Ons Kort Verhaal LEiDSCH DAGBLAD - Derde Blad Dinsdag 5 October 1937 ZWANENBERG LUCHTVAART Aspirin Een avond met Emmy diligent te zijn. Uit den raad kan nu toch geen voorstel komen, dat feitelijk Iedere basis mist. Laat de heer Schiiller nu het voorstel terugnemen en betere tijden afwachten, als lid der C. v. F. kan hij heel goed dat tijdstip beoordeelen en vertrouwen stellen in het college. Nog nooit is een voorstel van B. en W. tot woningbouw verworpen. En wat weet men van regeeringssteun? Het voorstel Schiiller kan slechts een lastpost zijn in de toekomst, de raad zou gaan zitten op den stoel van B. en W Wethouder WILBRINK meent, dat het aannemen van een amendement op een voorstel nog niet wil zeggen het aannemen van dit voorstel zelf. Zoo moet men de zaak bezien. Waar aan ..Ons Belang" bouw werd geweigerd, zou het toch niet gaan aan een andere vereenlging wel toestem ming te geven, zij het principieel. Was het voorstel nog een motie, het zij zoo. doch hoe kan het voorstel zonder B. en W„ die toch met de regeering moeten onderhan delen, practised iets beteekenen? Wil de heer Schiiller van zijn voorstel een motie maken, spr. is dan geneigd deze motie nader onder de oogen te zien, ook voor wat betreft saneeringsmogelijkheid. De heer SCHÜLLER meent, dat de heer Goslinga allen bouw feitelijk afwijst. Sanee ring kan jaren duren, doöh dat behoeft niet zoo te zijn als axioma. Alle initiatief behoeft toch niet uit te gaan van B. en W., ook de raad mag dat toch toonen? De heer Wilbrink spreekt nu achter de groene tafel wel iets anders dan als raads lid. spr. neemt dat niet kwalijk. De VOORZITTER: komt u ook eens hier zitten. De heer SCHÜLLER: als de raad mij de kans maar geeft! B. en W schakelt spr. niet uit, want zij voeren toch de raadsbesluiten uit. Daarin zit niets denigreerends. Gebonden is men toch door het voorstel nog aan niets, al leen moeten B. en W. dan gaan praten met Eensgezindheid over een terrein. En daar tegen is toch geen bezwaar? Hetzij het nieuw-fcouw betreft, hetzij saneering. De heer GOSLINGA betreurt het vast houden van den heer Schüller; in dezen hoort het Initiatief aan het college, niet aan den raad. al erkent spr. gaarne, dat de raad het recht van initiatief bezit. Spr is door den wethouder geheel be vredigd. De heer ELKERBOUT dient een motie in om „Eensgezindheid" gelegenheid te geven tot deelneming aan een saneeringsplan. Wethouder WILBRINK wil het voorstel Schüller in praeadvies nemen, dat lijkt hem het verstandigst in de gegeven omstandig heden. De stemming van den raad is nu toch genoegzaam bekend. (Geroep: het ei van Columbus). De VOORZITTER raadt dezen weg aan ln het belang der vereeniging en van de gemeente. Dan is het Juiste oogenblik af te wachten. De heer SCHÜLLER neemt genoegen met praeadvies. Conform wordt zoo besloten. Doperwtjes van Zwanenberg munten uit door de natuurlijke verache 6maak. die behouden blijft door de bijzondere wijte van ron* serveeren. maakt icat smaakt!' 8677 (Ineez. Med.) INTERPELLATIE SCHÜLLER 23o Beantwoording van de interpellatie van den heer Schüller Inzake het beleid van het bestuur van de Woningbouwver- eenigine „de Tuinstadwiik" De heer SCHÜLLER had volgende vra gen gesteld: 1. Is het juist, dat het onderzoek, dat door B. en W. is ingesteld naar de admi nistratie der Wonmgbouwvereeniglng „de Tuinstadwij k" meer speciaal naar de boe kingen ten laste van het onderhoudsfonds van plan 3 dier bovengenoemde vereeni ging, heeft uitgewezen, dat er verschillen de bemerkingen waren te maken over de wijze, waarop deze administratie is ge voerd? 