Ons Kort Verhaal
LEiDSCH DAGBLAD - Derde Blad
Dinsdag 5 October 1937
ZWANENBERG
LUCHTVAART
Aspirin
Een avond met Emmy
diligent te zijn. Uit den raad kan nu toch
geen voorstel komen, dat feitelijk Iedere
basis mist.
Laat de heer Schiiller nu het voorstel
terugnemen en betere tijden afwachten,
als lid der C. v. F. kan hij heel goed dat
tijdstip beoordeelen en vertrouwen stellen
in het college. Nog nooit is een voorstel van
B. en W. tot woningbouw verworpen.
En wat weet men van regeeringssteun?
Het voorstel Schiiller kan slechts een
lastpost zijn in de toekomst, de raad zou
gaan zitten op den stoel van B. en W
Wethouder WILBRINK meent, dat het
aannemen van een amendement op een
voorstel nog niet wil zeggen het aannemen
van dit voorstel zelf. Zoo moet men de
zaak bezien. Waar aan ..Ons Belang" bouw
werd geweigerd, zou het toch niet gaan
aan een andere vereenlging wel toestem
ming te geven, zij het principieel. Was het
voorstel nog een motie, het zij zoo. doch
hoe kan het voorstel zonder B. en W„ die
toch met de regeering moeten onderhan
delen, practised iets beteekenen? Wil de
heer Schiiller van zijn voorstel een motie
maken, spr. is dan geneigd deze motie
nader onder de oogen te zien, ook voor wat
betreft saneeringsmogelijkheid.
De heer SCHÜLLER meent, dat de heer
Goslinga allen bouw feitelijk afwijst. Sanee
ring kan jaren duren, doöh dat behoeft
niet zoo te zijn als axioma. Alle initiatief
behoeft toch niet uit te gaan van B. en W.,
ook de raad mag dat toch toonen?
De heer Wilbrink spreekt nu achter de
groene tafel wel iets anders dan als raads
lid. spr. neemt dat niet kwalijk.
De VOORZITTER: komt u ook eens hier
zitten.
De heer SCHÜLLER: als de raad mij de
kans maar geeft!
B. en W schakelt spr. niet uit, want zij
voeren toch de raadsbesluiten uit. Daarin
zit niets denigreerends. Gebonden is men
toch door het voorstel nog aan niets, al
leen moeten B. en W. dan gaan praten met
Eensgezindheid over een terrein. En daar
tegen is toch geen bezwaar? Hetzij het
nieuw-fcouw betreft, hetzij saneering.
De heer GOSLINGA betreurt het vast
houden van den heer Schüller; in dezen
hoort het Initiatief aan het college, niet
aan den raad. al erkent spr. gaarne, dat
de raad het recht van initiatief bezit.
Spr is door den wethouder geheel be
vredigd.
De heer ELKERBOUT dient een motie in
om „Eensgezindheid" gelegenheid te geven
tot deelneming aan een saneeringsplan.
Wethouder WILBRINK wil het voorstel
Schüller in praeadvies nemen, dat lijkt hem
het verstandigst in de gegeven omstandig
heden. De stemming van den raad is nu
toch genoegzaam bekend. (Geroep: het ei
van Columbus).
De VOORZITTER raadt dezen weg aan
ln het belang der vereeniging en van de
gemeente. Dan is het Juiste oogenblik af te
wachten.
De heer SCHÜLLER neemt genoegen met
praeadvies.
Conform wordt zoo besloten.
Doperwtjes
van Zwanenberg munten
uit door de natuurlijke verache
6maak. die behouden blijft door
de bijzondere wijte van ron*
serveeren.
maakt icat smaakt!'
8677
(Ineez. Med.)
