Roosevelt's
aan het
boodschap
Congres
Ons Kort
Verhaal
LEiDSCH DAGBLAD - Derde Blad
Dinsdag 4 Januari 1938
De strijd in het
Verre Oosten
Vertrouwen in
de democratie
Twee zielen, een
gedachte
Luchtaanvallen
Arbeid en kapitaal
moeten samenwerken
De heer J. W. Morbus
ie Sassenheim.
met Brandbommen
Een duidelijk interview.
Het politieke tijdschrift „Kaizo" publi
ceert een interview met admiraal Soetsoe-
goe, waarin de Japansche minister van
binnenlandsche zaken de Japansche plan
nen ten aanzien van China onomwonden
uiteenzet. Op het oogenblik wordt minister
Soetsoegoe als een der leidende personen
in de regeering en zelfs als de toekom
stige minister-president beschouwd.
De minister zeide, in antwoord op de
vraag, of de radicale elementen van het
leger bezetting van Noord-China eischen,
..dat in Noord-China een regeering met een
bijzonder karakter noodzakelijk is.
Deze regeering zal anders zijn dan die
van Mandsjoekwo. Zij zal rekening houden
met de Chineesche zeden en 't gelijk van
de bevolking. Natuurlijk zal deze regeering
anti-communistisch zijn.
Vervolgens zullen de regeeringen van
F; king en Nanking worden samengevoegd
tc' één regeering van China.
De Britsche minister-president heeft ver
klaard, dat Japan een bewind naar eigen
smaak in China wil stichten; dat is mis
kenning van de Japansche bedoelingen.
Japan wil een duurzamen vrede in het
Verre Oosten vestigen.
De handelsbelangen der blanken moe
ten verbleeken voor de zon van Japan.
Soetsoegoe verklaarde verder, dat
Japan. China en Mandsjoekwo een po
litiek. economisch en ideologisch blok
moeten vormen.
Ten aanzien van een eventueele ver
wijdering van de blanken uit het Verre
Oosten, zeide hij, dat de menschheid
op het oogenblik een tijd beleeft,
waarvan de gevolgen niet te overzien
zijn. De minister is vast overtuigd, „dat
het gele ras het geluk zal verwerven,
dat de hemel voor hem heeft wegge
legd. Het juk der blanken op de schou
ders van de gele rassen moet verdwij
nen. Dit zal een algemeenen strijd ten
gevolge hebben".
Op een vraag over de Engelsche en Rus
sische hulp aan China en de Japansche
expansie naar het Zuiden, zeide de minis
ter. dat om den tegenstand van China te
breken, de hulp van Engeland noodzake
lijk moet ophouden. Dit moet; zelfs als een
oorlog er het gevolg van zou zijn. Hij
vraagt zich af, waarom Engeland niet de
nutteloosheid van zijn actie in China wil
zien en hij gelooft niet, dat Amerika zich
door Engeland in een oorlog zal laten
meesleepen.
Tenslotte verklaarde Soetsoegoe, dat
„China en de blanken zich de econo
mische kracht van Japan niet kunnen
voorstellen; Japan zal nooit een tijd
perk beleven, als Duitschland na den
oorlog."
Indrukken in de Fransche pers.
Ten aanzien van deze verklaringen van
den Japanschen minister schrijft Pertinax
in de „Echo de Paris", dat men in offi-
cieele kringen geneigd is om de woorden
van admiraal Soetsoegoe als rethoriek voor
binnenlandsch gebruik te beschouwen, doch
deze meening zal snel gewijzigd worden,
wanneer de invloed van den admiraal niet
spoedig vermindert.
Lerroux schrijft in de Populaire, dat een
dergelijk geval zich misschien nog nooit in
de geschiedenis heeft voorgedaan. Hij zoekt
de verklaring ervan in het gemak, waar
mede Japan de hand heeft kunnen leggen
op Mandsjoerije en Jehol, een autonome
regeering heeft kunnen scheppen in Tsja-
har en Hopei, een voorloopige regeering
heeft kunnen installeeren te Peking en
een commissie tot handhaving van den
vrede in Nanking heeft kunnen oprichten,
alsmede in de wijze waarop Japan onge
straft het handvest van den Volkenbond,
liet verdrag van Washington en 'tBriand-
Keilog-pact heeft kunnen schenden.