2 Is het juist, dat uit bovengenoemd onderzoek o.m. is komen vast te staan, dat de uitgaven voor de uitgevoerde werk zaamheden over de verschillende jaren niet juist zijn verdeeld; dat de uitgaven ge daan in 1932 voor ramen van woningen van plan 3 niet in dat Jaar zijn verant woord. en dat niet is komen vast te staan wanneer deze post dan wel is verantwoord; dat op plan 3 over 1934 voor 33 °/o aan materiaal voor verfwerk is geboekt, terwijl dit percentage hoogstens 20 of 25 mocht bedragen? 3. Is het juist, dat werkzaamheden waar toe geadviseerd was door den Dienst van Bouw- en Woningtoezicht zijn nagelaten, terwijl toen deze voorzieningen later toch moesten worden getroffen, dit een aan merkelijke en onnoodlge verhooging van kosten met zich bracht; dat bij den bouw der woningen van plan 3 ander en mate riaal van minder kwaliteit is gebruikt dan voorgeschreven in het bestek, en dat dien tengevolge lekkage ontstond en de daaruit voortvloeiende reparaties belangTijke uit gaven vereischten. dat in het algemeen uitgaven voor steenhouwerswerk, het dich ten van scheuren in plafonds te voorkomen zouden zijn geweest, en dat bij beter toe zicht van de zijde der Directie bepaalde uitgaven aanmerkelijk lager zouden zijn geweest; dat het mede aan dit gebrekkige toezicht is te wijten, dat bij het bouwen van schuurtjes in plan 2 tal van belang rijke werkzaamheden waren uitgevoerd in strijd met de bestekbepalingen en dat dien tengevolge op last van den Dienst van Bouw- en Woningtoezicht op 20 November 1935 deze werkzaamheden werden stop ge zet? 4. Is het juist, dat de architect bij de uitvoering van bouwplan 4 zeer onregel matig het werk bezocht en zich zeer slecht aan het in het bestek omschrevene hield en bij de uitvoering veelal in gebreke bleef de noodige aanwijzingen te verstrekken aangezien deze noodig waren, omdat men zich bij den bouw amper op de verstrekte teekeningen kon verlaten en dat hij zich onvoldoende aan het werk gelegen liet lig gen. en B en W. het Bestuur van „de Tuinstadwijk" heeft doen weten dat aan den architect bij verdere onderhoudswer ken of eventueelen nieuwbouw geen toezicht noch het verstrekken van adviezen mag worden opgedragen? 5. Indien bovenstaande vragen in het algemeen en op onderdeelen bevestigend mochten worden beantwoord, welke maat regelen zijn B. en W. voornemens te tref fen of hebben zij reeds getroffen, opdat soortgelijke onregelmatigheden bij deze woningbouwvereeniging in de toekomst worden voorkomen? 6. Zijn B. en W. bereid, de rapporten welke over bovengenoemde aangelegenhe den zijn uitgebracht, ter inzage in de leeskamer te leggen, opdat de Raad van den inhoud kennis kan nemen? Wethouder WILBRINK antwoordt; Ad. 1: Inderdaad waren bemerkingen te maken. Ad. 2: de -verdeeling was niet wiskundig Juist daar de timmerman en de boekhouder niet geheel berekend waren voor hun taak, doch later is dit abuis hersteld. De ramin gen waren financieel verantwoord. Ad. 3: voor diverse onderdeelen juist, naar nader wordt uiteengezet. Ad. 4: het toezicht van den architect was onvoldoende, doch van knoeien is geen sprake, dank zij het scherpe toezicht van Bouw- en Woningtoezicht. Geadviseerd geen onderhoudsopdrachten meer aan de zen architect te verschaffen, Ad. 5: het college heeft inderdaad maat regelen getroffen, al blijft het bestuur ver antwoordelijk, zij het als ondeskundig, af hankelijk van den architect. Ad. 6: daartegen is bezwaar. De heer SCHÜLLER dankt B. en W speciaal de wethouders Splinter en Wil brink, voor hun onderzoek, en antwoord In hoofdzaak blijken alle opmerkingen van spr. dus juist, naar spr. nader uiteenzet met voorbeelden, die, zacht uitgedrukt, slordige administratie moeten worden ge noemd. Spr hoopt, dat de leden der ver eeniging hieruit hun conclusies zullen trekken zonder onderscheid der persoons B. en W. hebben in dezen een Juist beleid gevoerd en verdienen daarvoor alle waar deering. Wethouder WILBRINK kan dit laatste betoog niet voor zijn rekening nemen en Iaat de verantwoording geheel aan den heer Schüller. De heer SCHÜLLER moet dan met be wijzen komen, als men onjuist noemt, wat hij zeide. De VOORZITTER en de WETHOUDER ontkennen dat zij van onjuistheid spraken Alleen zij laten de conclusies voor rekening van den heer Schüller. De interpellatie wordt daarop gesloten. INTERPELLATIE LOMBERT. 