INTERPELLATIE SCHÜLLER
23o Beantwoording van de interpellatie
van den heer Schüller Inzake het beleid
van het bestuur van de Woningbouwver-
eenigine „de Tuinstadwiik"
De heer SCHÜLLER had volgende vra
gen gesteld:
1. Is het juist, dat het onderzoek, dat
door B. en W. is ingesteld naar de admi
nistratie der Wonmgbouwvereeniglng „de
Tuinstadwij k" meer speciaal naar de boe
kingen ten laste van het onderhoudsfonds
van plan 3 dier bovengenoemde vereeni
ging, heeft uitgewezen, dat er verschillen
de bemerkingen waren te maken over de
wijze, waarop deze administratie is ge
voerd?
2 Is het juist, dat uit bovengenoemd
onderzoek o.m. is komen vast te staan, dat
de uitgaven voor de uitgevoerde werk
zaamheden over de verschillende jaren niet
juist zijn verdeeld; dat de uitgaven ge
daan in 1932 voor ramen van woningen
van plan 3 niet in dat Jaar zijn verant
woord. en dat niet is komen vast te staan
wanneer deze post dan wel is verantwoord;
dat op plan 3 over 1934 voor 33 °/o aan
materiaal voor verfwerk is geboekt, terwijl
dit percentage hoogstens 20 of 25 mocht
bedragen?
3. Is het juist, dat werkzaamheden waar
toe geadviseerd was door den Dienst van
Bouw- en Woningtoezicht zijn nagelaten,
terwijl toen deze voorzieningen later toch
moesten worden getroffen, dit een aan
merkelijke en onnoodlge verhooging van
kosten met zich bracht; dat bij den bouw
der woningen van plan 3 ander en mate
riaal van minder kwaliteit is gebruikt dan
voorgeschreven in het bestek, en dat dien
tengevolge lekkage ontstond en de daaruit
voortvloeiende reparaties belangTijke uit
gaven vereischten. dat in het algemeen
uitgaven voor steenhouwerswerk, het dich
ten van scheuren in plafonds te voorkomen
zouden zijn geweest, en dat bij beter toe
zicht van de zijde der Directie bepaalde
uitgaven aanmerkelijk lager zouden zijn
geweest; dat het mede aan dit gebrekkige
toezicht is te wijten, dat bij het bouwen
van schuurtjes in plan 2 tal van belang
rijke werkzaamheden waren uitgevoerd in
strijd met de bestekbepalingen en dat dien
tengevolge op last van den Dienst van
Bouw- en Woningtoezicht op 20 November
1935 deze werkzaamheden werden stop ge
zet?
4. Is het juist, dat de architect bij de
uitvoering van bouwplan 4 zeer onregel
matig het werk bezocht en zich zeer slecht
aan het in het bestek omschrevene hield
en bij de uitvoering veelal in gebreke bleef
de noodige aanwijzingen te verstrekken
aangezien deze noodig waren, omdat men
zich bij den bouw amper op de verstrekte
teekeningen kon verlaten en dat hij zich
onvoldoende aan het werk gelegen liet lig
gen. en B en W. het Bestuur van „de
Tuinstadwijk" heeft doen weten dat aan
den architect bij verdere onderhoudswer
ken of eventueelen nieuwbouw geen toezicht
noch het verstrekken van adviezen mag
worden opgedragen?
5. Indien bovenstaande vragen in het
algemeen en op onderdeelen bevestigend
mochten worden beantwoord, welke maat
regelen zijn B. en W. voornemens te tref
fen of hebben zij reeds getroffen, opdat
soortgelijke onregelmatigheden bij deze
woningbouwvereeniging in de toekomst
worden voorkomen?
6. Zijn B. en W. bereid, de rapporten
welke over bovengenoemde aangelegenhe
den zijn uitgebracht, ter inzage in de
leeskamer te leggen, opdat de Raad van
den inhoud kennis kan nemen?
Wethouder WILBRINK antwoordt;
Ad. 1: Inderdaad waren bemerkingen te
maken.
Ad. 2: de -verdeeling was niet wiskundig
Juist daar de timmerman en de boekhouder
niet geheel berekend waren voor hun taak,
doch later is dit abuis hersteld. De ramin
gen waren financieel verantwoord.
Ad. 3: voor diverse onderdeelen juist,
naar nader wordt uiteengezet.
