 3. dat bewoond werd door den claviger van het Ste delijk Gymnasium, is door hem verlaten in ver band met zijn verhuizing naar de dienstwoning van het nieuwe Gymnasium. Voor de vrijkomende woning heeft zich als huurster aangemeld de Commanditaire Ven nootschap ..Eiga", welke firma ook het beneden huis I Hartesteeg No. 5) van de gemeente in gebruik heeft. Met adressante is overeenstemming bereikt over een huurprijs van f. 205 per jaar. VERHURING VOLKSTUINTJES CLOS EN LEEMBRUGGEN. Aan de Vereeniging tot aanleggen en onder houden van volkstuintjes P. Clos en Leembrug gen werden ingevolge raadsbesluit van 23 Dec. 1935 eenige perceelen teelland c.a. verhuurd, gelegen ten Zuiden van den Haagweg. In ver band met den aanleg van het nieuwe exercitie veld te dier plaatse is de huur per 1 September j.l. beëindigd. Inmiddels werden onderhandelingen gevoerd over de verhuring van een ander terrein, waar bij tenslotte overeenstemming werd bereikt over de perceelen weiland in den Stadspolder. Deze weilanden zijn door hun ligging zeer geschikt voor volkstuintjes, hoewel de mogelijkheid be staat, dat zij binnen niet te langen tijd voor be bouwing in aanmerking komen en dan weder ter beschikking van de gemeente moeten wor den gesteld. De huurster is echter bereid dit risico geheel voor haar rekening te nemen. De huursom is bepaald op f. 110 per H.A. en per jaar. Huurtyd 2 jaar. Voorts heeft de vereeniging verzocht haar te gemoet te komen in de kosten van overplaat sing van de volkstuintjes. Ofschoon de gemeente hiertoe niet verplicht is. is er volgens B. en W. in dit geval reden de helft van deze kosten ad f. 2000 voor rekening van de gemeente te nemen en alzoo aan de vereeniging een bedrag van f. 1000 uit te keeren. Dit bedrag kan worden gebracht ten laste van het crediet voor den aanleg van het mi litair oefenterrein c.a. VERKOOP GROND. Van den heer H. Compier is een verzoek in gekomen om van de gemeente te mogen koopen de strook grond, gelegen aan de Grevenstraat achter de perceelen Oude Vest nis 117, 119 en 121. Dit terrein, dat niet benoodigd was voor den woningbouw in het saneeringsplan Para dijssteegBouwelouwensteeg. is reeds bij adres sant in gebruik als achteruitgang voor zijn be drijf. Adressant is bereid een prijs te betalen van f. 10 per vierk. M. TARIEF-REGELING MET ZOETERWOUDE. Naar aanleiding van den in 1924 door het ge meentebestuur van Zoeterwoude geuiten wensch om de electrlciteitsvoorziening dier gemeente uit te breiden tot de buurtschap Gelderswoude en tot den aanleg van verdere electrische straatverlichting aldaar over te gaan. is in dat jaar met de gemeente Zoeterwoude een nieuwe stroomleveringsovereenkomst gesloten, waarbij de door de ingezetenen van die gemeente te be talen enkeltariefprijs op 9 cent boven het Leid- sche enkeltarief werd vastgesteld; het ge meentebestuur van Zoeterwoude toch gaf toen de voorkeur aan een verhooging van den tot dusver daar geldende enkeltariefprijs met 4 cent, boven de betaling door de gemeente van een bedrag van rond f. 23.000, hetwelk met de uitbreiding van het kabelnet en van de straat verlichting aldaar was gemoeid. Onlangs nu hebben B. en W. van Zoeterwoude aan de Directie van de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit verzocht een verlaging van de contractueel vastgestelde electriciteits- tarieven te willen bevorderen, waartegen de Di rectie in beginsel geen bezwaar had, omdat het bovengenoemde bedrag van f. 28.000 thans ge acht kan worden geheel aan Leiden te zyn terugbetaald. De ter zake met B. en W. van Zoeterwoude gevoerde onderhandelingen hebben dan ook tot overeenstemming geleid. Volgens ontwerp v/ordt de enkeltariefprijs