Dit optreden, dat niet werd gestraft,
duurt sedert 1931 en hierbij komt thans
de medeplichtigheid van Italië en Duitsch
land. Deze beide mogendheden, die zich op
„rassenstandpunt" stellen, moedigen den
gelen kruistocht tegen de blanken aan.
Lerroux schrijft verder, dat door de ver
klaringen van Soetsoegoe een einde is ge
komen aan het voorwendsel van strijd te
gen het communisme. Men weet thans, dat
het doel van den strijd van Japan in China
niet is strijd tegen het communisme, doch
tegen Engeland en Europa, om deze beide
geheel van het Aziatisch continent te ver
dringen.
Donnadieu schrijft in de Epoque, dat er
niet alleen sprake van is de Franschen
Engelschen en Amerikanen uit China te
verdringen, doch ook de landen, waarvan
men zich bedient zoolang dit nuttig is,
doch die toch vijanden van het gele ras
blijven, Duitschland en Italië. Schrijver
herinnert aan de woorden van Mussolini,
die enkele jaren geleden wees op het gele
gevaar.
De „Oeuvre" vraagt in een hoofdartikel
waarom Europa, Duitschland en Rusland
hierbij ingesloten, zich niet aaneensluiten,
zooals Briand acht jaar geleden heeft
voorgesteld, aangezien hier toch sprake is
van een economischen oorlog.
Chineesch ambassadeur over
Japan's eischen.
De Chineesche ambassadeur te Londen
heeft in een vraaggesprek met Reuter met
betrekking tot de Japansche vredesvoor
stellen verklaard, „dat dit meer de voor
waarden zijn van een leger, hetwelk de
overwinning van het oogenblik naar het
hoofd is gestegen, dan van een uiteindelijk
zegevierend land, welke positie Japan nog
moet bereiken.
Een duurzame vrede is niet mogelijk,
tenzij op een eervollen grondslag, met den
noodigen eerbied niet alleen voor de on
vervreemdbare rechten van China, doch
ook voor de verdragsrechten en de belan
gen der bevriende mogendheden.
..De Japanneezen", zoo besloot de ambas
sadeur, ..moeten nog den vollen omvang
leeren kennen van de mate, waarin. China,
aks een vereenigd volk. lijden kan verdra
gen, en zijn vastbeslotenheid, tot het ein
de toe tegenstand te bieden".
In zijn, reeds aangekondigde, boodschap
aan het Congres zegt Roosevelt o.m.:
De huidige feiten en de toekomstige kan
sen eischen, dat ik duidelük en ernstig
spreek over de oorzaken, die ten grond
slag liegen aan de gebeurtenissen, die ern
st,ge bezorgdheid bij allen wekken. On
danks de vastbeslotenheid van deze natie
ten oozichte van den vrede, wordt het
duidelijk, dat de daden en de politiek van
volkeren in andere deelen der wereld vér
strekkende gevolgen hebben, niet alleen
voor hun onmiddellijke naburen, maar ook
voor ons.
Ik ben er dankbaar voor, dat, ons volk
rustig gebleven is, ondanks de provo
caties, die in andere tijden door haar
ernst zeer wel een oorlog zouden heb
ben kunnen verwekken. Het volk en de
regeering der Vereenigde Staten heb
ben getoond in staat te zijn zich te
beheerschen en beschaafde stappen te
doen ten behoeve van den vrede, ter
wijl zij terzclfdertijd de onaantastbaar
heid zullen handhaven, die een onver
brekelijk deel vormt der souvereiniteit
van een volk van 130 millioen men-
schen, tenzij wij verzwakken, onzen
invloed ten gunste van den vrede ver
nielen en de souvereiniteit zelve in ge
vaar brengen.
Het is onze traditioneele politiek ln vrede
te leven met de andere volkeren. Wat meer
is. wij hebben een leidende rol gespeeld bij
het bepleiten van het gebruik van vreed
zame methodes van bespreking en verzoe
ning bij internationale geschillen. Wij heb
ben gestreefd naar beperking der militaire
strijdkrachten, maar in een wereld van
hoogspanning en wanorde, waar de stabiele
beschaving thans bedreigd wordt, wordt
het een verantwoordelijkheid voor iedere
natie, die naar vrede streeft ln het bin
nenland en naar vrede met en onder de
anderen, sterk genoeg te zijn om de in
achtneming te verzekeren van die funda-
ïnenteele eischen eener vreedzame oplos
sing van conflicten, die de eenige en laat
ste °basis van een ordelijk bestaan vormen.