24o. Beantwoording van ds interpellatie van den heer Lombert Inzake het ih dSehst nemen van personeel od arbeidsovereen komst bii den Plantsoendienst, De heer LOMBERT had volgende vragen gesteld: lo. Is het Burgemeester en Wethouders bekend, dat de opzichter van den Gem Plantsoenendienst bij de laatst plaats ge had hebbende aanstelling van personeel ln tijdelijken dienst zulks heeft gedaan met uitschakeling van katholiek georganiseerde werkloozen? 2o. dat er op het tijdstip, dat de aanstel ling zou zijn geschied, bij de Gem. Arbeids beurs stonden ingeschreven: 13 personen, georganiseerd in den R.K. Bond, 19 perso nen, georganiseerd in de Chr. Organisatie, 17 personen, georganiseerd in de Moderne Organisatie, van Land- en Tuinbouwarbei- ders. pl.m. 10 personen, georganiseerd in den Modernen Bond v. Overheidspersoneel; 3o. dat genoemde opzichter uit deze bij de Arbeidsbeurs ingeschrevenen een voor- loopige lijst van bij voorkeur aan te stellen werklieden heeft opgemaakt, bestaande uit: 6 leden van de Christelijke Organisatie, en 4 leden van de Moderne Organisatie van Land- en Tuinbouwarbeiders, 5 leden van de Moderne Organisatie van Overheidsper soneel, en slechts 1 lid van den R.K. Land en Tuinbouwarbeidersbond; 4o. dat bij te werk gestelde 14 werkloozen zelfs dit ééne lid van de R.K. Organisatie niet heeft mogen behooren: 5o. dat bedoelde R.K. Werklooze voldoen de vakbekwaam mocht worden genoemd, hetgeen vooreerst valt af te leiden, uit het feit. dat genoemde opzichter hem als enkele katholiek waardig had bevonden op de lijst van mogelijk aan te stellen personen te plaatsen, maar vervolgens ook omdat hij reeds vroeger bij bedoelden dienst tot tevre denheid van zijn superieuren is werkzaam geweest en ten slotte naar het oordeel van de in deze volkomen bevoegde instantie in ieder opzicht gelijkwaardig met vele andere tewerk gestelden kon worden genoemd; 5o. dat onder de overige 12 ingeschreven werklooze leden van den R.K. Bond van Land- en Tuinbouwarbeiders verschillende personen waren, wier vakbekwaamheid ln geen enkel opzicht minder goed kon worden genoemd dan van de door genoemden op zichter tewerkgestelde leden van de andere organisaties; 6o. dat de betrokken opzichter in strijd met de te dier zake geldende voorschriften twee werkloozen heeft aangesteld, die niet tot de z.g. ..steuntrekkers" behoorden. 7o. Zijn Burgemeester en Wethouders niet van oordeel, dat door deze handelwijze van het betrokken diensthoofd een niet goed te keuren achterstelling van de R.K. georga niseerde werkloozen heeft plaats gehad? 8o. Zijn Burgemeester en Wethouders, ken nis dragende van deze feiten, niet van oordeel, dat bij te werk stelling van perso neel in Gemeentedienst, hetzij vast. hetzij tijdelijk, de rechtvaardigheid in acht moet worden genomen, in dien zin, dat terzake van godsdienstige overtuiging geen sollici tanten behooren te worden achtergesteld? 