te Zoeterwoude weder tot 5 cent boven hel te Leiden geldende enkeltarief verlaagd, terwijl de stroomprijs ten behoeve van de openbare verlichting in Zoeterwoude even eens wordt verminderd. Daartegenover heeft het gemeentebestuur van Zoeterwoude zich be reid verklaard de overeenkomst met 5 jaren te verlengen. OUDE ZWEMINRICHTING VERDWIJNT. In Maart 1935 werd de zweminrichting aan het Rijn-Schiekanaal definitief buiten gebruik gesteld. Sindsdien is naar een andere bestem ming voor dit zwembad gezocht. Het is echter niet mogen gelukken een loonende bestemming te vinden. Vermits nu het intact laten van deze inrichting, die op provinciaal eigendom gelegen is. kosten voor de gemeente met zich brengt, is de beste oplossing de opstallen te slechten. EEN BELASTINGZAAK. Om praeadvies werd in handen van B. en W. gesteld een adres van den heer M. C. van Straten, houdende verzoek het daarheen te lei den. dat hem restitutie wordt verleend van een gedeelte van de door hem betaalde belasting in verband met het opbreken en herstellen van de bestrating in de Van Bemmelen- en de Bakhuis Rozeboomstraat. ten behoeve van het aansluiten van huisrioleeringen aan de straat- rioleering. Van een onjuiste toepassing van de desbe treffende belasting verordening is echter geen sprake. B. en W. stellen daarom voor op het verzoek niet in te gaan. SUBSIDIE HUISHOUDELIJKE VOORLICHTING. De Commissie inzake Huishoudelijke Voor lichting vraagt eene bijdrage van f.500.in de kosten van hare dit jaar te houden cursussen aan vrouwen van werkloozen en anderen, wier inkomen tengevolge van de heerschende econo mische omstandigheden belangrijk is gedaald- De totale kosten van de cursussen worden, dooi de Commissie op f. 1142.90 begroot. In een bedrag van f.642,90 zal o.m. worden voorzien door de opbrengst van cursusgelden "(2 et. per avond per deelneemster). bijdragen van particulieren, instellingen en vereenigingen en de opbrengst van een collecte. Waar gebleken is dat de Commissie zeer nuttig werk verricht jaarlijks nemen ruim 200 vrou wen aan de cursussen deel achten B. en W. termen aanwezig om de voor het jaar 1938 ge vraagde bijdrage aan de Commissie te verleenen. Weliswaar is dit bedrag f.200.hooger dan het over 1937 verleende subsidie, doch de verminde ring van de bijdragen van particulieren, zoowel in geld als in natura, en de stijging van de materiaalkosten wettigen die verhooging alles zins. Het bedrag ad f. 500.behoort echter als een maximum-bijdrage te worden beschouwd en voorts zullen aan de subsidie-verleening eenige voorwaarden dienen te worden verbonden be treffende verantwoording van de uitgaven der Commissie enz. VERGOEDING SCHOOLGELD DOOR BUITEN-GEMEENTEN. Zooals bekend zal zijn, bezoekt een vrij groot aantal kinderen (ruim 80) uit omliggende ge meenten de openbare scholen voor uitgebreid lager onderwijs alhier. Aangezien B. en W. het niet billijk achten, dat de kosten, welke de toe lating van deze kinderen medebrengt, voor reke ning van onze gemeente blijven, hebben zij, me de op verzoek van Ged. Staten, de besturen van de daarvoor in aanmerking komende gemeenten gevraagd, of zij bereid zijn met onze gemeente een regeling aan te gaan. omtrent de toelating van kinderen uit die gemeenten tot de Leidsche openbare scholen voor uitgebreid lager onder wijs. Van al deze gemeentebesturen hebben B. en W. thans bericht ontvangen, dat zij in dit op zicht tot medewerking bereid zijn en dat zü zich met de aangeboden ontwerp-regeling kunnen vereenigen. Ter toelichting van deze ontwerp-regeling. mer ken B. en W. op, dat het genoemde bedrag van de voor eiken buitenleerling per jaar verschul digde uitkeering (n.l. f.27.