Vastberaden in onzen wil om de rechten
van anderen te eerbiedigen en eerbied af
ie dwingen voor onze eigen rechten, moe
ten jvij ons evenredig sterk houden in de
zelfverdediging. Er is een neiging in de
wereld tot verwijdering van de inachtne
ming van letter en geest der verdragen. Wij
stellen ons voor onze eigen verdragsver
plichtingen na te komen, zooals wij dit in
het verleden hebben gedaan. Wij kunnen
echter niet zeker zijn van wederkeerigheid
van den kant der anderen. Het niet in
acht nemen van verdragsverplichtingen
schiint gevolgd te ziin op de oppervlakkige
neiging zich af te wenden van den demo-
cratischen. vertegenwoordigenden regee-
ringsvorm.
Daaruit zou men kunnen afleiden,
dat de wereldvrede door middel van
internationale overeenkomsten het vei
ligst is in handen van de democrati
sche, vertegenwoordigende regeeringen
met andere woorden, de vrede wordt
ten hcogste in gevaar gebracht in en
door die naties, waar de democratie op
zijde gezet of nooit tot ontwikkeling
gekomen is. Ik gebruik de woorden
„oppervlakkige neiging" want ik geloof
nog steeds, dat de beschaafde mensch
in toenemende mate vasthoudt en op
den langen duur zal vasthouden aan
werkelijke deelneming aan zijn eigen
regeering. Ons volk gelooft, dat in den
loop der jaren de democratie hersteld
of ingesteld zal worden bij die volke
ren. die haar thans niet kennen.
In dit vertrouwen ligt de toekomst van
den vrede der menschheid.
Zich vervolgens tot de binnenlandsche
aangelegenheden wendende, verklaarde
Roosevelt, dat den laatsten tijd niets ge
peurd is. dat de regeering kan ontheffen
van de taak krachtig het hoofd te bieden
aan de menschelijke behoeften en verlan
gens, die tegenwoordig oneindig grooter
zijn. „Veel moeilijkheden zijn ontstaan,
doordat men over het hoofd zag wat ons
gebeurde tengevolge van het zich uit
eigenbelang schikken naar de hecrschende
opinie en doordat men de feiten niet on
der oogen wilde zien." Het nationale leven
berust op twee bijna gelijke productie
krachten. n.l. den landbouw en de in
dustrie. Roosevelt gaf in dit verband een
overzicht van de maatregelen, die onder
nomen ziin om verbetering te brengen in
den landbouwtoestand, waarbij hij de re-
geerings-politiek van oogstcontrole verde
digde. De agrarische bevolking zou spoe
dig zeker.zijn van een betrekkelijk con
stante koopkracht, wanneer een even
wichtige landbouw verkregen zou kunnen
worden en bovendien zou het consumen-
tenpubliek daardoor beschermd worden
tegen buitensporige prijzen voor voedings
middelen en textielproducten, terwijl de in
dustrieën en de arbeiders een gestadiger
vraag zouden krijgen naar hun goederen,
die verkocht worden aan het agrarische
publiek, een derde gedeelte van de bevol
king. Maar ook de koopkracht van hen,
-□
die hun inkomen trekken uit Industrlecle
beroepen, moet vergroot worden.
In dit verband gaf Roosevelt een ont
leding van den tegenstand tegen verhoo
ging van loonen en vermindering van
werktijden voor de industriearbeiders. Geen
redelijk mensch heeft getracht volledige
gelijkheid te verkrijgen van de loonen in
het geheele gebied der Vereenigde Staten.
Het, eenige waarnaar gestreefd is, al
dus Roosevelt, zijn wetten, die een
einde zouden maken aan hongerloonen
en ondragelijke werktijden. Deze wet
ten vormen derhalve een probleem dat
definitief voor het Congres staat om
behandeld te worden. Het vormt, een
essentieel gedeelte van het economi
sche herstel der Vereenigde Staten en
heeft den steun van de overweldigen
de meerderheid des volks.
