Wereldwonder te Huizen
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 4 November 1937
Derde Blad No. 23807
Island's economisch leven
8ste Jaargang
Landbouw, veeteelt en visscherij
m j sa
BÊ m/ÊËÊmfn m iii
radio
wereld
uitzending
door Prof. Dr. A. G. van Hamel, hoogleeraar in
de Oud-Germaansche en Keltische talen aan de
Universiteit te Utrecht.
Op de Westman-eilanden; centrum van Visscherij.
III.
Indien van één land de economische
ructuur zich in dc laatste halve eeuw ge-
"zigd heeft dan geldt dit van IJsland,
-nouds is het een boerenland. Wel heeft
visscherij altijd een belangrijk middel
n bestaan gevormd voor die boerderijen,
'e nabij de zee gelegen waren, maar daar
-rd in de eerste plaats voor eigen gebruik
vischt. Wel heeft altijd een zekere mate
n uitvoer van gedroogde en gezouten
sch bestaan en .betaalde men in den
nopolietijd de ingevoerde waren aan den
enschen handelsfactor bij voorkeur met
ith. toch is de overvleugeling van het
renbedrijf door de visscherij een ver-
'nsel van den jongsten tijd.
Wanneer wij van boerenbedrijf spre
ken. moet men daaTbij niet aan land
bouw denken. Graan wil op IJsiand
niet gedijen, al zijn in het laatste tien
tal jaren proeven in deze richting met
een zeker succes bekroond. Er zijn
enkele streken, waar men kleine stuk
jes grond .bebouwd met haver en gerst,
kan zien. Het lijkt echter hoogst twij
felachtig, of men in dit opzicht ooit
de zoozeer gewenschte autarkie zal be
reiken.
De zomers zijn kort. De sneeuw begint
ut in Mei te smelten en keert in October
1 terug. Wel kan men in Juni en Juli het
'deel hebben van het immerdurende
"licht, maar een zomer, die volkomen
rregent, is op IJsland geen onbekend
'schijnsel. In zulke jaren zou de oogst
Jloren zijn, en het risico, dat aan ïand-
uw verbonden is, zal wel te groot blij -
[h om de proeven voort te zetten.
Meer kansen heeft dan nog de tuin
bouw, zij het op kleine schaal. Het
eenige voedingsgewas, dat op IJsland
goed groeit, zijn aardappelen.
Met name in het Zuiden in de nabijheid
"r kust, waar bergruggen het laagland t)e-
nermen tegen den Noordenwind. liggen
Igestrekte vlakten van donker vulcanisch
'od Ook aan de Westzijde zijn streken,
aar de aardappel het goed doet. Niet dat
k deze aardappels met onze Hollandsche
CP één lijn zou willen stellen, maar eet-
aar zijn zij. En voor de IJslanders, die bij-
a geen plantaardig voedsel hebben, zijn
waardevol. Men vergete niet, dat door
en snellen groei van de stad Reykjavik
cn een binnenlandsche markt voor deze
roducten gevormd heeft.
Behalve aardappels kan men in de
winkels van deze metropool tegen
woordig ook IJslandsche groenten koo-
Pen: bloemkool, groene kool, bieten,
sla, tomaten en rabarber.
Ook dit is iets nieuws van de allerlaat-
l laren. Er zijn namelijk streken, waar
g- ..aardhitte" is, d. w. z. gronden met
»LS Wh'canisch karakter, dat vooral
rn a-r is aan de talrijke kokende bron-
de v daar u't de aarde opborrelen. In
71 herkent men zulk een gebied al
dim "°°go witte rookpluimen: dat is de
- ®p van het kokende water. Zulke bron-
LfWWn onafgebroken water op kook-
d'an ZD z'ln dus heel iets anders
udpr sers' waar het kokende water zich
ou //H^3 'n een reservoir verzamelt en
miv,„ tijden met donderend geweld
brom,/ spuit- In de buurt van zulke heete
daar h de grond warm. Men bouwt
duiEpn assen> 'e8t daarin warmtegelei-
giatiJ aan' waarvoor men de brandstof
goeri de natuur krijgt, en kweekt met
aK, ac?as allerlei tuinbouwgewassen. Om
heeft j, elove'ide cultuur te bevorderen,
VKeride%reSing zelfs den invoer van
meer kun verboden. Zij zou nog
den lhi„ bloeien, als men erin slaagde
dij voert Pder aan het eten van plantaar-
V(*>tloooi/ if wennen- Velen beschouwen
herkom,/ een de spijzen van dierlijke
a's menschwaardig eten.