—) het verschil uit drukt tusschen de gemiddelde kosten per leer ling van het uitgebreid lager onderwijs en het gemiddeld per buitenleerling geheven schoolgeld. Op deze wijze wordt derhalve met het ontvan gen schoolgeld rekening gehouden, terwijl dit systeem wegens zijn administratie ven eenvoud verre de voorkeur verdient boven een stelsel, waarbij incidenteel een aftrek wegens ontvan gen schoolgeld moet worden toegepast. ONDER WIJ S -K WE STIE. De besturen van bijzondere lagere scholen, welke op 1 Januari 1921 in gebruik of In aan bouw waren, ontvangen, zoolang die scholen overeenkomstig hare bestemming gebruikt wor den, telkenjare een gebruiksvergoeding. welke sinds 1 Januari 1936: 5% van de in der tijd ge schatte waarden dier scholen bedraagt. Krach tens het nieuwe artikel 205ter der Lager-Onder- wfjswet 1920, konden de besturen van zoodanige scholen vóór 1 Augustus 1936 aan het ge meentebestuur het verzoek doen, om ter ver vanging van deze gebruiksvergoeding. een uit keering te ontvangen van een som ineens, ge lijkstaande met 80% van de geschatte waar den dier scholen. Van deze bevoegdheid hebben ook de schoolbesturen in onze gemeente gebruik gemaakt; de ingediende verzoeken hadden be trekking op de volgende (d. z. alle daarvoor in aanmerking komende) scholen: de RJK. Jon gensscholen aan het Rapenburg 48 en de Haar lemmerstraat 40. de R.K. Meisjesscholen aan het Levendaal 54/56, de Haarlemmerstraat 32/34 en de van der Werfstraat 98/100 Oude Vest 193/ 195 (gebouw Pelikaanstraat 1), de Chr. scholen aan het Noordeinde 38, de Pasteurstraat 2 b en de Middelste Gracht 119. en de Geref. school aan de Hooglandsche Kerkgracht 20 a. Volgens het tweede lid van genoemd artikel 205ter, moest „het gemeentebestuur'' vóór 1 November 1936 op de verzoeken beschikken. Met betrekking tot de in dit verband opgekomen competentievraag. of n.l. de Raad dan wel het College van B. en W. omtrent de verzoeken zou moeten beslissen, hebben B. en W. zich indertijd op het standpunt gesteld, dat, nu de wet hier niet met zooveel woorden de medewerking van den Gemeenteraad vordert, de afdoening van deze aangelegenheid, ingevolge artikel 151 der gemeentewet, tot hun competentie moest be- hooren. Ten overvloede vroegen B. en W. hier aan nog toe. dat deze opvatting vrijwel alge meen in den lande werd gehuldigd. In de onderstelling dus, dat B. en W. op de ingediende verzoeken hadden te beschikken, hebben zij destijds in hoofdzaak overwogen, dat de gemeente bij een eventueelen afkoop van de gebruiksvergoeding verschillende risico's op zich zou nemen (voornamelijk schuilend in mogelijke ontijdige opheffing of ver nietiging van schoolgebouwen, in het feit. dat in geval van een eventueele verdere verlaging van den rentevoet, naar welken de jaarlijksche gebruiksvergoeding wordt berekend, de gemeente van die verlaging niet zal profiteeren, en/of in de mogelijkheid van een herziening van de ge schatte waarden dezer gebouwen) en dat dit complex van risico's niet door mogelijke toekom stige besparingen gedekt wordt; verder over wogen zij nog ten aanzien van de R.K. Meisjes scholen aan de van der Werfstraat 98/100 Oude Vest 193/195 'gebouw Pelikaanstraat 1), dat deze scholen deel uitmaken van een niet uitsluitend voor het geven van schoolonderwijs bestemd gebouw, zoodat het hier betreft z.g. ..ingebouwde'' scholen, waarop artikel 205ter kennelijk niet van toepassing is. Op grond van een en ander besloten B. en W. de ingediende verzoeken af te wijzen. Nadat de schoolbesturen van deze beslissing bij Ged. Staten in beroep waren gegaan, heeft dit college de beroepen, voor zoover deze de z.g. ingebouwde scholen en de school