Wanneer de koopkracht van de boeren
en de industriearbeiders toegenomen is,
zal de koopkracht van hen, die de produc
ten van boerderij en fabriek vervoeren als
gevolg hiervan grooter worden. „Wij heb
ben het nationale inkomen verhoogd tot
63 milliard dollar ln 1937. Ons doel is het
le doen stijgen tot 90 of 100 milliard. De
begrooting, die ik binnenkort naar het
Congres zal zenden, zal een verdere ver
mindering toonen van het deficit, ofschoon
er geen evenwicht bestaat tusschen Inkom
sten en uitgaven". Roosevelt wenscilt de
begrooting zoo spoedig mogelijk in even
wicht te brengen. Dit is echter afhanke
lijk van drie voorwaarden; 1. Er moet werk
verschaft worden aan iederen Amerikaan,
die behoeftig is en wil werken; 2. Iedere
onnoodige federale activiteit moet zoo veel
mogelijk besnoeid worden; 3. De koop
kracht van de natie moet verhoogd wor
den, zoodat de daaruit voortvloeiende be
lastingen voldoende zullen zijn voor de
dekking van de noodzakelijke uilgaven der
regeering, die aldus Roosevelt niet
veel beneden 7 milliard dollar per jaar ge
bracht kunnen worden zonder essentleele
functies te vernielen of het volk te laten
verhongeren.
Voortgaande legde Roosevelt den
nadruk op de noodzakelijkheid van sa
menwerking tusschen kapitaal en ar
beid. „Het misbruik van de macht van
het kapitaal, of de egoistische opschor
ting van kapitaalgcbruik, moet be
ëindigd worden, anders zal het kapita
listische systeem zichzelf door zijn
eigen misbruiken vernielen".
door J. P. Baljé.
Het was half twee in den nacht en het
werd al stiller in de speelzaal van het Ost-
end'sche Casino. Aan de tafel, waar Verhey-
den speelde, werd nog maar weinig gezet,
en de croupiers haalden heel erg dikwijls
hun horloges te voorschijn, mopperden on
derling, dat het weer laat werd, en gaap
ten meer ostentatief dan beleefd. Alleen aan
de middentafels was het nog druk; Verhey-
den wist het, daar speelde een rijk Ameri
kaan, die dezen avond al negenhonderd
duizend francs had verloren. Ook voor het
baccarat, chemin de fer en cinq a la main
was nog vrij veel belangstelling.
Narrig schoof hij een paar fiches op num
mer 14 Juist op dat moment ging ze op
den leegen stoel naast hem zitten. Even
keek hij haar aan en ze knikte met een
lachje van verstandhouding. Verstrooid
knikte hij terug. Een paar avonden geleden
had hij haar hier ontmoet. Ze had toen ook
toevallig naast hem gezeten en gewonnen,
en ze was toen vroolijk geweest. ,,U brengt
me geluk aan", had ze gezegd, en hij had
een paar woorden met haar gewisseld.
Den volgenden dag was hij haar bij de
paardenrennen tegengekomen en ze hadden
elkaar toen vluchtig gegroet.
Dit was dus hun derde ontmoeting. Ver-
heyden was er zich zeer goed van bewust,
dat het meisje er aardig uitzag. Eerlijk ge
zegd was ze juist het type, dat hij graag
mocht, maar het was met hem een zonder
linge zaak: in de speelzaal scheen hij even
ongevoelig te zijn voor vrouwelijke charme,
als hij er in het gewone leven gevoelig voor
was. In de speelzaal was er slechts één ding
dat hem interesseerde: de roulette. En van
avond was hij dubbel-gepantserd tegen
eiken vrouwelijken invloed, want hij verloor
een zesduizend francs, veel meer, dan hem
lief was. Hij was er een beetje kribbig door
geworden. En het beviel hem maar half, dat
ze naast hem kwam zitten. Als ze ging pra
ten, zou zijn aandacht van het spel worden
afgeleid en dat was het laatste, wat hij
wenschte.
„Vingt, noir, pair et passé", klonk het
monotone geluid van den croupier. Verhey-
den verbeet nog net een vloek. Duidelijk
had hij gezien, dat het balletje uit de veer
tien sprong en in de twintig terecht kwam.
