)e strijd in China - De steenberg te Lutterade staat in brand A m X Jr* Bile Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Biad FEUILLETON De dochter van rentmeester den f V II KT NOORDERSTATION TE SJANGHAI door 'het Japansche vuur geheel verwoest. DE STRIJD OM SJANGHAI. Een opname van begin November. Japansche infanteristen met gasmaskers gereed voor den aanval in een der voopwijken van Sjanghai. DE STERNBERG STAAT IN BRAND. De steenberg bij de Staatsmijn Maurits te Lutterade, welke geheel uit afvalge- steento der steenkool bestaat, is door broeiing aan het branden, gegaan. Met man en macht wordt dag en nacht aan het blusschingswerk deelgenomen. PRINS CinOITIBU WEER IN TOKIO TERUG. De broeder van den Japanschen keizer, ig yan zijn reis door Europa in Japan teruggekeerd. Zijn eerste bezoek gold den Meyi-tempel. TER GELEGENHEID VAN HET 8STE LUSTRUM DER TANDHEELKUNDIGE STUDENTEN-VEREENIGING „JOHN TOMES" Had gisteren de ontvangst der reünisten plaats aan het Centraal-Station te Utrecht. Het vertrek met de eerewacht aan het hoofd van den stoet. Naar het EngeLsch. 14) I aftïü,11 K dat 26 er tocfl niet van kon I ze h fnU om met hem u't Saan, meende I jji' a' misschien maar het beste zou I ten om.door den zuren appel heen te bij - I 1? begaven zij zich toch op weg. I iriaÜ, al dle mooie dingen om zich heen I M wel belangstelling gaan voelen I top r omSeving. Mrs. Devon wilde af en I J'eana uitrusten en steeds drong zij dan I zou n u z'-'n L°rdschap zich niet voor haar I ha., j duden en verder zou door gaan met I telt dochter; maar Ethel verklaarde dan I hut?' dat zij ook zoo graag een oogen- bMin'— 2itten, want dat zij zich bij het voeld. van den tocht al doodmoe had ge- vemÜL, Venus van Milo bleef Ethel in nadert?- 8 staan> toen er juist twee dames dochter' lnramen> blijkbaar moeder en ioLprachUge, donkere oogen van de I ame straalden en onwillekeurig r,J van haai' half-geopende lippen: I eltV..Ï.'! Hoe eigenaardig, dat we iS me1" nu ontmoeten!" voor ï3? al acht iaal' geleden, dat hij zich iioór» laatst bij den voornaam had noemen. Met lioffelijken groet ..Mrs. Beaufort!Miss Beaufort! Dit ts mij een waar genoegen. Is u al lang in Parijs? Mag ik u even voorstellen; Mrs. en Miss Devon." Ethel voelde zich getroffen door Cora's schoonheid en ook door het eigenaardige, dat deze den graaf „Ranulf" had genoemd. „Het is al lang geleden, Ranulf, dat wij elkaar ontmoetten," sprak Cora weer. „Ja. het was in een kommervollen tijd, dat wij scheidden en ik heb nog niet vol bracht, hetgeen ik mij toen voorgenomen had." „Waarschijnlijk hebt u dan het onderzoek opgegeven?" „Hoe komt u daarbij?" Ethel had zich eenigszins afgewend, of het haar niet interesseerde en intusschen wierp Cora haar een onheilspellenden blik toe. „Heel de wereld heeft gehoord van uw romance," zei ze langzaam. „Eindelijk heeft u dan toch het hart gevonden, dat voor klopt; het jonge meisje, dat u hebben wil, wélke verdenking er volgens dan ook op u rusten moge! Wat komt het er immers op aan, wat ieder van u denkt, als zij maar in u gelooft!" Op zachten toon antwoordde hij: „Miss Devon weet niets af van de schan delijke praatjes, die van mij rondgestrooid werden bij den dood van mijn broer. Ik zou niet graag willen, dat zij hoorde, wat de wereld wel van mij te vertellen wist. vóór ik in staat ben, haar de bewijzen van mijn onschuld te geven. Wilt u mij het genoegen doen, er tegenover haar ook niet van te spreken?" Met dit verzoek gaf hij Cora als 't ware een wapen in handen, waar ze te gelegener tijd een grif gebruik van zou maken, Zij had zich dikwijls die eerste ontmoe ting met Eynesford voorgesteld. maar dat hij zich hierbij zoo onverschillig voor haar zou betoonen. had zij toch nooit kun nen denken. Ze herinnerde zich nu weer heel levendig, hoe hij op een zomermorgen, nu lang geleden, aan haar voeten was ge knield en haar betuigd had. dat heel zijn ziel naar haar uitging. Nu ze hem weer zag, drongen de oude gevoelens weer naar voren, omdat