aan de Middelste Gracht betroffen, ongegrond ver klaard, doch de overige beroepen toegewezen. Aangezien B. en W. van oordeel waren, dat Ged. Staten zich bij de beoordeeling van deze zaak op een uitermate simplistisch standpunt had den gesteld, in zooverre als dit college het door B. en W. bedoelde complex van risico's buiten geding had gelaten, hebben zij vervolgens tegen de voor de gemeente in ongunstigen zin uitge vallen beslissingen van Ged. Staten appèl bij de Kroon aangeteekend. Bij Koninklijk besluit van 2 October 1937 zijn daarop, met handhaving van de bestreden besluiten van Ged. Staten, voor zoover daarbij de besluiten van het College waren vernietigd, de besluiten van Ged. Staten voor het overige vernietigd, met onbevoegdver- klaring alsnog van B. en W„ om op de inge diende verzoeken te beschikken. Dit Koninklijk besluit, dat dus niet het College, doch den Ge meenteraad ten deze bevoegd verklaart, liet in- tusschen de vraag open, of de Raad nó. 1 No vember 1936 'dag, voor welken het gemeentebe stuur moest beslissen) nog een rechtsgeldige be schikking zou kunnen nemen. Deze strijdvraag is thans echter opgelost, doordat de Minister van Onderwijs, blijkens een op 8 December j.l. afgekomen circulaire van Ged. Staten, als zijn meening heeft doen kennen, dat in de gevallen, waarin de beslissingen van B. en W., inzake het afkoopen van de z.g. gebruiksvergoeding. dooi de Kroon zijn vernietigd, de Gemeenteraad alsnog ten spoedigste op de verzoeken van de schoolbestilren zal moeten beschikken. Aangezien de beslissingen van het College, welke de z.g. ingebouwde scholen en de school aan de Middelste Gracht betreffen, kracht van crewijsde hebben verkregen, zal de Raad dus thans een besluit moeten nemen ten aanzien van de zeven overige scholen. In verband hiermede merken B. en W. op. dat de onderwerpelijke aangelegenheid inmiddels wel een ander aspect heeft verkregen. Zoo is de rente voor gemeenteleeningen den laatsten tijd "niet onbelangrijk gedaald, zoodat thans voor 4406 (Ingez. Med.) een leening. waarvan de aflossingsduur 20 30 jaar bedraagt, de rente om 3 1/2% schommelt, terwijl B. en W. destijds, bij de beoordeeling van den financieelen kant van deze zaak, nog reke ning moesten houden met een rentevoet van 4 1/4%. Deze omstandigheid beteekent. dat, in dien voor het onderhavige doel een annuïteiten- leening van 30 jaar wordt gesloten, en indien men de risico's buiten beschouwing laat, aan stonds een jaarlijksch voordeel van pl.m. f.3550 wordt verkregen. Het vorenstaande neemt echter niet weg, dat de risico's, welke de gemeente op zich zou nemen door deze rentedaling weinig aan beteekenis ver liezen. B. en W. zouden dan ook adviseeren, op de verzoeken afwijzend te beschikken, ware het niet, dat zij, gezien de reeds gevallen beslissin gen. daarvan hoegenaamd geen heil verwach ten. H.i. zou het enkel gevolg van een afwijzend besluit zijn een beroepsprocedure (waarmede weer geruime tijd gemoeid zou zijn), welke wei nig kans op succes biedt, en die, als de gemeente ten slotte in het ongelijk wordt gesteld, de zaak financieel niet beter, maar slechter maakt, om dat de schoolbesturen alsdan tot den dag van den afkoop het vroeger geldende rentepercen tage van 6,214 (en dus niet van 5) vergoed krijgen. WIJZIGING UITBREIDINGSPLAN. Zooals bekend is hebben Ged. Staten de goed keuring onthouden aan het bij raadsbesluit van 20 Januari 1936 vastgestelde plan tot herziening (aanvulling) van het uitbreidingsplan dezer ge meente met betrekking tot de gronden, gelegen ten Zuid-Oosten van de spoorbaan 'sGraven- hage—Haarlem en begrensd door den Mare- öijk. de Marislaan en den Stationsweg. De Raad