Ellendige pech. Den heelen avond speelde
hij nu al op veertien en nog niet eenmaal
was het nummer uitgekomen. Na een paar
uur spelen had hij van tafel verwisseld,
maar ook hier had hij geen geluk.
„Speelt U eens op de hooge nummers",
zei het meisje, „lk heb zoo'n idee, dat U dan
Zijn afscheid van de Raiffeisenbank.
De heer J. YV. Marbus.
Ten kantore van de Coop. Spaar- en
Voorschotbank voor Land- en Tuinbouw te
Sassenheim had een speciale bestuursver
gadering plaats, waarin de heer Marbus
afscheid nam van het bestuur en den Raad
van Toezicht van deze Bank.
De heer Marbus, die tot de oprichters van
deze Bank behoort, heeft de functie van
voorzitter van de oprichting af tot nu toe
waargenomen, dat ls niet minder dan 34
jaar. In verband met zijn hoogen leeftijd
achtte hij den tijd gekomen om deze func
tie neer te leggen en plaats te maken voor
een jongeren kracht.
De president voegde hieraan toe, dat hij
een speciale boodschap aan het Congres zal
richten over den wederopbouw van de be
staande wetten ten aanzien van de be
trekkingen tusschen de regeering en ze
kere zakenprocessen. Hij sprak de hoop
uit. dat de zakenwereld de regeering zal
helpen bij haar pogingen om de zaken
wereld bij te staan.
Wat de arbeiders betreft, zeide Roose
velt, de ongelukkige verdeeldheden onder
de arbeiders zelve te betreuren. Deze ver
tragen de productie in zekere industrieën.
De president bepleitte de onmiddellijke
wenschelijkheid van verhooging der loo
nen der laagstbetaalde groepen in alle in
dustrieën. Tevens beval hij aan meer te
denken aan wat de arbeiders in het ge
heel jaarlijks verdienen dan aan zijn be
looning per uur en per dag.
Roosevelt eindigde zijn toespraak met
een krachtig pleidooi ten gunste van sa
menwerking tusschen kapitaal en arbeid,
waarbij hij er den nadruk op legde, dat
geen regeering samenwerking kan voor
schrijven. Het is echter de plicht van allen
oie vertrouwen hebben in de democrati
sche methodes, zooals die toegepast wor
den op de industrie, den landbouw en de
zakenwereld, het uiterste te doen om sa
men te werken met de regeering in welk
program ook, dat gesanctionneerd is door
de door het volk gekozen vertegenwoordi
gers. „Ik ben niet van plan het volk te
desavoueeren en ik 'oen er zeker van, dat
het Congres der Vereenigde Staten dit
evenmin zal doen".
meer geluk zult hebben".
Koppig schudde Verheyden het hoofd en
er kwam een rimpel boven zijn oogen. „Ik
speel op 14", zei hij norsch, „als ik daar van
afwijk, komt het nummer natuurlijk uit.
Éénmaal moet het toch komen!"
Hield ze nu maar haar mond. Dat verve
lende gezeur kon hij niet uitstaan. Hij was
nu aan zijn laatste honderd francs bezig.
Wéér zette hij op 14, en 32 kwam uit.
Ze lachte. „Ziet U wel" triomfeerde ze.
„Speelt U niet?" vroeg hij. Als ze zelf
speelde zou ze misschien haar mond hou
den. Dat was rustiger.
Er kwam een mat glimlachje om haar
mond. ,.'k Heb nog twee kwartjes in mijn
taschje", antwoordde ze quasi-grappig. „lx
vrees, dat dat niet genoeg is. 'k Had óók
geen geluk vanavond".
Opnieuw zette hij een paar maal op 14,
maar steeds kwamen andere nummers uit.
Met een grijns keek hij toe, hoe de croupier
onverstoorbaar zijn laatste fiches naar zich
toeharkte. Hij zakte wat achterover in zijn
stoel en stak om zich een houding te geven
een cigaret op
„Finl!" zei hij tegen het donkere meisje.
Ze zou nu wel weggaan, veronderstelde hij.
want ze kon onmogelijk weten, dat zijn cre-
dietbrief gelukkig nog lang niet uitgeput
was.
