Sobbie en zijn kastanjes Zaterdag 30 October 1937 No. 43 Wat tante-Fenna er allemaal van maken kan) n een wipje was hij zijn verdriet vergeten bbie logeerde nu al twee dagen bij Fenna. 't Was prachtig weer en de itzon scheen door de ruiten en speelde en tüsschen de spijlen van het bal- Bobbie had een stoel op het balkon dat mocht wel van tante! en eunde met zijn voorhoofd tegen de en en keek uit over de straat. Een straat was het; heelemaal niets te ai hoor! Vanmorgen nog had hij er theidene karretjes gezien: een van bakker en twee van melkboeren, die flesschen melk van huis tot huis i Dan belden ze telkens aan en dan Bobbie precies tellen, hoelang het rde voor. het meisje opendeed. Bij soxn- ïn duurde het lang en bij anderen Dat was nog wel een leuk spelletje eest! En ook had hij gekeken wat de inteman allemaal wel op z'n wagen worteltjes, bloemkool, rooie kool, ali en dan nog een heeleboel dingen, Bobbie niet kende. Maar ook daar was uw de pret afgegaan. Toen had Bob- z'n prentenboeken allemaal nog eens :ken en toen was hij met tante mee- eest, een boodschap doen. En daarna den ze brood gegeten: nu dat was lijk geweest, want Bobbie mocht drie itjes met wat, terwijl hij thuis altijd ind was aan twee met wat en een met edenheid! Bobbie, die juist een beetje erig begon te worden, was er weer «maal van opgefleurd! toen had* tante gezegd: „Kerel, ik t eerf uurtje naar boven, ga jij dan wat fijn alleen spelen, dan kom ik is gezellig naast je zitten!" toed tante," zei Bobbie. Moeder had gezegd, dat hij erg gehoorzaam moest want tante was al een beetje oud en kleine kinderen gewend. Toch was heusch heel erg lief en Bobbie had ook gisteren, toen tante hem vroeg, ze aan moeder zou schrijven, gezegd: •bie is best gezond en vindt het hier Ju, die brief had moeder n-u allang en (zou moeder's hart wel gerust zijn. Ze Jsten thuis ook niet denken, dat hij (klein, zeurig jongetje was. Nee hoor! wer moest op reds, omdat Grootvader [erg ziek was en nu sprak het vanzelf [hij, de oudste jongen van al vijf jaar, graag bij tante Fenna ging logeeren! m tfat ga je doen, Bobbie?" tante, ik ga een beetje spelen met I kastanjes." fijn hoor. Straks kom ik bij je zitten." bbie zuchtte eens even, en liep dan f de kast, waar beneden op den bodem Iheele berg kastanjes lag. Hij haalde ze lallemaal uit, wreef ze een voor een op de mouw van z'n trui. fat glommen ze prachtig! Sommige er- waren net zoo helderbruln en rood [lamd als het buffet van tante, waar mooie gedraaide pooten oiider ston- l! Andere waren meer effen bruin, maar allemaal waren ze mooi gaaf, z'n kastan jes. Hij had ze ook erg zorgvuldig uitge zocht! Bobbie herinnerde het zich nog als den dag van gisteren: samen met vader was hij er op uit getrokken, een heel eind de bosschen in. En toen waren ze op den terugweg door een laan gekomen, waar twee reuzengroote kastanjeboomen ston den,- aan eiken kant van den weg één. En vader en Bobbie hadden geraapteen heele öetstasch vol en nog al hun zakken er bij! Fijn was dat geweest, dien middag' Hoe heerlijk had de zon gestraald over al die boomen met de roode en gele bladeren! Hoe mooi was het bosch en wat een pad destoelen hadden ze gezien! Hier' was geen bosch, alleen maar een straat met steenen en nogeens steenen! Geen sprietje gras was er te ziengeen kastanje kon je er vinden! „Bah!" dacht Bobbie en vóór hij 't wist rolden de tranen over zijn wangen en vielen er een paar groote druppels op de kastanjes in zijn hand. „Maar Bobbie, wat