Daarmee komen wij tot de veeteelt. De
IJslandsche boer heeft afgezien van wat
kippen en eenden of ganzen, drie soorten
beesten, .schepsels" zooals hij zegt. Het
hoogst in aanzien staan de paarden, met
name de rijpaarden, die dikwijls nog meer
vertroeteld worden dan de eigen kinderen
cn zonder welke vóór de komst van de auto,
iedere aanraking met den medemensch
buitengesloten was. De werkpaarden wor
den minder met teedere zorg omringd: zo
moeten bijvoorbeeld, om hooi te sparen,
soms tot diep in den winter hun voedsel
buiten zoeken en het gras uit de sneeuw
opwroeten. Koeien heeft de boer alleen
maar voor de melk. Alle zuivelproducten
zijn op IJsland van een zeer superieure
kwaliteit, vooral een soort zachte kaas of
ail-ke melk (hoe epen het noemen wil),
dat skyr heet en waarmee de IJslander na
het hoofdgerecht, dat uit vleêsch of visch
cn aardappels bestaat, eiken maaltijd be
sluit. Deze skyr vervult de rol van plant
aardig voedsel bij ons, en men verorbert
cr ongeloofelijke hoeveelheden van. Het is
dan ook een overheerlijk gerecht; buiten
IJsland kan men het niet maken, daar de
samenstelling van de lucht er overwegen
den invloed op heeft; het lijkt misschien
het meest op yoghurt. Daar ook verder
heel veel melk en boter gebruikt worden,
wordt op de boerderij een groot aantal
koeien vereischt. Echter wordt het rund-
vleesch niet gegeten; dat schijnt niét sma
kelijk te zijn. De stierkalveren vinden
meestal hun bestemming als nuchter kalfs-
vleesch.
De belangrijkste dieren zijn tenslotte de
schapen. Op één menschelijk inwoner be
vinden zich op IJsland zeven schapen. De
boer drukt zijn vermogen meestal uit in
het aantal van zijn schapen. Met zeven
honderd of meer is men rijk.
Ook in het onderling verkeer dient het
schaap nog veel als waardemeter. Men
koopt van zijn buurman een veulen voor
een bepaald aantal schapen. Aan een kind
geeft men bij zijn eersten tand een schaap
ten geschenke: dat is het begin van een
eigen kapitaaltje. Van het schaap wordt
bovendien alles gebruikt. De wol dient tot
kleeding en wordt verder verkocht, van de
huid maakt men schoenen, en verder is er
aan het schaap niets, dat niet op dc een
of andere manier opgegeten wordt. Vroeger
won men zelfs algemeen de schapenmelk
door de lammeren, luttele weken na de ge
boorte, aan de moederdieren te ontwen
nen, maar de vele zorg en arbeid, die dit
vereischt, wordt heden ten dage niet meer
loonend geacht. De mest dient als brand
stof.