9o. Zijn Burgemeester en Wethouders be reid maatregelen te nemen, teneinde be wuste uitschakeling van bepaalde groepen in de toekomst tegen te gaan en te voor komen? Wethouder WILBRINK antwoordt: Ad. 1: Alleen op vakbekwaamheid is ge let, nergens anders op. Ad! 2 en 3: Neen, zooals gebruikelijk is geen opgaaf gevraagd. Ad. 4 en 5: Niet gepasseerd om vakbe kwaamheid. doch uitsluitend omdat hij reeds meerdere malen bij den Plantsoen dienst te werk was gesteld. Ad. 6 en 7; Kan niet worden beoordeeld. Ad. 8: Neen. Ad. 9: Ja. De heer LOMBERT vraagt uitstel van verdere behandeling om eerst het antwoord nog eens te kunnen bezien. De VOORZITTER zegt, dat dit niet ge bruikelijk is en ontraadt dit evenals de WETHOUDER. De heer WILMER, erkent het ongewone doch kan toch begrijpen, dat de heer LOMBERT nauwkeurig de zaak eens wti doornemen. Wellicht kan deze echter non korte opmerkingen maken. De VOORZITTER raadt den heer Lom- bert aan vooreerst genoegen te nemen met dit antwoord. Later kan hl) er wellicht op terugkomen. De heer LOMBERT is allerminst tevre den met dit antwoord, dat geenszins vroe gere verklaringen dekt, naar spr. nader uiteenzet. Het betoog van den opzichter is In vele opzichten onjuist. Van beoordee ling van vakbekwaamheid was geen sprake, genomen zijn eenvoudig degenen die reeds eerder in dienst waren geweest zonder meer. Spr. veroordeelt de houding van den opzichter, al wil hij aannemen, dat hij niet R.K. met opzet passeert. De heer WILMER betreurt, dat de inter pellatie niet is voorafgegaan door een schriftelijke gedachtenwlsseling, zoodat de raad moeilijk kan oordeelen. Spr. vraagt of het niet vreemd is, dat Juist de R.K. is gepasseerd, gelet op den loop van zaken. De WETHOUDER meent, dat opzet toch allerminst is bewezen, hoogstens kan sprake zijn van samenloop van omstandig heden, en verdedigt verder zijn antwoord. Misschien is de schijn tegen, maar zelfs die willen B. en W. gaarne vermijden. Dat een hoofd van dienst hem bekende perso nen neemt, kan hem niet te euvel genomen worden, maar B. en W. zullen, gelijk ge zegd, alles doen om zelfs schijn te ver mijden. De heer LOMBERT wil, al valt het hem moeilijk, dan aannemen, dat geen opzet in het snel was. De heer VAN ECK meent, dat niemand mag geweigerd worden om zijn godsdien stig staatkundig inzicht, doch anderzijds mag ook z. i. niet worden gerekend: cr moeten zooveel van die, zooveel van deze richting zijn. Dat mag ook niet de slotsom zijn van deze interpellatie. Hoofdzaak moet bekwaamheid blijven. Van schijn mag men zich niets aantrekken. De interpellatie wordt gesloten, nadat de voorzitter nog een idee van den heer van Rosmalen om voortaan interpellanten te voren op de hoogte te stellen van het ant woord van B. en W. had ontraden. VOORSTEL SNEL. De heer SNEL licht zijn voorstel toé: De Raad verzoekt Burgemeester en Wet houders er bij de regeering op aan te drin gen den kolentoeslag te verhoogen, als mede de verstrekking hiervan te doen aan vangen op 15 October 1037 en te doen ein digen 15 April 1938. Dit met het oog op de stijging der prij zen en het feit, dat vorig jaar ook reeds een minder kwantum werd verstrekt, terwijl de nood bij de wcTkloozen stijgt. De tijd var verstrekking is ook te kort. De heer BERGERS oordeelt dit te be hooren tot de taak der vakvereenlgingen. Weth. VAN STRALEN zegt, dat B. en W het eerstel deel willen overnemen, doch 't tweede in meerderheid niet. Het eerste deel, waar anders het te verstrekken kwan tum inderdaad zou dalen. Blijft het tweede noodig dan kan daarop altijd nog worden aangedrongen. De minderheid van B. en W is ook voor het tweede. De heer GOSLINGA begrijpt niet. waar om de raad hierin wordt gemoeid, het be treft toch een algemeen belang en spr. steunt den heer Bergers. Weet de Tweede Kamer het bovendien ook niet? De heer WILMER steunt den heer Gos linga. al kan hij de idee-6nel op zich zelf waardeeren. Bovendien kan M. H op treden. als het noodig is. Daar kan de ge meente iets doen. - De VOORZITTER is