Op zoek naar een
reuzenvogel
Hoe cfe vuurkinderen plannen smeden en
ze over de aarde blaast
If*
De auk is een enorme pinguïn met
een leelijken breeden snavel.
a geweiuig groote vogel is de auk. Heb
je daar wel eens van gehoord, zeker nog
niet! Hij is wel bijna zoo groot als een
struisvogel. Alleen maar jammer, dat hij
zoo zeldzaam is. Een paar jaar geleden
kwam de natuurvorscher Edward Valpy op
de Lofoteneilanden den auk op het spoor
en sindsdien wordt er ijverig jacht op den
reuzenvogel gemaakt, vooral door Noorsche
natuurvrienden, die dolgraag een levend
exemplaar ervan in handen zouden krijgen
voor een dierentuin.
Tot dusverre is dit nog nooit gelukt, wel
bestaan er 79 opgezette auken op de we
reld, die ieder afzonderlijk meer dan ze
venduizend gulden waard zijn, terwijl
aukeneieren, die zoo nu en dan nog wel
eens worden gevonden, voor 2500 gulden
per stuk worden verkocht.
Langen tijd heeft men gedacht, dat de
auk sinds 1840 was uitgestorven. Doch in
1843 vonden een paar visschers in de Noor
delijke ijszee een grooten auk, die er uit
zag als een enormen pinguin met een lee
lijken, breeden snavel. Ze bonden hem op
het schip vast en voeren verder, toen plot
seling een hevige storm opstak. De bijge-
loovige visschers gaven den vreeselijk krij-
schenden vogel de schuld; ze doodden hem
en wierpen het lichaam in zee. In het jaar
1844 werd weeer een groote auk gevangen
op Aukeiland, een onherbergzaam rotsach
tig eilandje in de Noordelijke IJszee.
Maar daarna bleef het dier onvindbaar,
tot voor enkele jaren Edward Valpy hem
weeer op het spoor kwam. Deze bekende
natuurvorscher had op de Lofoten een
groot stuk land gehuurd om hier op zeld
zame vogels te kunnen jagen. De Noren,
die een blokhut voor hem bouwden, kre
gen hierbij een vogelatlas van Valpy in
handen, waarin ze een afbeelding vonden
van een vreemdsoortig dier, dat ze aan de
kust hadden gezien. De geleerde liet alle
getuigen bij zich komen en veertien man
nen die geen Engelsch kenden, nog nooit
een vogelatlas gezien hadden, herkenden
de plaat van den grooten auk onmiddel
lijk. Onmiddellijk werdsn nu expedities uit
gerust om den reuzenvogel te vangen. De
gene, die hierin slaagt, mag zeker van ge
luk spreken: hij zal den levenden vogel
stellig voor 10.000 pond sterling kunnen
verkoopen en misschien krijgt hij er in
Amerika nog veel meer voor!
door hardloopers aan den Keizer gezonden
met het bericht der gezanten over het on
derhoud met Cortez. Reeds na eenige da
gen kwam het antwoord van Montezuma.
De heerscher wilde de Spanjaarden niet in
Mexico ontvangen.
In dit land was namelijk een oude le
gende algemeen bekend, dat ver in het
Oosten een machtig volk woonde, dat eens
in zwemmende huizen over zee komen en
het rijk onderwerpen zou. Volgens deze le
gende waren de Keizers zelf nakomelingen
van een grooten veroveraar, Quetzalkoatl,
die uit het Oosten gekomen het Keizerrijk
Mexico gesticht had en ten slotte weer
naar het Oosten teruggekeerd was; maar
voor zijn vertrek had hij de profetie uit
gesproken, dat eens zijn stamvolk naar
Mexico komen en het land veroveren zou.
Montezuma hechtte onvoorwaardelijk ge
loof aan deze profetie en had de witte
menschen liefst zoo spoedig mogelijk uit
zijn land zien vertrekken.
Cortez trok zich echter van deze weige
ring niets aan. Wat er verder gebeurde,
zul Je den volgenden keer lezen.
Moeder Zon neemt de plannen allemaal in haar mond en.blaast ze
..Jongenlief, naar bed" zei moeder heel
vriendelijk En ze gaf Frans een zacht
duwtje tegen z'n elleboog. En Frans bromde
iets onverstaanbaars. .Frans", je moet
bed. hoor!" zei moeder weer
Geen antwoord. Frans ging door met
lezen en moeder zuchtte eens Nu had Frans
zóó stellig gezegd: Van zeven tot acht uur
z'n sommen, van aoht tot kwart over acht
nog eventjes leizen en danhoeft u niets
meer te zeggen, dan ga ik uit mezelf naar
bed. zult u zien!" En nu was het bijna
half negen.
„Frans, nu is 't uit", zei moeder en sloeg
het boek dicht.