moet binnen twaalf maanden n& ontvangst van de beslissing, d.i. vóór 15 Februari 1938, een nieuw plan aan de goedkeuring van Ged. Staten onderwerpen, waarbij de beslissing van dat Col lege in acht is genomen, hetgeen in casu wil zeggen, dat het plan zoodanig zal moeten zijn, dat het geenerlei beletsel of belemmering in houdt voor de tot standkoming van een verbin ding van de ter weerszijden van de spoorbaan gelegen stadsgedeelten, welke t.z.t. zal blijken de meest bevredigende, praktisch uitvoerbare, op lossing te zijn. Met het oog op de bestaande onzekerheid omtrent het maken van het verbindingstracé tusschen die stadsgedeelten is het vooralsnog niet mogelijk om voor het onderhavige gebied de bestemming in onderdeelen te bepalen, zoodat voorhands met een aanwijzing van de bestem ming in hoofdzaak moet worden volstaan. Deze bestemming laat de mogelijkheid van uitvoering van de meest gewenschte verbinding tusschen de beide stadsgedeelten geheel open: derhalve wordt met de aanwijzing van die bestemming in Diepere beteekenis. Wie de beginselen kent die aan de me thode Montessori ten grondslag liggen, be ginselen van zelfwerkzaamheid, vrije keuze, werken volgens belangstelling en in vrij heid, zal zich afvragen hoe het mogelijk is met deze beginselen een school te vor men, die geschikt ls om aan een dertig-, soms veertigtal kinderen, dat onderwijs te geven dat nu eenmaal als noodzakelijke basis geldt om te worden toegelaten tot een middelbare school. Wij kunnen vooropstellen dat het mo gelijk ls. Statistieken hebben bewezen dat kinderen die van hun prille jeugd af tot aan de middelbare school goed Montessori- onderwijs hebben genoten, later op Gym nasium, H.B.S. of Lyceum evengoed mee komen als andere kinderen en dit opval lende voordeel hebben, dat zij hebben ge leerd zelfstandig te werken. Maar laten we beginnen bij het voor bereidend Montessori-onderwijs, dat de basis vormt voor heel de verdere ontwik keling. Voorbereidend onderwijs. Wanneer men over kleuterscholen spreekt, denkt men nog maar al te graag aan inrichtingen, die geen andere taak hebben dan het ldnd te bewaren, zoodat de moeder er geen last meer van heeft. Wat er met het kind op de „bewaarschool" gebeurt laat de ouders meestal koud. De moderne psychologische ontdekkingen hebben echter aangetoond, dat de periode, door de kinderen op de kleuterschool door gebracht voor hen buitengewoon belangrijk is en dat talrijke geestelijke moeilijkheden en zelf-defecten hun oorsprong vinden in opvoedingsfouten, van het derde tot vijfde levensjaar gemaakt, Voegen we hieraan toe de ontdekking alle opzichten aan vorenbedoeld voorschrift vol daan. In die bestemming zullen ook moeten worden betrokken eenige gronden ten Noord- Oosten van den Rfjnsburgerweg aan en nabij de spoorbaan. Mitsdien hebben B. en W. een nieuw plan doen ontwerpen, waarbij voor de ln het betrok ken gebied gelegen gronden, een bestemming ln hoofdzaak is aangewezen. Het ontwerp heeft gedurende den ln de Woningwet voorgeschreven termijn op de ge meentesecretarie voor een ieder ter Inzage ge legen. Er zijn geen bezwaren ingediend. DOOR J. P. BALJE. Het was hondenweer en Johnny van dei- Heide had'al zijn aandacht voor het stuur noodig. Op deze abominabele buitenwegen was het rijden geen pretje, overal waren gaten en kullen in den weg en nu de regen tegen de voorruit striemde, kwam er bo vendien nog slipgevaar bij. De avond was al heel vroeg gevallen, en de koplampen gaven onder deze slechte weersomstandig heden lang niet genoeg licht naar Johnny's zin. Nu en dan mopperde hij wat in zich zelf. Als hij nu nog maar alleen was ge weest, had het hem niet zoozeer kunnen