Ad. 4: het toezicht van den architect was
onvoldoende, doch van knoeien is geen
sprake, dank zij het scherpe toezicht van
Bouw- en Woningtoezicht. Geadviseerd
geen onderhoudsopdrachten meer aan de
zen architect te verschaffen,
Ad. 5: het college heeft inderdaad maat
regelen getroffen, al blijft het bestuur ver
antwoordelijk, zij het als ondeskundig, af
hankelijk van den architect.
Ad. 6: daartegen is bezwaar.
De heer SCHÜLLER dankt B. en W
speciaal de wethouders Splinter en Wil
brink, voor hun onderzoek, en antwoord
In hoofdzaak blijken alle opmerkingen van
spr. dus juist, naar spr. nader uiteenzet
met voorbeelden, die, zacht uitgedrukt,
slordige administratie moeten worden ge
noemd. Spr hoopt, dat de leden der ver
eeniging hieruit hun conclusies zullen
trekken zonder onderscheid der persoons
B. en W. hebben in dezen een Juist beleid
gevoerd en verdienen daarvoor alle waar
deering.
Wethouder WILBRINK kan dit laatste
betoog niet voor zijn rekening nemen en
Iaat de verantwoording geheel aan den
heer Schüller.
De heer SCHÜLLER moet dan met be
wijzen komen, als men onjuist noemt, wat
hij zeide.
De VOORZITTER en de WETHOUDER
ontkennen dat zij van onjuistheid spraken
Alleen zij laten de conclusies voor rekening
van den heer Schüller.
De interpellatie wordt daarop gesloten.
INTERPELLATIE LOMBERT.
24o. Beantwoording van ds interpellatie
van den heer Lombert Inzake het ih dSehst
nemen van personeel od arbeidsovereen
komst bii den Plantsoendienst,
De heer LOMBERT had volgende vragen
gesteld:
lo. Is het Burgemeester en Wethouders
bekend, dat de opzichter van den Gem
Plantsoenendienst bij de laatst plaats ge
had hebbende aanstelling van personeel ln
tijdelijken dienst zulks heeft gedaan met
uitschakeling van katholiek georganiseerde
werkloozen?
2o. dat er op het tijdstip, dat de aanstel
ling zou zijn geschied, bij de Gem. Arbeids
beurs stonden ingeschreven: 13 personen,
georganiseerd in den R.K. Bond, 19 perso
nen, georganiseerd in de Chr. Organisatie,
17 personen, georganiseerd in de Moderne
Organisatie, van Land- en Tuinbouwarbei-
ders. pl.m. 10 personen, georganiseerd in
den Modernen Bond v. Overheidspersoneel;
3o. dat genoemde opzichter uit deze bij
de Arbeidsbeurs ingeschrevenen een voor-
loopige lijst van bij voorkeur aan te stellen
werklieden heeft opgemaakt, bestaande uit:
6 leden van de Christelijke Organisatie, en
4 leden van de Moderne Organisatie van
Land- en Tuinbouwarbeiders, 5 leden van
de Moderne Organisatie van Overheidsper
soneel, en slechts 1 lid van den R.K. Land
en Tuinbouwarbeidersbond;
4o. dat bij te werk gestelde 14 werkloozen
zelfs dit ééne lid van de R.K. Organisatie
niet heeft mogen behooren:
5o. dat bedoelde R.K. Werklooze voldoen
de vakbekwaam mocht worden genoemd,
hetgeen vooreerst valt af te leiden, uit het
feit. dat genoemde opzichter hem als enkele
katholiek waardig had bevonden op de lijst
van mogelijk aan te stellen personen te
plaatsen, maar vervolgens ook omdat hij
reeds vroeger bij bedoelden dienst tot tevre
denheid van zijn superieuren is werkzaam
geweest en ten slotte naar het oordeel van
de in deze volkomen bevoegde instantie in
ieder opzicht gelijkwaardig met vele andere
tewerk gestelden kon worden genoemd;
5o. dat onder de overige 12 ingeschreven
werklooze leden van den R.K. Bond van
Land- en Tuinbouwarbeiders verschillende
personen waren, wier vakbekwaamheid ln
geen enkel opzicht minder goed kon worden
genoemd dan van de door genoemden op
zichter tewerkgestelde leden van de andere
organisaties;
6o. dat de betrokken opzichter in strijd
met de te dier zake geldende voorschriften
twee werkloozen heeft aangesteld, die niet
tot de z.g. ..steuntrekkers" behoorden.