In Juni worden de schapen de bergen
in gestuurd, waar zij dan in de geurende
bergweiden volop voedsel vinden. Iedere
woonstreek heeft daarvoor zijn eigen ge
bied in het onbewoonde bergachtige bin
nenland. In September, als de sneeuw op
de hoogten gaat vallen, dalen de dieren
vanzelf af. Dan trekken de mannen de
bergen in om ze samen te drijven en naar
de oormerken te scheiden. Zoo komt iede
re eigenaar met. zijn schapen thuis, waar
ze op stal gezet worden. En nu begint het
groote probleem: de voeding der schapen
gedurende den winter. In het najaar slacht
men zooveel als men voor een jaar denkt
noodig te hebben; het vleesch wordt ge
zouten of gerookt; alleen een bijzonder ge-
eerde gast wordt op versch geslacht scha-
penvleesch getracteerd. Maar blijkt nu in
den loop van den winter niet voldoende
iiooi aanwezig te zijn, dan moet men bo
ven de eigen behoeften gaan slachten en
zoo zijn eigen kapitaal vernietigen. Geld
is bij de IJslandsche boeren een vrijwel
onbekende zaak, en van het koopen van
ander veevoer kan dus geen sprake zijn.
Iemand kan schatrijk aan schapen zijn
en toch haast geen geld bezitten. In hoofd
zaak leeft de boerderij van haar eigen
voortbrengselen.
Men begrijpt nu de groote beteekenis
van den hooioogst. In de zomermaanden
moet die worden binnengehaald. Dan is
ailrs in rep en roer, dan zijn er nooit han
den genoeg om te werken. Het zonlicht
wijkt dan ook 's nachts niet van den he
mel en het is het feestseizoen op het boe
renland. Maar wee, als de oogst tegenvalt,
tengevolge van droogte of kou in het voor
jaar of van teveel regen midden In den
zomer. Worden de buien dan eens even
onderbroken door een paar uurtjes zonne
schijn, dan holt alles naar buiten om het
nog altijd natte gras maar te keeren en te
keeren. in de hoop, dat het voor de volgen-
oe bui droog binnengebracht kan zijn.
Het IJslandsche boerenbedrijf is uit den
aard der zaak voor een groot deel een sel-
zoenbedrijf In den hooitijd zijn veel werk
krachten noodig, daarbuiten kan de boer
liet wel met zijn vrouw en kinderen af.
Vandaar dat bij de jonge mannen van
ouds de gewoonte bestaat in het naj aai
de boerderij te verlaten en naar de kust
te trekken, waar op de „vischbanken" ge
durende de wintermaanden de visscherij
uitgeoefend wordt. In de nabijheid van
zulk een bank was dikwijls veel volk bij
een en het ging er vroolijk toe. Maar er
werd ook hard gewerkt, dikwijls met le
vensgevaar. Men roeide er in open bootjes
op uit en menigeen heeft bij het landen
in de branding of in den storm het leven
gelaten. De vischrijkdom der zee rondom
IJsland heet onuitputtelijk. Wat men
zocht, was in de eerste plaats de kabel
jauw, die aan land werd gebracht, schoon
gemaakt en gespleten, en vervolgens aan
hooge stellages in den wind gehangen om
te drogen. Later wordt ze dan murw gè-
beukt en tot strooken geplukt, die men
rauw eet, met boter besmeerd. Dit is de
z.g. harde visch, nog steeds een lieve
lingsgerecht der IJslanders en in ieder ge
val een krachtig voedsel.
Uit deze primitieve visscherij in open
bootjes is de hedendaagsche groote vangst
voortgekomen, die het eenige wereldbedrijf
uitmaakt, dat IJsland bezit. Maar alles is
daarbij grondig veranderd. De open roei
bootjes zijn vrijwel verdwenen, en daar
voor zijn in de plaats gekomen de stoom-
treiler met zijn sleepnet, en voor den
kleinen man de motorsloep. Deze revo
lutie, die omstreeks het jaar 1900 inzet, is
in hooge mate bevorderd door het bedrijf
van vreemdelingen. In de eerste heift van
de 19de eeuw hielden de Hollanders op
met visschen aan de IJslandsche kust. Hun
opvolgers waren de Franschen (Pècheurs
d'Islande). daarna kwamen de Engelschen.
tegenwoordig zijn er ook veel Duitschers,
en in 1937 werd er zelfs verteld, dat er
een Italiaan verschenen was. Toen de
vreemde volken op groote schaal kwamen
visschen, met moderne schepen en hulp
middelen scheen de visscherij der IJslan
ders ten doode gedoemd. Wel stelden zij
een territoriale grens in. waar de vreem
delingen niet binnen mochten komen, maar
dezen lokten, met groote hoeveelheden af
val de scholen naar buiten en gingen met
het voordeel strijken. Toen. d,w.z. kort na
1900, is de bouw van de IJslandsche stoom-
treilervloot begonnen, die het op het
eogenblik tegen iedere andere ter wereld
opnemen kan en waar het land het aan
te danken heeft, dat het van de uiterste
armoede verlost is en dat er zelfs wat ka
pitaal gekomen is.