het in principe eens met den heer Goslinga, doch meent, dat hier reden is om zich tot de regeering te wenden, n.l. de prijsstijging en adressecren van groote gemeenten kan van invloed zijn. De heer ELKERBOUT oordeelt het ver keerd, dat zooveel tegelijk van de regec ring wordt gevraagd: toeslag op de ultkee- ringen, op de kolen. enz. Men mag blij wezen één binnen te krijgen. De heer SNEL vraagt zijn voorstel ge splitst in stemming te brengen, dit nog maals aanbevelend. De heer TOBÉ vraagt of de Lichtfabrie ken niet goedkooper kunnen leveren De heer GOSLINGA wil de werkloosheid niet al inzet van politieke actie. De heer v. d. KWAAK zal voor 't. geheele voorstel stemmen, gelet op de omstandig heden. Voor uitkeering door M. H- kan spr niet meegaan, daar anders de uniforme regeling dreigt verloren te gaan Weth WILBRINK verdedigt het over stag eaan van het college wegens de gewijzigde omstandigheden. B en W moeten weten, waaraan zij toe zijn ln deze materie. Als hetzelfde gegeven kan worden als vorige jaren, is het z. i. voldoende en daarom ont raadt'hij intrekking. Buitengewone omstandigheden wettigen buitengewone maatregelen, doch zoover is het nog niet. Wethouder v. STRALEN begnjpt met. wat er tegen is de wenschen der gemeente ter kennis der regeering te brengen. Elders ge schiedt dit toch ook wel, zelfs met steur, van partijgenooten van den heer Goslinga. De belangen der kleine en groote gemeen ten loopen niet altijd parallel, dit vergete men ook niet. De voorwaarden van M. H. mogen volgens het bestuur niet beter zijn dan de algemeene regeling en niet geheel ten onrechte, afgezien van het feit, dat de minister vermoedelijk ook bezwaar zou maken. De Lichtfabrieken zijn reeds lager dan den detailprijs, doch of zij geheel van winst kunnen afzien, kan hij niet direct zeggen. net eerste deel wordt aangenomen met 301 stemmen. Tegen de heeren v. d. Tas, Beekenkamp, Wilmer, Goslinga. Het tweede deel wordt aangenomen met 2014 stemmen. Voor de S.D.A.P. en de heeren v. d. Kwaak Bergers. Coster, v. Weizen, Manders en Key De heer Snel stelt dan de gepubliceerde vragen. B. en W. zullen volgende zitting antwoorden. De voorzitter feliciteert mevr. de Cler met haar verjaardag (applaus). Hierop, om 11.30 uur, sluiting. DE POSTVLUCHTEN. De „Nandoe" is gistermiddag tegen 5 u. op Schiphol neergestreken. Hedenmorgen te 7 uur is van Srihiphol naar Batavia vertrokken de „Reiger", met gezagvoerder Hondong. Het toestel vervoert 247.845 KG. vracht, 52.420 K.G. pakketpost en 276.841 K.Q. briefpost. Aan boord bevinden zich vier passagiers. Voorts stappen onderweg nog vier pas sagiers in. 'OM vnr „Ja, mijn kind, je hebt goed' opgelet I Dit Is het echte Aspirin. Met den Oranjeband." Js dat dan zoo belangrijk?" „Jaxeker. Kijk eens hier: voor je gezondheid moet je altijd het beste nemen, dat er is. En dan neem ik .natuurlijk altijd Aspirin. Ja kunt hat direct aan den Oran* jeband om de verpakking en aan het •9a0ct«>kruls harkannen." is reeds sedert een ge neratie het voortreffelijke middel teqon verkoudheden, rheumaliuk, hoofdpijn en*. Ö673 (Ingez. Med.) door J. P. Baljé. Dolf Bouman keek zijn ly:oe> onderzoe kend aan en floot eens tusschen de tan den „Dus Je bent verliefdI" concludeerde hij. Zijn gevolgtrekking was niet zoo boud. Als een achttienjarige blaag een half uur rond zijn broer heendraalt en hem dan tenslotte een tientje te leen vraagt, dan is de liefde in het spel. Frits bloosde. Achttien Jaar is nog een leeftijd, dat je blozen kan, als men vraagt of Je verliefd bent. Even weifelde hij, maar waarom zou hij het ook ontkennen? Dolf was student, en als hij het wist van zijn liefde, kon hij hem met één en ander van dienst zijn. Want Frits had