schelen. Maar Tiny werkte op zijn zenu wen. Telkens uitte zij gesmoorde gilletjes, ieder oogenblik greep ze zijn arm beet en hij had haar al moeten verzoeken achter in den wagen te gaan zitten. Daar lag ze nu. in elkaar gedoken, een beetje te pruilen. Boven het geronk van den motor uit, hoorde hij zoo nu en dan: .Johnny, hoe lang ls het nu nog?" Hij gaf er al geen antwoord meer op. Verduiveld, wat deed de wagen nu gek! Natuurlijk, als een onmiddellijke reactie had je daar ook weer Tiny's stem. „Och, Johnny, rijd toch voorzichtig!" Met een zacht gepiep stond de auto Stil. Johnny probeerde het ding weer op gang te krijgen, maar het lukte niet. „Zijn we er. Johnny?" vroeg Tiny. „Ja, we zijn er!" antwoordde Johnny sarcastisch, en hij probeerde zijn gal te luchten, door al zijn ergernis in zijn stem te leggen. „Kijk maar naar buiten, als het je tenminste lukt Iets te zien! Boomen, plassen en modder! In de wildernis zijn we!" „Waarom rij je dan niet verder, Johnny?" Hij slikte een verwensching in. Nijdig smeet hij het portier open, en hij rilde, toen hij den ijskouden regen in zijn ge zicht voelde. Rammelend lichtte hij de kap op, morrelde hier wat, probeerde daar iets en stak toen zijn hoofd weer in den wagen. „We kunnen niet verder, Tiny", zei hij., en behalve ergernis was er nu ook een tikje berusting in zijn stem, „we moeten olie hebben! Is me dat een lamme historie." „Maar we kunnen hier toch niet blijven, vent?" Als een klein, verwend poesje schoof ze naar hem toe. „Ik zal er eens op uittrekken," zuchtte hij „kijken of ik ergens olie op den kop kan tikken. Maar ik vrees het ergste. Het lijkt hier wel uitgestorven. Blijf jij rustig in den wagen zitten." Als een tang lag haar hand om zijn arm. „O, Johnny, hier.alleen, in dat verschrikke lijke weer, en in het donker? Ik besterf het, als Je me alleen laat. Dandanga ik mee Hij keek naar haar dunne jurk en haar chique mantel en lachte grimmig. Haar schoentjes waren meer geschikt voor een balzaal, dan voor een modderigen viezen landweg. „Allright" bromde hij, „je moet het zelf weten. Het zal je vermoedelijk wel berou wen." Huiverend liepen ze op den weg. Telkens stapten ze in piassen, hun kleeren werden doornat, en de regen striemde hen zoo ln het gezicht, dat ze nauwelijks tien meter voor zich uit konden zien. Geen fietser, geen auto, geen levend wezen was er op den weg. „Ha!" zei Johnny, „daar ls geloof ik een licht." Op een paar meter afstand naast den weg stond een boerderij. „We kunnen het probeeren," zei Johnny zonder veel hoop. „de tegenwoordige boer derijen rijn ook al zoo modern, olie wordt niet meer gebrand. Maar misschien hebben ze toch." Ze zochten zich een weg naar de voor deur. In het duister tastte Johnny naar de bel. Ergens in de verte tingelde het. Het duurde zeker een volle minuut, voor ze binnen iets hoorden. Een sloffende voet stap, dan grendels, die werden weggescho ven, toen ging de deur op een heel klein kiertje open. Een ketting verhinderde een grootere opening. Een electrische lantaarn scheen hun in het gezicht, en ze hoorden een brommerige stem: „Wat moeten jullie?" Erg vriendelijk klonk het niet, maar Johnny begreep, dat ze met tact verder zouden komen, dan met grofheid. Dus zei hij: „We hebben pech met onze auto. me neer, en nu hebben we olie noodig. Zoudt U ons daaraan kunnen helpen?" Het bleef zoolang stil, dat Johnny al vreesde, dat de man hem niet verstaan had, en toen hij het juist voor den tweeden keer wilde zeggen, hoorde hij op. denzelfden brommerigen toon: „Olie....?" „Ja, olie, al is het maar een klein beetje. Kunt U ons daaraan misschien, helpen?" De man kuchte. „Olie!" bromde de stem, en er lag een