„Bah!" zei Frans „waarom nu niet nog
eventjes? 't Hoofdstuk uit, het was juist
zoo mooi!"
En toen begreep hij. dat hij al heel on
aardig was en kreeg een kleur, terwijl hij
iets mompelde van: „Weest u maar niet
boos" en moeder haastig een zoen gaf.
„Ik ben niet boos", zei moeder, „maar je
maakt me verdrietig. Als je een plan maakt
laat het dan ook een écht pan zijn, dat
je werkelijk uitvoert en waar ik op aan
kan. En neem je anders maar liever nooit
meer iets voor!"
„Dat vind ik ook" zei oom Wim. die juist
de kamer binnenkwam en de laatste woor
den gehoord had. „Een man een man...,
een plan een plan!"
Frans moest lachen. Die oom Wim kon
altijd zoo grappig uit den hoek komen. Hij
trok Frans eens aan z'n oor en zei: „Vertel
me eens kereltje, had jij een halfbakken
plannetje gemaakt en het niet uitgevoerd?
Dat had ik van jou niet gedacht".
„Och", mompelde Frans „is dat nu zoo
erg?"
En toen werd oom Wim heusch ernstig.
„Zoo erg" zei hij. „dat ik het haast niet
uit kan leggen, veel erger dan snoepen,
zelfs nog erger dan vechten of jokken. En
het ergste is. dat de heele wereld vol is van
menschen en kinderen, die met halfbakken
plannetjes rondloopen. waar nooit iets van
terecht komt. Alleen de kinderen en men
schen. die 's morgens heel vroeg opstaan
kunnen de plannetjes grijpen als ze nog
warm zijn. Had je daar wel eens over
nagedacht?"
„Warm?" zei Frans, „maar.... plannen
zijn toch geen oliebollen?"
„Nee. dat zijn het niet.- Plannen", zei
oom. „plannen zijn eigenlijk zoo'n soort
munten, net a\s centen en dubbeltjes en
guldens. Je hebt toch wel eens gehoord dat
plannen gesmeed worden?"
Frans spitste de ooren, want hij kende
z'n oom al zoo'n beetje: nu kwam er wat
leuks
„Toe Oom, vertel" zei hij.
„Als moeder het goed vindt".
,,Niu dan tien minuutjes hoor" zei
moeder.
9
Ma
ai
Ho
W
En oom Wim trok eens aan
begon
„Plannen en plannetjes en
nernens en al dat soort pracl
worden gesmeed. Wist je wel
doen?"
„Nee", zei Frans.
.„Luister dan goed. Dat doen
deren, die heel. heel diep ondAe
ten in het binnenste van de a h'u
Dat zijn kleine magere kereltje ttj
mende haren en een vlammen fd
ze praten en zingen komen er -it€
uit hun mond en als ze wer h'
maar, dan vliegen de vonken e
„O, eenig!" zei Frans „die woP
zien!"
„Nu" zei oom, „ik weet niet,
eens op gelet hebt, maar je ka
gang van de vuurwereld daar
zien als de zon ondergaat en
ken aan de lucht zijn Dan ki{f™
weg in zoo'n wolkengrot en als
maar in die grot kon komen
de groote ladder zien staan, d:
neden voert heelemaai naar de
„Heusch?"
„Echt", zei oom. „Nu, die vu
smeden den heelen nacht pla
groot a's rijksdaalders, dik
rond, plannetjes zoo klein als hj w
en ook tusschensoort, van all j"
wat. En als ze zoo den heelen
werkt hebben, dan komt opeei
Zon binnenstappen in de vuurwt
zegt: „Ziezoo, kindertjes, nu is
Ga nu maar een beetje uitruste
gaan de vuurkinderen slapen
doet alle plannen die schitterei
in een grooten zak en neemt
boven. En zoodra moeder Zon
boven den horizon uitgluurt, da
er bij zijn: ze neemt dan de pla
maal in haar mond en blaast
aarde. Begrijp je nu. waarom
woord zegt: de morgenstond hee
den mond?"
„Ja, ja", lachte Frans, „dat is
„Leuk niet alleen", zei oom.
fijn Want als je nu maar vr<x
wakker bent, zoodra het eerste zo
tje op je gezicht valt, dan valt
meteen zoo'n muntje bij je binni
in je hoofd. En dan spring je
bed uit en begint vol moed dei
dag. En dan wordt je dag vast
goed".
„O ja", zei Frans, dat weet
je er meteen uitwipt, zoodra
bent. dan heb je altijd een
tigen dag".
„Maar als je je eerst nogeens
en het water koud vindt om
schen en erg treuzelt met je vel
verslikt in je heete pap en vóór
al drie standjes te pakken hebt,
heele dag mis", zei oom.
aoi
ots
er
te
w
nm
Ja
AL
■ze
,N
'0-