nog weinig er varing en bevond zich op vreemd terrein. Behalve een oppervlakkig kalverllefdetje in de derde klas had hij nog niets „meege maakt". Dus knikte hij. „Krijg Ik hot tientje?" voegde hij er achter. Dolf grijnsde. „Waar hou je me eigenlijk voor?" vroeg hij. „Voor een Croesus? Een tientje op de helft van de maand! Wees blij, dat ik een knaak voor je heb. Hier, pak aan!" De rijksdaalder verwisselde van tijdelij ken eigenaar, 't Was niet veel, maar beter wat. dan niets. „En vertel me nu eens, wie het is!" be val Dolf. „Emmy van Laren". Opnieuw floot Dolf tusschen de tanden. „Emmy van Laren! Waar heb je die lee- ren kennen?" „Op een soiréetje van de roeivereeni- ging", verklaarde Frits. „Ken Je haar. dat je zoo verbaasd bent?" Of hij haar kende vroeg de blaag! Emmy van Laren, wie van de studenten kende haar niet" Een uiterst mondain en coquet typetje, hij was er zelf een tijdje „smoor" op geweest. Emmy van Laren, en daar wou z'n broertje mee uit? Het meisje, dat ln de vijf of zes chique dancings van de stad alle kellners bij den voornaam noemde! Die op leder studentenfuifje weer een nieuwe, pittige cocktail wist te mixen, en die je nooit tweemaal met dezelfde Japon zag op een soirée. „Ken je haar dan?" vroeg Frits onge duldig. „Ja.... zoo'n beetje!" gaf Dolf toe. En dan peinzend: „Tja. dan zal je toch wat meer geld noodig hebben, knaap. Want zoo n meisje neem Je niet mee naar een cafetaria of een automatiek, 's Kijken, je moet er wat voor over hebben, jongeman. Als je die ouwe koffergramofoon van me eens te gelde maakte, er zijn nog een paar dozijn schorre platen bij. Heb je nog boe ken over, die je missen kunt? Of iets an ders? Denk eens goed na." Frits dacht na en ze handelden samen. Een paar uur later was hij in het bezit van twee tientjes. „Zoo", zei Dolf. „dat is tenminste iets. En wanneer moet Je nu met haar uit?" „jaehdat staat nog niet vast", stamelde Frits, „ik weet niet zoo goed, hoe je dat aanlegt Wat zou jij denken?" vroeg hij, hoopvol zijn broer aankijkend. Dolf proestte 't uit. Dat wilde met Emmy van Laren uit. Was het niet droevig? „Weet Je wat", stelde hij voor, „ik ken Emmy, en ik maak het voor Je ln orde. Je weet toch zeker, dat ze Je mag. niet?" Weer bloosde Frits hevig. „Ze was zoo lief", mompelde hij, „ze lachte altijd zoo tegen me, en als we dansten kriebelden haar blonde krulletjes tegen m'n wang. En bij 't afscheid nemen op de soirée, zei ze met veel nadruk: Tot ziens". „Dan komt het in orde", stelde Doif vast, ik bel haar op, en Je hoort er nog verder van". Met kloppend hart zat Frits in de taxi, die hem naar Emmy's huis bracht. Die Dolf v/as een fijne vent, hij had alles prachtig in orde gemaakt. Nog even snel repeteeren, wat hij hem gezegd had: naar de Tivoli- dancing, daar was het het gezelligst, vooral niet vergeten Emmy altijd te laten kiezen, dames cigaretter. waren niet noodig. ze rookte liever gewone, een beetje los en vlot doen en niet sip kijken als ze eens met een ander danste.o, hij was er ai. De hand waarmee hij het beiknopje Indrukte, beef de een beetje, en hij beefde nog méér, toen Emmy geen vier seconden later kant en klaar voor hem stond. Daaaag!" zei ze en haar stem klonk helder als een dorpsklokje ln de ochtend lucht. Wat zag ze er snoezig uit,. Als een muschje tripte ze in de taxi. „Leuk, dat je mé uitnoodigde", zei zë, ,,'k vond je al direct zoo'n sympathieke Jongen op dat bal van de voetbalclub". „Roeivereeniging", verbeterde hij. „O ja. natuurlijk, zei ik dat niet?" lachte ze. „En waar gaan we nu heen, Frans?" „Frits heet ik, Emmy, Frits". „Wat dom van me. Gek is dat, maar iedereen die Frits heet, noem ik altijd Frans. Vergeef het me maar. boy." Juist stopte de taxi