is d&t nu, mijn dap per kereltje?" En tante knielde naast hem neer (hij had haar niet eens hooren aan komen) en streek met haar oude, zachte handen over z'n krullebol. En Bobbie verborg zijn gezichtje aan tante's schouder en snikte: „Hhier is geen b.bobosch en ik v.verveel me zzoo op ddt bo.bo.boven huis!" Tante liet hem stilletjes uithuilen en loen zei ze: „Nee, mijn jongen, hier is geen bosch, maar we hebben wél een heelen terg kastanjes. En ik had juist gedacht, wat een prachtige dingen we daar al niet van kunnen maken!" „Maken? Van kastanjes?" Daar had Bobbie nu nog nooit van gehoord! Ja, vroeger had moeder eens een paardentoom gemaakt van kastanjes en pijpestelen! Maar dat zou tante niet kunnen, want tante rookte geen pijp. NeeBobbie keek heel ongeloovig. „Kom", zei tante en ze veegde met een heerlijk riekenden zakdoek zijn oogen af. „Eerst een kopje thee met een koekje, en dan gaan we aan het werk, hoor!" Kijk, Bobbie lachte al weer! En tante nam vlug het kleed van de tafel en legde een paar groote kranten neer en daar stortte Bobbie al z'n kastanjes op uit. Wat zocht tante daar? Een doosje luci fers kwam voor den dag en een boortje en een scherp mesje. Toen ging tante aan het werk. Twee kastanjes werden klaarge legd om er een mannetje van te maken: een kleine eivormige en een groote ronde. De kleine kastanje werd het hoofd van het mannetje; daar boorde tante twee gaatjes in voor de oogen en daarna wer den handig neus en mond uitgesneden. En toen dat klaar was, sneed tante de koppen van twee lucifers af en stopte die in de ooggaatjes. O, wat leuk was dat: nu kon het mannetje echt kijken! En daarna ging tante het lijf maken. Dat kreeg bovenin een gaatje, waar een halve lucifer in verdween en toen werd het hoofd, waar van onderen een gaatje in was geboord, er stevig opgedrukt. „Een ijzersterke hals" zei tante. Toen kreeg het mannetje nog armen en beenen van luci fers en een rijtje knoopen op zijn buis; dat waren ook gele luciferskoppen. En tante maakte een derde been van ach teren, zoodat het mannetje ook staan kon. „O, tante, wat gek!" riep Bobbie toen, „wie heeft er nu drie beenen!" „Fik heeft er wel vier," zei tante, „maar ik zal 't anders doen." En toen kwam het lakstaafje waar tante altijd haar brieven mee lakte, voor den dag en het mannetje kreeg twee mooie schoentjes van roode lak. En nu was Bob bie tevreden en hij vrceg, of hij ook mee mocht doen! O, o, wat werkten die twee hard; de miiddag vloog om! Na het mannetje werd er een vrou-vHje gemaakt met een rokje van rose sitspapier, keurig geplooid en op haar lijfje geplakt. Toen kwamen er een heeleboel kindertjes, allemaal van kleine kastanjes. En tenslotte een hondje met een eigenwijs lucifersstaartje, dat recht omhoog stak! En ook maakte tante kip pen, een heel rijtje. Weet je hoe? Die werden gemaakt van één kastanje op twee pootjes, met een hals van twee geknakte lucifers en een kuifje en staart van„Ja, wat zullen we daarvoor nu nemen?" riep Bobbie. „Ik weet het al", zei tante; „wie niet sterk is. moet slim zijn" en ze trok een paar veertjes uit een grooten bos riet pluimen, die op den schoorsteenmantel stond en plakte het kuifje en het staartje met wat lijm vast. „Eenig!" zuchtte Bobbie met gloeiende wangen. „Ik vind u een echte schat. En ik zal nooit meer veoxlrietig zijn!" „Nu", zei tante, „dat hoop ik dan maar." R. DE RUYTERV. d. FEER. Het mannetje kreeg twee mooie schoentjes van rood lak.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 19