7o. Zijn Burgemeester en Wethouders niet
van oordeel, dat door deze handelwijze van
het betrokken diensthoofd een niet goed te
keuren achterstelling van de R.K. georga
niseerde werkloozen heeft plaats gehad?
8o. Zijn Burgemeester en Wethouders, ken
nis dragende van deze feiten, niet van
oordeel, dat bij te werk stelling van perso
neel in Gemeentedienst, hetzij vast. hetzij
tijdelijk, de rechtvaardigheid in acht moet
worden genomen, in dien zin, dat terzake
van godsdienstige overtuiging geen sollici
tanten behooren te worden achtergesteld?
9o. Zijn Burgemeester en Wethouders be
reid maatregelen te nemen, teneinde be
wuste uitschakeling van bepaalde groepen
in de toekomst tegen te gaan en te voor
komen?
Wethouder WILBRINK antwoordt:
Ad. 1: Alleen op vakbekwaamheid is ge
let, nergens anders op.
Ad! 2 en 3: Neen, zooals gebruikelijk is
geen opgaaf gevraagd.
Ad. 4 en 5: Niet gepasseerd om vakbe
kwaamheid. doch uitsluitend omdat hij
reeds meerdere malen bij den Plantsoen
dienst te werk was gesteld.
Ad. 6 en 7; Kan niet worden beoordeeld.
Ad. 8: Neen.
Ad. 9: Ja.
De heer LOMBERT vraagt uitstel van
verdere behandeling om eerst het antwoord
nog eens te kunnen bezien.
De VOORZITTER zegt, dat dit niet ge
bruikelijk is en ontraadt dit evenals de
WETHOUDER.
De heer WILMER, erkent het ongewone
doch kan toch begrijpen, dat de heer
LOMBERT nauwkeurig de zaak eens wti
doornemen. Wellicht kan deze echter non
korte opmerkingen maken.
De VOORZITTER raadt den heer Lom-
bert aan vooreerst genoegen te nemen met
dit antwoord. Later kan hl) er wellicht op
terugkomen.
De heer LOMBERT is allerminst tevre
den met dit antwoord, dat geenszins vroe
gere verklaringen dekt, naar spr. nader
uiteenzet. Het betoog van den opzichter is
In vele opzichten onjuist. Van beoordee
ling van vakbekwaamheid was geen sprake,
genomen zijn eenvoudig degenen die reeds
eerder in dienst waren geweest zonder
meer. Spr. veroordeelt de houding van den
opzichter, al wil hij aannemen, dat hij
niet R.K. met opzet passeert.
De heer WILMER betreurt, dat de inter
pellatie niet is voorafgegaan door een
schriftelijke gedachtenwlsseling, zoodat de
raad moeilijk kan oordeelen. Spr. vraagt
of het niet vreemd is, dat Juist de R.K. is
gepasseerd, gelet op den loop van zaken.
De WETHOUDER meent, dat opzet toch
allerminst is bewezen, hoogstens kan
sprake zijn van samenloop van omstandig
heden, en verdedigt verder zijn antwoord.
Misschien is de schijn tegen, maar zelfs
die willen B. en W. gaarne vermijden. Dat
een hoofd van dienst hem bekende perso
nen neemt, kan hem niet te euvel genomen
worden, maar B. en W. zullen, gelijk ge
zegd, alles doen om zelfs schijn te ver
mijden.
De heer LOMBERT wil, al valt het hem
moeilijk, dan aannemen, dat geen opzet in
het snel was.