De IJslandsche visscherij bestaat uit
twee verschillende bedrijven, de kabel
jauw- en de haringvisscherijTot voor een
paar jaren was het belang van de eerst
genoemde sterk overwegend. De kabeljauw
(en enkele andere verwante soorten) ver
schijnt aan de Zuidkust van IJsland in de
wintermaanden (Januari tot April); sedert
het bestaan van de treilervloot gaat men
de visch ook al in het najaar (van October
af) in volle zee opzoeken. De vangsten
zijn reusachtig groot.
Deze voor uitvoer bestemde visch wordt
gereinigd, op stapels gelegd met lagen zout
ertusschen, en daarna in de zon gedroogd.
Wij zouden dit stokvisch noemen, de IJs
landers zeggen „zoutvisch". En hier geeft
men nu meteen de oplossing van de vraag,
waarom de wereldcrisis op IJsland ernsti
ger vormen aangenomen heeft dan elders
en nog altijd geen neiging vertoont om
te verminderen: deze visch werd bijna ge
heel afgenomen door Spanje, dat in den
burgeroorlog den aankoop vrijwel heeft
stopgezet. Als afzetgebied heeft men nog
Portugal, er wordt wat gekocht door
Italië, enkele Balkanlanden en zelfs door
Zuid-Amerika, maar dat kan het verlies
van de Spaansche markt nooit vergoeden.
Gelukkig geeft de tweede groote vangst,
die van de haring, wat verlichting in
dezen nood. De haringscholen verschijnen
in de zomermaanden langs het Noord
westen, Noorden en Oosten. In dat seizoen
trekt alles wat werken kan daarheen, in
de hoop op een goede verdienste. Maar de
jaren zijn verschillend. De zomer van 1937
was zeer gunstig en onmiddellijk lieten zich
allerzijds de sporen opmerken van wat
groeiende welvaart. Daarentegen bracht
1936 bijna geen haring aan en het was
alsof het land voor den afgrond stond. Het
geringe aantal der bronnen van welvaart
brengt den mensch in zulk een uiterst af
hankelijke positie. De landen, die de ha
ring koopen, zijn Zweden, Duitschland en
Polen. Verder heeft de haring, die in een
reeks goede zomers zich in grooter hoe
veelheid aanmeldde dan de directe afzet
gedoogde, nationale industrieën van olie
en vischmeel in het leven geroepen. Dit
laatste artikel is oorzaak geweest, dat de
zoo sterk teruggeloopen handel van IJs
land met Nederland weer nieuwe perspec
tieven is gaan vertoonen. In de jaren 1935
en 1936 heeft ons land meer dan drie
millioen kilogram IJslandsch vischmeel ge
kocht, ter waarde van ruim tweehonderd
duizend gulden.
Tegenover de stokvisch en de haring en
haar bijproducten verdwijnen alle IJsland
sche exportartikelen in het niet. Toch is
ook daar een toeneming waar te nemen.
Niet wat betreft het eenmaal zoo gezochte
eierdons of de haaientraan, waarvan de
opbrengst de groote moeilijkheden en kos
ten van de vangst niet meer loont Maar
wel is er een zekere uitvoer ontstaan van
bevroren visch en schapenvleesch, die in
hoofdzaak naar Engeland gaan, heeft de
verbetering van de volprijzen den boeren
een ruggesteuntje gegeven, en is de kabel-
jauwtraan nog altijd gezocht voor medi
cinale en andere doeleinden.