wereld van onbegrip in. ,,'k Zal de baas es vragen". De deur ging dicht, de grendel er weer voor! Daar stonden Ze in den regen. Kwam de boerenknecht nog terug, of hield hij hen voor het lapje? Minuten, die uren leken en vrijwel geen schuilplaats tegen den regen. Toen, het klonk als muziek in hun ooren, keerden de sloffende voetstappen terug. De grendel werd weggeschoven, de deur kierde open, en de stem zei laJtoniek: „Geen olie!" „Man," snauwde Jöhnny nu nijdig, daar hij zag. dat de deur weer dreigde dicht te gaan, „is er dan geen druppeltje olie, geen heel klein beetje olie in deze heele boer derij? Begrijp toch eens, we staan hier in dit hondenweer, op den grooten weg, met onze auto en we kunnen niet verder, want we hebben olie noodig. een heel klein beetje, al was het wonderolie „Oh." zei de knecht, en Johnny hoorde met verlichting, dat er een klein beetje begrip scheen door te breken in 's mans hersens, „Oh. dan zal 'k nog eens kijken." Weer volgde dezelfde ceremonie van het sluiten van de deur. het gerammel van de grendels, en weer stonden ze te kleumen voor het huis. Nog langer scheen het te duren dan de eerste keer, voor nu de voet stappen terugkwamen. Met nauw verholen ongeduld wachtte Johnny tot de deur weer openging. „En?" vroeg hij, „was er olie?" „Nee!" zei de knecht, wonderolie was er ook niet, maar de baas heit me een paar cascara-pillen voor Jullie meegegeven. (Auteursrecht voorbehouden,) (Nadruk verboden). van de gevoelige perioden van dr. Montes sori, het feit dus, dat het kind op bepaal den leeftijd voor zekere ontwikkelingen gevoelig is. die wanneer men ze onacht zaam voorbij laat gaan. nooit meer te achterhalen zijn, dan begrijpen we dat voor ouders met inzicht en verantwoorde lijkheidsbesef de vraag of zij hun kind naar een kleuterschool zullen sturen gron dige overweging waard ls. Het is geen kwestie meer van „bewaren", doch het be treft de geestelijke gezondheid van het kind. De goede kleuterscholen reiken a.h.w. den verstandigen ouders de hand om hen be hulpzaam te zijn, juist in het begin van de ontwikkeling, bij de opvoeding van hun kind, zij ontnemen hen deze taak geens zins. We kennen het bezwaar van veie ouders, reeds op zoo jeugdigen leeftijd afstand te moeten doen van hun kleintjes, en kunnen het respecteeren, maar vragen ons toch af of we wel zoo egoïstisch mogen zijn, om voor eigen plezier de kinderen iets te ont houden wat voor hun geestelijke ontwik keling van zoo groote waarde is. En dan is het niet alleen hetgeen zij op zulk een school leeren maar vooral ook het feit dat zij er makkers hebben om mee te spelen en te werken. En wanneer de school of klas goed is, zullen de ouders er niets dan vreugde van beleven. Wie zich overtuigen wil van den zeld- zamen Invloed die van een goed gelelde Montessori-klas uitgaat, die trachte er eens een te bezoeken. Een ochtend in zulk een klas kan de beleving van een wonder wor den. We worden gegrepen door deze onge dwongen kindergemeenschap, waarin do leidster haast niet opvalt maar de kinde ren hèt geheele beeld beheerschen. Er is een zacht geroezemoes en temidden van die gezellige bloemen, aquaria en kin- dervoorwerpen (alles is op maat) bewegen zich de kinderen in een vanzelfsprekende orde. De kinderen halen zelf hun werkjes, leg gen ze op hun tafel soms alleen, soms met zin tweeën wordt er aan gewerkt. Graag werken ze op den grond, waar dan eerst een kleed wordt neergelegd. De leidster overriet alles, helpt alleen wanneer haar hulp werkelijk noodig is en de kinderen bij haar komen. De zintuigen worden er geoefend, sommigen lezen en schrijven al, anderen leeren knoopen en strikken leggen, weer anderen tellen