hij zoo veranderd was. Dat „melkmeisje." zooals ze bij zichzelve zijn verloofde betitelde en die er zeker wat prat op was, om Lord Eynesford te trou wen, had nooit Ranulf Warristoun gekend. Cora kon niet anders dan meelijden voor hem voelen, als ze zich herinnerde, hoe hij er uit gezien had, met zijn edel gelaat, zijn schitterende oogen en den glimlach, die nog betooverender had gewerkt, doordat er overigens zoo'n uitdrukking van melan cholie over zijn trekken verspreid lag. Zijn verloving had hem ongetwijfeld geen on vermengd geluk gebracht, want nü was die glimlach er in het geheel niet meer. Zijn gelaat was ondoordringbaar als een mas ker. Hij sprak ook zonder eenige levendig heid of vuur. Slechts één ding was duide lijk: hij had vergeten! Had hij in zijn begroeting eenlg blijk gegeven, dat hij die langvervlogen dagen niét vergeten had, dan zou ze het hem mogelijk vergeven hebben; maar zijn on verschilligheid had haar gestijfd in haar verlangen naai- wraak. Met de vluchtige verzekering, dat ze zijn verzoek zou nakomen, wendde Cora zich nu tot haar mededingster en vroeg: „U ziet graag beelden, Miss Devon?" „O, ja, en deze spreken veel mee? tot mijn gemoed dan die in het Vaticaan bij voorbeeld, waar men steeds koppen en bustes van Caesar ziet." Het „melkmèisje" was dus ontwikkelder dan zij gedacht had en zag er, zooals ze zelf moest bekennen, lief uit. „Hoe lang is u van plan in Parijs te blij ven. Miss Beaufort?" „Dat staat nog niet vast. Wij wachten tot we wat hooren van mijn broer." „O, en hoe maakt Lisle het?" „Heel goed. dank u. Weet u al van zijn voorgenomen huwelijk met Miss Hesketh van Cambridge?" „Neen, dat wist ik niet. Maar als u mij zijn adres wilt geven, dan zal ik hem een gelukwensch schrijven." „U meent toch niet. dat u zich zooveel moeite zoudt willen getroosten voor iemand van mijn familie?" vroeg Cora ironisch. „U heeft gelijk; ik had wel mijn excuses mogen maken voor veel nalatigheid in dit opzicht, maar ik ben nu al acht jaar aan het zwerven geweest over heel 't aardrijk". „Maakt u maar geen excuses! Ik zou ook. niet weten, waarom graaf Eynesford zich zou bekommeren om de vrienden van Ra nulf Warristoun!" .U is streng, Miss Beaufort!" „Het spijt mij. al u het zoo opvat, maar ik dacht aan de dagen, toen ik Cora en u Ranulf was!" „Zijn die dagen dan voorbij?" „Ja, die zijn voorbij." Ze reikte hem de hand. „Nu, goeden dag. Ik geloof, dat ik nad moeten zeggen, hoe 't mij een groot genoe gen is geweest u te ontmoeten, maar het zien van u heeft zooveel herinneringen in mij opgeroepen en alle terugdenken aan het verleden is maar zelden een onver mengd genot!" „Daar heeft u gelijk in. Dan zal het ook maar beter zijn, u nu goedendag te zeg gen. waardoor u dus meer uitsluitend uw gedachten bepalen kunt bij het verleden." Mts. Beaufort, die met Mrs. Devon in ge sprek was geweest, stond nu op en vroeg hem: „Gaat u naar kasteel St. Etienne?" „Ja. morgen". ..Zóó gauw al? En wanneer zal de hu welijksvoltrekking plaats hebben?" „Twee dagen later". Mrs. Beaufort was één en al verbazing. Zij gaf Ethel de hand, prevelde een ge lukwensch en voegde er bij, dat ze haar la ter, als ze weer in Engeland waren, ook eens in Park Lane hoopte te zien. „Miss Beaufort was ééns verloofd met mijn broer", zei hij tot Mrs. Devon. „O. ja. nu herinner ik mij haar ook, Lord Eynesford. Ik heb haar in de kerk in Grange-le-Cross gezien, eer Lord Glanvil buitenlands ging. Ze is nog even mooi." „Ja. ze is in 't geheel niet veranderd. Maar Ethel ziet er erg moe uit. We zullen gauw een taxi aanroepen". Cora en haar moeder gingen een anderen kant van de galerij uit. Ineens liet Cora zich op een bank vallen, of alle kracht naar begeven had. „Die warmte hier in de zalen maakt mij altijd zoo naar! Gaar u maar verder. Moe der. Ik haal u zóó wel weer in". Mrs. Beaufort deed. zooals haar dochter wenschte en Cora liet het hoofd achterover vallen, terwijl ze de oogen sloot. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 5