Maar ze bleef zitten en haar oogen sche
nen zelfs wat vroolijker te kijken, nu hij
zich uit zichzelf tot haar wendde. Geïnte
resseerd vroeg hij zich af, wat voor meisje
ze eigenlijk zijn zou, als het niet het gewone
speelzaal-type was, dat op een fiche van
buurlui aasde, „dat haar geluk zou brengen"
zooals de term gewoonlijk luidde. Hij begon
iets meer belang in haar te stellen.
„Loopt U nog mee de boulevard'af?" stel
de hij voor, terwijl hij opstond.
Ze knikte.
Naast elkaar liepen ze over den stillen
boulevard. Beneden hen lag het donkere
strand. De maan wierp zilveren glinsterin
gen op het kalme water! Vreemd, dacht
Verheyden. dit leek op een avontuur, en
toch voelde hij, dat het er geen zou worden.
Maar niettemin wilde hij weten, wat ze was.
„Was het.... Uw laatste geld?" hoorde
hij haar plotseling vragen. Hij meende een
trilling van medeleven in haar stem te be
speuren.
„Ja!" loog hij. „Mijn laatste geld en mis
schienmijn laatste avond". Hij liet nu
zijn fantasie den vrijen loop. „Ik ben be
roepsspeler. Zwerf van speelzaal tot speel
zaal. San Remo, Monte Carlo, Nice. Deau-
ville, Ostende. Tusschendoor ben ik van tijd
tot tijd gigolo. Een mensch moet toch le
ven! En veel heb ik niet geleerd. Toen ik
van de lagere school afkwam, stierven mijn
ouders. Autoramp. Ik werd piccolo in een
hotel, later gigolo, omdat de dames mij nog
al aardig vonden. Zoo kwam ik in aanra
king met de uitgaande wereld en ging ik
In deze laatste vergadering die de heer
Marbus presideerde, memoreerde hij het
verloop van de Bank van de oprichting af
tot heden, en constateerde tot zijn groot
genoegen dat de zaken zich steeds hebben
uitgebreid,
De 2e voorzitter, de heer G. Rotteveel,
dankte den heer Marbus, voor de prettige
wijze, waarop hij de vergaderingen steeds
wist te leiden.
Ook de voorz. van den Raad van Toe
zicht, de heer P. W. v. Niekerk bracht hulde
en dank aan den heer Marbus, die de be
langen van de Bank steeds keurig behar
tigd heeft. De Raad van Toezicht heeft al
tijd op aangename wijze met het Bestuur
samengewerkt.
Hierna betuigde de kassier ziin dank voor
de prettige samenwerking, die hij steeds
van den heer Marbus mocht ondervinden.
Men bleef nog eenlgen tijd gezellig bij
een, waarna de heer Marbus dankte voor de
vele blijken van waardeering, die hij mocht
ontvangen. Hij sprak den wensch uit, dat
de Bank zich gestadig mocht uitbreiden.
Moge de heer Marbus nog jaren van een
ongestoorde rust genieten!
Dat hij zich niet alléén verdienstelijk
heeft gemaakt voor de Raiffeisenbank,
blijkt uit het volgende lijstje van functies
die de heer Marbus bekleed heeft.
Van 1896—1919 was hij lid van den Ge
meenteraad, waarvan de laatste 18 jaar als
wethouder.
Voorts was hij secr.-penningm. en later
voorzitter van de afd. Oegstgeest en Om
streken der Holl. Maatschappij van Lanl-
bouw. Op zijn initiatief werd de Controle-
en Fokvereeniging „Nooit Gedacht" opge
richt, waarvan hij tot voorzitter werd be
noemd; eveneens is hij voorzitter van de
Plaatselijke Ongevallen- en Ziekteverzeke
ring voor den Landbouw „Llsse en Om
streken".
Vele cursussen inzake landbouw-, vee
teelt- en veevoederleer werden op zijn!
initiatief gehouden.
Door hem werd opgericht de aankoop
combinatie, welke ls omgezet in de Coop.
Landbouw en Tuinbouwers Aankoopver-
eeniging „Ons Belang".
Dat de heer Marbus zich niet alleen be
woog op landbouwgebied, bewijst wel het
feit, dat hij 20 jaar kerkvoogd der Ned.