of teekenen. Ais ze iets gebruikt hebben ruimen ze het zelf weer op, alles heeft zijn vaste plaats, ze geven zelf de bloemen water, zeemen de ramen, poetsen het koper, wasschen de vaat, die zij voor hun maal tijd, om elf uur, gebruikten. Ook zijn er gezamenlijke lessen, het streeploopen, voor ontwikkeling van maatgevoel en evenwicht, het stiltelesje enz. Het spreekt dat dit alles een voortreffe lijke voorbereiding is voor de lagere school. Alle sluimerende functies zijn reeds ont wikkeld en wat soms op de lagere school veel moeite kost (omdat de gevoelige pe riode dan voorbij is) is reeds door hen ver worven. Het is dan ook op zich zelf geen bezwaar een kind dat voorbereidend Mon tessori-onderwijs genoten heeft naar een klassikale lagere school te sturen, het om gekeerde is echter niet mogelijk. Terwijl men het voor de voorbereidende Montessori-school vanzelfsprekend vindt dat de kinderen in zulk een prettige om geving en zoo vrij zijnde, graag met al die leermiddelen die zoo aantrekkelijk zijn, werken, vraagt menigeen zich met onrust af hoe dat dan op de lagere school gaat waar een toelatingsexamen met zijn vast- omschreven eischen aan het einde wacht. Kan men de kinderen daar ook laten doen wat ze willen? Mij ontbreekt de plaats hier verder op in te gaan. Inderdaad de kinde ren doen alles wat noodig is en vaak ge heel zonder dwang. Hoewel iedereen eigenlijk overtuigd is van de waardeloosheid der toelatings examens die uitsluitend naar parate ken nis vragen en niet letten op bijzondere eigenschappen, zooals zelfstandigheid, in telligent denkvermogen, originaliteit, hulp vaardigheid. zelfbewustheid enz., blijven zij toch gehandhaafd. Volgens leeraren van middelbare scholen zijn het juist de zoo even genoemde eigenschappen die op de Montessori-scholen worden aangekweekt die den leeriing tot verdere studie beter in staat stellen. Onze vraag of Montessori-leerlingen evenveel bereiken als leerlingen van een gewone school kunnen we dan ook ten volle bevestigend (beantwoorden. Maatschappelijke beteekenis. Gebleken is, dat de methode Montessori meer is dan alleen een onderwijssysteem. Wie zich in deze methode inwerkt onder vindt dat Montessori's ideeën ook beteeke nis hebben voor Maatschappelijke toe standen. Trouwens mevr. Montessori heeft den laatsten tijd op typische wijze laten zien, hoe de diepste kiem van oorlog eigen lijk reeds ontstaat, wanneer we fouten ma ken bij de opvoeding van het jonge kind, waarbij als reactie op deze fouten angst, haat en afgunst ontstaan. Het is toch onze taak de kinderen niet slechts op te voeden tot zelfstandige indi viduen. die zich zelf in leven kunnen hou den, maar tevens tot toekomstige gemeen schapswezens, die over de noodige gaven beschikken om deze gemeenschap naar hun beste weten te dienen. We zijn er van overtuigd dat mevr. Mon tessori een weg heeft gewezen naar betere opvoeding. Opvoeding en onderwijs worde niet meer gescheiden, want zij hooren bij elkaar. Betere opvoeding beteekent harmo nischer menschen en menschen die ai hun krachten hebben ontplooid en in dienst willen stellen van de gemeenschap. De eenige wereldrevolutie, die aan de mensch- heid heil zal brengen is die, welke begint bij de opvoeding van den toekomstigen mensch. Dat beseffen hoe langer hoe meer vooraanstaande opvoedkundigen. De jarenlange ervaring heeft ons doen zien dat in ieder geval Montessori er in geslaagd is een methode te scheppen die aan de psychologische behoeften van den opgroeienden jongen mensch voldoet. Opvoeden is een sociale taak. die sociale verantwoordelijkheid met zich brengt. Drs. H. JORDAN Jr. 2—3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 10