De heer VAN ECK meent, dat niemand
mag geweigerd worden om zijn godsdien
stig staatkundig inzicht, doch anderzijds
mag ook z. i. niet worden gerekend: cr
moeten zooveel van die, zooveel van deze
richting zijn. Dat mag ook niet de slotsom
zijn van deze interpellatie. Hoofdzaak moet
bekwaamheid blijven. Van schijn mag men
zich niets aantrekken.
De interpellatie wordt gesloten, nadat de
voorzitter nog een idee van den heer van
Rosmalen om voortaan interpellanten te
voren op de hoogte te stellen van het ant
woord van B. en W. had ontraden.
VOORSTEL SNEL.
De heer SNEL licht zijn voorstel toé:
De Raad verzoekt Burgemeester en Wet
houders er bij de regeering op aan te drin
gen den kolentoeslag te verhoogen, als
mede de verstrekking hiervan te doen aan
vangen op 15 October 1037 en te doen ein
digen 15 April 1938.
Dit met het oog op de stijging der prij
zen en het feit, dat vorig jaar ook reeds een
minder kwantum werd verstrekt, terwijl de
nood bij de wcTkloozen stijgt. De tijd var
verstrekking is ook te kort.
De heer BERGERS oordeelt dit te be
hooren tot de taak der vakvereenlgingen.
Weth. VAN STRALEN zegt, dat B. en W
het eerstel deel willen overnemen, doch 't
tweede in meerderheid niet. Het eerste
deel, waar anders het te verstrekken kwan
tum inderdaad zou dalen. Blijft het tweede
noodig dan kan daarop altijd nog worden
aangedrongen. De minderheid van B. en W
is ook voor het tweede.
De heer GOSLINGA begrijpt niet. waar
om de raad hierin wordt gemoeid, het be
treft toch een algemeen belang en spr.
steunt den heer Bergers. Weet de Tweede
Kamer het bovendien ook niet?
De heer WILMER steunt den heer Gos
linga. al kan hij de idee-6nel op zich zelf
waardeeren. Bovendien kan M. H op
treden. als het noodig is. Daar kan de ge
meente iets doen. -
De VOORZITTER is het in principe eens
met den heer Goslinga, doch meent, dat
hier reden is om zich tot de regeering te
wenden, n.l. de prijsstijging en adressecren
van groote gemeenten kan van invloed zijn.
De heer ELKERBOUT oordeelt het ver
keerd, dat zooveel tegelijk van de regec
ring wordt gevraagd: toeslag op de ultkee-
ringen, op de kolen. enz. Men mag blij
wezen één binnen te krijgen.
De heer SNEL vraagt zijn voorstel ge
splitst in stemming te brengen, dit nog
maals aanbevelend.
De heer TOBÉ vraagt of de Lichtfabrie
ken niet goedkooper kunnen leveren
De heer GOSLINGA wil de werkloosheid
niet al inzet van politieke actie.
De heer v. d. KWAAK zal voor 't. geheele
voorstel stemmen, gelet op de omstandig
heden. Voor uitkeering door M. H- kan
spr niet meegaan, daar anders de uniforme
regeling dreigt verloren te gaan
Weth WILBRINK verdedigt het over stag
eaan van het college wegens de gewijzigde
omstandigheden. B en W moeten weten,
waaraan zij toe zijn ln deze materie. Als
hetzelfde gegeven kan worden als vorige
jaren, is het z. i. voldoende en daarom ont
raadt'hij intrekking.
Buitengewone omstandigheden wettigen
buitengewone maatregelen, doch zoover is
het nog niet.
Wethouder v. STRALEN begnjpt met. wat
er tegen is de wenschen der gemeente ter
kennis der regeering te brengen. Elders ge
schiedt dit toch ook wel, zelfs met steur,
van partijgenooten van den heer Goslinga.
De belangen der kleine en groote gemeen
ten loopen niet altijd parallel, dit vergete
men ook niet. De voorwaarden van M. H.
mogen volgens het bestuur niet beter zijn
dan de algemeene regeling en niet geheel
ten onrechte, afgezien van het feit, dat de
minister vermoedelijk ook bezwaar zou
maken. De Lichtfabrieken zijn reeds lager
dan den detailprijs, doch of zij geheel van
winst kunnen afzien, kan hij niet direct
zeggen.
net eerste deel wordt aangenomen met
301 stemmen.