Herv. Gemeente was. Van de oprichting af
tot de fusie met de Twentsche Bank was
hij commissaris van de Lissesche Bank en
30 jaar Poldermeester van de polders Mot-
tlger Polder en Geelhoorn Polder.
De heer Marbus heeft dus een zeer werk
zaam leven achter zich en veel tot stan*
kunnen brengen.
Wist U, dal bij
de best uitgeruste brandweer niet
ln staat is alle branden tegelijk
te blusscben en daarom de ge
heele bevolking moet trachten
in eigen huis zelf ieder begin
van brand te blusschen
spelen. Er was een tijd, dat ik het goed had,
maar het laatste jaar is het steeds bergaf
gegaan. Nu zit ik aan den grond!".
Hij zweeg. Misschien zou zij nu iets van
haar leven vertellen. Zijn „confidenties"
waren daarop gericht. „En U?" vroeg hij,
„vertelt U eens iets van Uzelf".
„Ik?" schrok ze. „Ach!" Hij hoorde haar
zuchten. „Met mij Is het al niet veel beter.
Vroeg getrouwd en toen mijn man verlo
ren. Geen pensioen, geen levensverzekering.
Eerst ben lk toen een tijdje huishoudster
geweest, maar dat beviel me niet erg. De
heeren zijn zoo veeleischendZe lachte
kort. „Later werd ik dame van gezelschap
bij een rijke weduwe. Veel reizen en trek
ken. Meest naar mondaine oorden. Een en
kelen keer nam ze mij mee naar de speel
zaal als een soort mascotte. Later speelde
ik zelf ook.bescheiden. Soms had ik ge
luk. Éénmaal zelfs won lk een flink bedrag,
zoodat ik meende zelfstandig te kunnen
worden. Maar het leven is moeilijk, en het
ivoren balletje is mij lang niet altijd welge
zind. U weet het. twee Hollandsche
kwartjes dat is all" Weer kwam dat
korte lachje. „We zijn lotgenoten, me
neer
„Verheyden!" herstelde hij zijn verzuim.
Ze noemde niet haar naam. Een oogenblik
zwegen hun stemmen. Ze waren nu bij het
koninklijk chalet gekomen. Verheyden
stond stil. De speelzaalsfeer was nu volko
men van hem afgewaaid en hij was er zich
van bewust, dat zij een charmant persoon
tje was. In het licht van de maan zag hij
haar scherp profiel.
„Luister eens", zei hij, „misschien zou ik
je kunnen helpen". Hij greep haar arm,
maar voelde weerstand. Ze scheen plotse
ling geagiteerd. „Ik heb gelogen", bekende
hij, „alles was fantasie. Morgen heb ik weer
geld. en zou ik je kunnen helpen. Kom in
mijn hotel en vertel me daar meer van Je
leven. Ik ben romanschrijver, en ik zoek
copie. Jouw leven lijkt me interessant, daar
zit vermoedelijk iets in
Hij brak af, toen hij haar onderdrukt
lachje hoorde.
„Jij ook?" proestte ze. „Gut dat is sterk".
„Hoezoo?" vroeg hij verbaasd. „Wat be
doel je?"
Nog altijd lachte ze. „Ik schrijf ook!" be
kende ze. „ik zoek types. Ik zag je in de
speelzaal, bij de courses, en ik meende, dat
er in jou copie stak. Hahaha, wat een
idioot toeval".
Even was Verheyden verbluft, dan lachte
hij ook. „Verduiveld", bromde hij, „en ik
dacht nog zooMaar het kan me niet
schelen, ik schrijf er tóch een novelle over".
„Natuurlijk", zei ze, „we schrijven allebei
een novelle. „De stof hebben we elkaar ge
leverd. En breng me nu nog even naar mijn
hotel, wil je?"
„Best", zei hij, „maar nog één ding: Ben
je getrouwd?"
„Nnnnnee", kwam ze aarzelend.
„Prachtig", constateerde hij, haar een
arm gevend, wat ze nu toeliet, „prachtig.
Dan wordt m ij n verhaal een liefdes-
story.
(Nadruk verboden).
(Auteursrecht voorbehouden).
4—3