Tenslotte is het van groot belang, zoo
wel voor de boeren als voor de visschers,
dat er op IJsland een binnenlandsche
markt ontstaan is. De geweldige opbloei
van de visch vangst tijdens en direct na
den wereldoorlog heeft de kuststeden in
een Amerikaanse!) tempo doen groeien en
rijk worden. De hoofdstad Reykjavik, die
in 1800 slechts 300 en in 1900 nog maar
7000 inwoners had, is nu tot boven de
30.000 gestegen: daar woont dus een vierde
van de bevolking van het geheele land.
Akureyri, de hoofdstad van het Noorden,
is thans boven de 5000 gekomen. Plaatsen
als de nederzettingen op de Westman-
eilanden in het Zuiden en Siglufjord, de
DE BEIDE DRAAIBARE ZENDMASTEN TE HUIZEN, GEZIEN UIT DEN MAST VAN
DEN P.C.J. -ZENDER.
(Van onzen specialen verslaggever).
„Een nieuw wereldwonder.
Zóó is het draaiende antennestelsel, dat
in de afgeloopen maanden te Huizen, aan
den rand van een van de oude Gooische
meentterreinen al eens genoemd, en niet
ten onrechte. Wan-
Hoe de
wordt verzorgd
neer men aan den
voet van het reus
achtige gevaarte
staat en opziet te
gen de twee zestig
Meter hooge torens,
die op hun stalen
onderstel even zeker
gewenteld kunnen
worden, als hand-
krachtdraaimolens
in een kinderspeel
tuin, krijgt men wel
den indruk,datvoor
de constructeurs van onzen tijd geen onmo
gelijkheden meer bestaan.
Dit geldt zeker voor de Nederlandsche
collega's, die hier iets hebben gewrocht,
waaraan hun Amerikaansche collega's,
eenige tijd geleden wel hebben gedacht,
maar dan ook niet meer dan gedacht
Daar durfde men het niet aan, het plan
leek te stoutmoedig -.. Tot Nederlanders
hun nu hebben getoond, dat het wel dege
lijk kan.
Met een groep vertegenwoordigers van de
Nederlandsche pers hebben we gisteren on
der deskundige leiding een excursie naar dit
negende wereldwonder gemaakt.
Toen we in Huizen op het PHOHI-
P.C.J.-terrein aankwamen waren we
reeds op de hoogte gebracht wat de
bedoeling was van dit draaiend ge
vaarte, dat bestemd is voor de z.g.
Werelduitzendingen. Deze Werelduit
zendingen, die regelmatig den aether
ingezonden worden, zijn immers be
stemd voor verschillende declen van
onzen aardbol. JapanAchter-Indië—
Ned. IndiëAustraliëZuid-Afrika
Zuid-Amerika, enz. Wanneer men nu
met een normale antenne werkt, ver-
haringstad van het Noorden, verdubbelen
in het drukke seizoen hun bevolking. Dat
beteekent voor een volk van ruim honderd
cn twintig duizend zielen een binnenland
sche markt. Die heeft haar ontstaan ech
ter uitsluitend te danken aan de groote
visscherij. Zoodra deze kwijnt is de terug
slag over het geheele land merkbaar, ook
bij de boeren, die geen re-serves in geld
hebben. Daarbij komt, dat in de goede
vlschjaren de boeren geen werkkrachten
kunnen krijgen, omdat iedereen dan ter
zee meer geld verdienen kan, terwijl in de
magere visch jaren in de kuststeden werk
loosheid ontstaat. De trek van het land
naar de stad is in de boom periode vóór
1929 geweldig geworden. Maar nu de
Spaansche burgeroorlog werkloosheid over
IJsland gebracht- heeft .zitten de steden op
zware lasten. Wel doet de regeering wat
zij kan. om de menschen naar het land
terug te brengen en de ontginning van
braak liggenden grond te bevorderen. Maar
voorlopig zonder veel resultaat. Daarvoor
is de trek te groot, die uitgaat van bios
coop en danszaal, evcnr'.s van de gl'nste-
ring der nog niet varsrhnen haringscho
len en van de blanke muntstukken, die
deze in de zakken van jonge menschen
moeten tooveren.