Tegen de heeren v. d. Tas, Beekenkamp,
Wilmer, Goslinga.
Het tweede deel wordt aangenomen met
2014 stemmen.
Voor de S.D.A.P. en de heeren v. d. Kwaak
Bergers. Coster, v. Weizen, Manders en Key
De heer Snel stelt dan de gepubliceerde
vragen. B. en W. zullen volgende zitting
antwoorden.
De voorzitter feliciteert mevr. de Cler
met haar verjaardag (applaus).
Hierop, om 11.30 uur, sluiting.
DE POSTVLUCHTEN.
De „Nandoe" is gistermiddag tegen 5 u.
op Schiphol neergestreken.
Hedenmorgen te 7 uur is van Srihiphol
naar Batavia vertrokken de „Reiger", met
gezagvoerder Hondong.
Het toestel vervoert 247.845 KG. vracht,
52.420 K.G. pakketpost en 276.841 K.Q.
briefpost.
Aan boord bevinden zich vier passagiers.
Voorts stappen onderweg nog vier pas
sagiers in.
'OM
vnr
„Ja, mijn kind, je hebt goed'
opgelet I Dit Is het echte Aspirin.
Met den Oranjeband."
Js dat dan zoo belangrijk?"
„Jaxeker. Kijk eens hier: voor
je gezondheid moet je altijd het
beste nemen, dat er is. En dan
neem ik .natuurlijk altijd Aspirin.
Ja kunt hat direct aan den Oran*
jeband om de verpakking en
aan het •9a0ct«>kruls harkannen."
is reeds sedert een ge
neratie het voortreffelijke
middel teqon verkoudheden,
rheumaliuk, hoofdpijn en*.
Ö673
(Ingez. Med.)
door J. P. Baljé.
Dolf Bouman keek zijn ly:oe> onderzoe
kend aan en floot eens tusschen de tan
den „Dus Je bent verliefdI" concludeerde
hij. Zijn gevolgtrekking was niet zoo boud.
Als een achttienjarige blaag een half uur
rond zijn broer heendraalt en hem dan
tenslotte een tientje te leen vraagt, dan
is de liefde in het spel.
Frits bloosde. Achttien Jaar is nog een
leeftijd, dat je blozen kan, als men vraagt
of Je verliefd bent. Even weifelde hij, maar
waarom zou hij het ook ontkennen? Dolf
was student, en als hij het wist van zijn
liefde, kon hij hem met één en ander van
dienst zijn. Want Frits had nog weinig er
varing en bevond zich op vreemd terrein.
Behalve een oppervlakkig kalverllefdetje in
de derde klas had hij nog niets „meege
maakt". Dus knikte hij. „Krijg Ik hot
tientje?" voegde hij er achter.
Dolf grijnsde. „Waar hou je me eigenlijk
voor?" vroeg hij. „Voor een Croesus? Een
tientje op de helft van de maand! Wees
blij, dat ik een knaak voor je heb. Hier,
pak aan!"
De rijksdaalder verwisselde van tijdelij
ken eigenaar, 't Was niet veel, maar beter
wat. dan niets.
„En vertel me nu eens, wie het is!" be
val Dolf.
„Emmy van Laren".
Opnieuw floot Dolf tusschen de tanden.
„Emmy van Laren! Waar heb je die lee-
ren kennen?"
„Op een soiréetje van de roeivereeni-
ging", verklaarde Frits. „Ken Je haar. dat
je zoo verbaasd bent?"
Of hij haar kende vroeg de blaag! Emmy
van Laren, wie van de studenten kende
haar niet" Een uiterst mondain en coquet
typetje, hij was er zelf een tijdje „smoor"
op geweest. Emmy van Laren, en daar wou
z'n broertje mee uit? Het meisje, dat ln
de vijf of zes chique dancings van de stad
alle kellners bij den voornaam noemde! Die
op leder studentenfuifje weer een nieuwe,
pittige cocktail wist te mixen, en die je
nooit tweemaal met dezelfde Japon zag op
een soirée.