voor de Tlvoll-dan- cing. „Ach wat leuk, Tivoli!" deed Emmy uitgelaten. „Ik heb er altijd zoo naar ver langd, daar eens met jou te dansen. Want je danste zoo heerlijk, toen, bij de korf balclub. En hier, Frits zeg ik het nu goed? hier is de dansvloer verrukkelijk". Frits was er een beetje beduusd van. Een tikje onzeker stapte hij de dancing bin nen. maar Emmy had al vlug een goed ta feltje ln het oog. „Heb je cigaretten?" vroeg ze, toen ze zaten. „O, Laurens, gaat nogal. Maar ze hebben hier wel wat plttigers straks". De kellner verscheen aan hun tafeltje. „Mij een Martini, Frits". bestelde ze. Het was pittig goedje, en Frits begon in stem ming te komen. Vooral na de derde Mar tini. Emmy v/as schattig. Ze zag er aller bekoorlijkst Uit. Maar 't zou wel een duur vrouwtje worden, rekende Frits bii zichzelf Die taxi, dat was een pop, zes Martini en ten doosje cigaretten. de entrée, 's kijken, dan was hij nu met de fooi mee toch zeker al bijna een tientje kwijt. Enfin, bleef er nog altijd een tientje over. ,,'k Heb echt zin in wijn, boy", vleide Emmy. „zullen we een heerlijk fleschje nemen?". De ober bracht de wijnkaart, maar Frits kon niet al te best wijs worden uit al die Fransche kasteelen. Chateau-dit. en Cha- teau-dat, nee, hij had er geen verstand van „Zoek maar niet zoo lang, Frltsje, we ne men een fleschje champagne, Heidsleck. sec". Een snelle blik overtuigde hem, dat hij dat onmogelijk betalen kon. „Eheen half fleschje". riep hij- den ober na. Emmy keek verbaasd. „Tjaeh", zei hij met een ongelukkig gezicht, „ikk.ik eeh.... neem maar een half glaasje. Onze trainer heeft het verbodenabso luut verboden'k Zondig dus toch al 't is slecht voor dc beenspieren, champagne zegt onze trainer, bar slecht „Gek!" zei Emmy. „dat zooiets op je beenspieren kan werken. Enfin, niets aan te doen. Jammer voor je". Zeven vijftig! En Frits vond het zure spul niet eens leklter. zoodat hij tenslotte nog blij was, maar een half glaasje te heb ben. Maar Emmy dronk het als water In de taxi naar huis voelde Frits zich op gewonden. Dit was het moment, waarnaar hij reikhalzend had uitgezien. Nu nu zou dan komen, wat hij in de film altijd zag. het „moment suprème", nu zou hij Emmy straksen kus geven. Emmy was in een hoekle van de taxi te ruggevallen. en telkens, als zc een lantaarn passeerden, zag hii het fijne gezichtje en het lokkende mondje. Toch.het was een heele stap. Zou ze hem geen onnoozele blaag vinden, als hij het niet deedof zou ze boos zijn als hij het wél deed? Frits was in tweestrijd. Hij ging wat dich ter bij haar zitten, en ze bewoog niet. Was ze ook in spanning? Hij was man, hij moest tenslotte toch den eersten stap doen! Toen. plotseling moed vattend, boog hij zich naar haar toe. „Emmy!" zei hij tee- öer. „Emmy, mag ik Je een zoen geven?" „Oooooaahgaapte Emmy, „hè, zei ie wat Frits? Zijn we er al?" Emmy had geslapen! Met medegevoel keek Dolf zijn broer aan. „Ik ken dat. Frits, dat is. wat je noemt, een moreele kater. Nooit wil je meer wat met meisjes te maken hebben, hè? Heb ik ook wel eens gezegd. Tja. die Emmy ls wer kelijk niets voor Jou, dat geloof ik nu ook wel. Trek het je niet te erg aan. kerel. En denk liever aan de roeirace! 't Is ook veel beter voor je training, als je niet gaat dan sen tot laat in den nacht." Toen hij weer alleen was. lachte hij voor zich heen. „Arme Frits", dacnl hij. ,,'t was een hard lesje, en die Emmy heeft je nog erger aangepakt, dan ik haar ge vraagd had. Maar 't is goed voor je. Als Je achttien bent, kan je beter roeien, dan ach ter meisjes aanloopen. Alleen, je leert het meestal te laat (Nadruk verboden). (Autersrechtcn voorbehouden) 2-3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 10