(Nadruk verboden)
spreidt de uitgezonden energie zich in
alle richtingen, zonder bepaalde voor
keur en het is natuurlijk duidelijk, dat
men zich van de ontvangst in Oost-
Azië, Australië, Zuid-Afrika of Zuid-
Amerika dan niet al te veel mag voor
stellen. Nu gaat men de uitzendingen
richten op dat plekje van de wereld
waarvoor zij zijn bestemd. „Bundelen",
zeggen de radio-technici en men kan,
om zich dat voor te stellen, het best
denken aan de gebundelde stralen van
een zoeklicht, waarmede de militairen
in den donkeren nacht vliegtuigen op
honderden, duizenden meters hoogte
opsporen.
Maar wanneer men uitzendingen naar
verschillende deelen van de wereld heeft te
verzorgen, zouden daarvoor dus evenveel
verschillend gerichte antennestelsels, elk
met twee masten van 60 a 100 M. hoogte,
gebouwd moeten worden. Een buitengewoon
kostbare geschiedenis!
Om die kosten te vermijden is men nu
overgegaan tot het ontwerpen van deze
draaibare beam-antennes, volgens de door
het Philips-laboratorium aangegeven ideeën.
De twee houten zendmasten rusten op een
stalen brug, welke weer op 8 zware wielstel-
len is gemonteerd en over een cirkelvormige
railbaan kan draaien met behulp van hand
kracht, een lier of een electromotor, om een
zware, in beton gefundeerde, spil.
Hierdoor is het mogelijk geworden de
zendantenne op elk Overzeesch gebied,
waarheen uitgezonden moet worden, zuiver
in te stellen. Staat de antenne ingesteld
voor Johannesburg, hetgeen op de rondom
de railbaan geplaatste bordjes is af te le
zen, dan behoeft zij maar over een bepaal
den hoek gedraaid te worden, om naar
Buenos-Aires te kunnen zenden. Simple
comme bonjour!
En toch bekruipt ons een eerbiedige be
wondering wanneer we dit „eenvoudige"
werk door zeven, acht arbeiders in enkele se
conden zien uitvoeren. In enkele oogenblik-
ken van Zuid-Afrika naar ArgentiniëDe
wonderen zijn de wereld nog niet uit!
Wanneer alles klaar is, zal een electro
motor dit werk verrichten. Nog eenvoudi
ger
Nog enkele mededeelingen voor onze le
zers. die min of meer technisch zijn aange
legd. Boven op de zendtorens bevinden zich
vier bordessen, aan welke de antenne is be
vestigd. De antennedraden zijn namelijk
niet tusschen de twee torens bevestigd, maar
langs de torens van boven naar beneden
gespannen. In totaal zijn er 8 antennedra
den elk verdeeld in 3 geïsoleerde segmen
ten, zoodat er in totaal 24 dipool-antennes
zijn. Deze worden gevoed door horizontale
voedingsleidingen.
Elk van de beide masten weegt 18 ton, de
staalconstructie 95 ton. Normaal staat op
eiken poot van de mast een druk van onge
veer 4' ton. Maar er is rekening gehouden
met stormweer. Dan kan onder elk der
torenpunten een druk van 43 ton komen te
staan
De middellijn van de buitenrails is 45
meter, van de binnenrails 18 meter, beide
rails rusten op een betonnenfundeering van
2''2 meter diepte.
De wielstellen onder eiken poot van de
torens zijn voorzien van zware klampen,
waarmede de geheele constructie kan wor
den vastgezet en zijdelingsch kantelen on
mogelijk gemaakt wordt. Het effect van
d^e conrtructie? Dat de energie, die wordt
u:' "^zonden in de richting waarin de beam
süraalt, 24 maal sterker is dan de uitstraling
van een gewone dipool-antenne. In dit
geval staat dit gelijk met de uitzending van
een normale, naar alle richtingen uitstra
lende antenne van een zender van 1500 k.\r