„Ken je haar dan?" vroeg Frits onge
duldig.
„Ja.... zoo'n beetje!" gaf Dolf toe. En
dan peinzend: „Tja. dan zal je toch wat
meer geld noodig hebben, knaap. Want
zoo n meisje neem Je niet mee naar een
cafetaria of een automatiek, 's Kijken, je
moet er wat voor over hebben, jongeman.
Als je die ouwe koffergramofoon van me
eens te gelde maakte, er zijn nog een paar
dozijn schorre platen bij. Heb je nog boe
ken over, die je missen kunt? Of iets an
ders? Denk eens goed na."
Frits dacht na en ze handelden samen.
Een paar uur later was hij in het bezit van
twee tientjes.
„Zoo", zei Dolf. „dat is tenminste iets. En
wanneer moet Je nu met haar uit?"
„jaehdat staat nog niet vast",
stamelde Frits, „ik weet niet zoo goed, hoe
je dat aanlegt Wat zou jij denken?" vroeg
hij, hoopvol zijn broer aankijkend.
Dolf proestte 't uit. Dat wilde met Emmy
van Laren uit. Was het niet droevig?
„Weet Je wat", stelde hij voor, „ik ken
Emmy, en ik maak het voor Je ln orde. Je
weet toch zeker, dat ze Je mag. niet?"
Weer bloosde Frits hevig. „Ze was zoo
lief", mompelde hij, „ze lachte altijd zoo
tegen me, en als we dansten kriebelden
haar blonde krulletjes tegen m'n wang. En
bij 't afscheid nemen op de soirée, zei ze
met veel nadruk: Tot ziens".
„Dan komt het in orde", stelde Doif vast,
ik bel haar op, en Je hoort er nog verder
van".
Met kloppend hart zat Frits in de taxi,
die hem naar Emmy's huis bracht. Die Dolf
v/as een fijne vent, hij had alles prachtig
in orde gemaakt. Nog even snel repeteeren,
wat hij hem gezegd had: naar de Tivoli-
dancing, daar was het het gezelligst, vooral
niet vergeten Emmy altijd te laten kiezen,
dames cigaretter. waren niet noodig. ze
rookte liever gewone, een beetje los en vlot
doen en niet sip kijken als ze eens met een
ander danste.o, hij was er ai. De hand
waarmee hij het beiknopje Indrukte, beef
de een beetje, en hij beefde nog méér, toen
Emmy geen vier seconden later kant en
klaar voor hem stond.
Daaaag!" zei ze en haar stem klonk
helder als een dorpsklokje ln de ochtend
lucht. Wat zag ze er snoezig uit,. Als een
muschje tripte ze in de taxi.
„Leuk, dat je mé uitnoodigde", zei zë,
,,'k vond je al direct zoo'n sympathieke
Jongen op dat bal van de voetbalclub".
„Roeivereeniging", verbeterde hij.
„O ja. natuurlijk, zei ik dat niet?" lachte
ze. „En waar gaan we nu heen, Frans?"
„Frits heet ik, Emmy, Frits".
„Wat dom van me. Gek is dat, maar
iedereen die Frits heet, noem ik altijd
Frans. Vergeef het me maar. boy."
Juist stopte de taxi voor de Tlvoll-dan-
cing. „Ach wat leuk, Tivoli!" deed Emmy
uitgelaten. „Ik heb er altijd zoo naar ver
langd, daar eens met jou te dansen. Want
je danste zoo heerlijk, toen, bij de korf
balclub. En hier, Frits zeg ik het nu
goed? hier is de dansvloer verrukkelijk".
Frits was er een beetje beduusd van. Een
tikje onzeker stapte hij de dancing bin
nen. maar Emmy had al vlug een goed ta
feltje ln het oog. „Heb je cigaretten?" vroeg
ze, toen ze zaten. „O, Laurens, gaat nogal.
Maar ze hebben hier wel wat plttigers
straks".
De kellner verscheen aan hun tafeltje.
„Mij een Martini, Frits". bestelde ze. Het
was pittig goedje, en Frits begon in stem
ming te komen. Vooral na de derde Mar
tini. Emmy v/as schattig. Ze zag er aller
bekoorlijkst Uit. Maar 't zou wel een duur
vrouwtje worden, rekende Frits bii zichzelf
Die taxi, dat was een pop, zes Martini en
ten doosje cigaretten. de entrée, 's kijken,
dan was hij nu met de fooi mee toch zeker
al bijna een tientje kwijt. Enfin, bleef er
nog altijd een tientje over.
,,'k Heb echt zin in wijn, boy", vleide
Emmy. „zullen we een heerlijk fleschje
nemen?".
De ober bracht de wijnkaart, maar Frits
kon niet al te best wijs worden uit al die
Fransche kasteelen. Chateau-dit. en Cha-
teau-dat, nee, hij had er geen verstand van
„Zoek maar niet zoo lang, Frltsje, we ne
men een fleschje champagne, Heidsleck.
sec".
Een snelle blik overtuigde hem, dat hij
dat onmogelijk betalen kon. „Eheen
half fleschje". riep hij- den ober na.
Emmy keek verbaasd. „Tjaeh", zei
hij met een ongelukkig gezicht, „ikk.ik
eeh.... neem maar een half glaasje.
Onze trainer heeft het verbodenabso
luut verboden'k Zondig dus toch al
't is slecht voor dc beenspieren, champagne
zegt onze trainer, bar slecht
„Gek!" zei Emmy. „dat zooiets op je
beenspieren kan werken. Enfin, niets aan
te doen. Jammer voor je".
Zeven vijftig! En Frits vond het zure
spul niet eens leklter. zoodat hij tenslotte
nog blij was, maar een half glaasje te heb
ben. Maar Emmy dronk het als water
In de taxi naar huis voelde Frits zich op
gewonden. Dit was het moment, waarnaar
hij reikhalzend had uitgezien. Nu nu
zou dan komen, wat hij in de film altijd
zag. het „moment suprème", nu zou hij
Emmy straksen kus geven.
Emmy was in een hoekle van de taxi te
ruggevallen. en telkens, als zc een lantaarn
passeerden, zag hii het fijne gezichtje en
het lokkende mondje. Toch.het was een
heele stap. Zou ze hem geen onnoozele
blaag vinden, als hij het niet deedof
zou ze boos zijn als hij het wél deed?
Frits was in tweestrijd. Hij ging wat dich
ter bij haar zitten, en ze bewoog niet. Was
ze ook in spanning? Hij was man, hij
moest tenslotte toch den eersten stap doen!
Toen. plotseling moed vattend, boog hij
zich naar haar toe. „Emmy!" zei hij tee-
öer. „Emmy, mag ik Je een zoen geven?"
„Oooooaahgaapte Emmy, „hè, zei
ie wat Frits? Zijn we er al?"
Emmy had geslapen!
Met medegevoel keek Dolf zijn broer aan.
„Ik ken dat. Frits, dat is. wat je noemt,
een moreele kater. Nooit wil je meer wat
met meisjes te maken hebben, hè? Heb ik
ook wel eens gezegd. Tja. die Emmy ls wer
kelijk niets voor Jou, dat geloof ik nu ook
wel. Trek het je niet te erg aan. kerel. En
denk liever aan de roeirace! 't Is ook veel
beter voor je training, als je niet gaat dan
sen tot laat in den nacht."
Toen hij weer alleen was. lachte hij
voor zich heen. „Arme Frits", dacnl hij.
,,'t was een hard lesje, en die Emmy heeft
je nog erger aangepakt, dan ik haar ge
vraagd had. Maar 't is goed voor je. Als Je
achttien bent, kan je beter roeien, dan ach
ter meisjes aanloopen. Alleen, je leert het
meestal te laat
(Nadruk verboden).
(Autersrechtcn voorbehouden)
2-3