De rijksbegrooting voor 1938 ingediend
78 $fe Jaargang
LEiDSCH DAGBLAD^ Woensdag 22 Sepiember 1937
Derde Blad
No. 23771
Belastingverlaging gewenscht
doch onmogelijk
Zij ivordt belieerscht door de
defensie-maat regelen
Tekort van 13 millioen gedekt door
perspectief •bezuinigingen
DE Regeering heeft bij de Staten-Generaal ingediend de Rijks
begrooting voor het dienstjaar 1938. Op den gewonen dienst
zijn de uitgaven geraamd op 703.195.931, de inkomsten op
f 689.950.275, zoodat er een nadeelig saldo is van f 13.245.656.
De Regeering moet tot haar leedwezen vaststellen, dat de in
vroeger jaren genomen bijzondere maatregelen nog niet gemist
kunnen worden, al staat deze begrooting niet meer in het teeken
van den aanhoudenden strijd tegen dalende inkomsten en
stijgende behoeften.
In totaal wijst deze begrooting aan 50.1 millioen gulden meer
middelen, 34.1 millioen gulden meer uitgaven (waaronder 25.5
millioen gulden meer voor defensie) zoodat 15.7 millioen gulden
voor budgetverbetering overblijft.
Het nadeelig saldo van 13 millioen gulden zal worden ge
dekt door z.g. perspectiefbezuinigingen.
Van belastingverlaging kan voorloopig geen sprake zijn,
evenmin als van verhooging van salarissen en loonen, van ver
laging van de leerlingenschaal bij het lager onderwijs en van
uitbreiding van de gelegenheid tot opneming in de ouderdoms-
verzekering.
Tijdelijke maatregelen
kunnen niet gemist worden.
De balans der ontwerp-begrooting voor
het dienstjaar 1938 vermeldt de volgende
totalen
Titel A. Gewone dienst.
Uitgaven f. 703.195.931
Middelen 689.950.275
Nadeelig saldo f. 13.245.656
Aanstonds moge er op worden gewezen,
dat dit resultaat is bereikt door handha
ving van de verschillende maatregelen, op
een enkele uitzondering na, die in den
loop der jaren zijn genomen tot vermin
dering van het tekort op de begrooting,
doch waarmede geen reëele verbetering van
den financieelen toestand is verkregen.
Deze maatregelen vonden uitsluitend in
den exceptioneelen financieelen toestand
hun oorzaak, tiet is zeer te betreuren, dat
zij niettemin bij de opstelling van de rijks
begrooting voor het tweede jaar van het
economisch herstel vrijwel integraal moe
ten gehandhaafd blijven.
Voor het juiste inzicht in den werkelij-
ken toestand van het rijksbudget is kennis
van de financieele beteeken is dezer maat
regelen dan ook onontbeerlijk. In het hier
volgende overzicht zijn deze maatregelen
beknopt weergegeven met vermelding van
de bedragen, waarmede, indien zij werden
ingetrokken, het tekort op den gewonen
dienst der begrooting zou worden vergroot.
1. Stopzetting van de uitkeering der an
nuïteit aan het spoorwegpensioen
fonds f. 9.000.000
2. Ontlasting van den gewonen
dienst van het werkloos-
heidssubsidiefonds, door voor
schotten ten laste van den
kapitaaldienst te verstrekken 8.550.000
3. Overbrenging van uitgaven
van den gewonen dienst van
het verkeersfonds naar den
kapitaaldienst u 8.000.000
4. Idem van uitgaven van den
gewonen dienst van het De
partement van Sociale Zaken
naar den kapitaaldienst (kos
ten van werkverschaffing).. 1.825.000
5. Overbrenging na^ir de ont
vangsten van den gewonen
dienst van de rente der be
leggingen van 't Nederland-
sche muntfonds 2.880.000
6. Gedeeltelijk achterwege la
ten van de stortingen in de
sociale verzekeringsfondsen 31.000.000
7. Stopzetting van ae bijzondere
reserveering bij de Staatsbe
drijven 7.720.000
8. Stopzetting van de reserve-
vorming ten aanzien van
woningenbouwvoorschotten 2.500.000
f. 71.475.000. Het werkelijk tekort is dus te
stellen op f. 84.720.656.
In de eerste plaats doet dit zeer ongun
stige begrootingsbeeld nog eens duidelijk
de noodzakelijkheid zien van de maatrege
len, welke het vorige kabinet voor de ver
betering van den budgetairen toestand
heeft moeten treffen. Dat desondanks op
dit oogenblik de positie niet gunstiger is.
moet toegeschreven worden aan de gestaag
voortgeschreden verslechtering gedurende
de laatste jaren, veroorzaakt door de af
nemende welvaart, welke bij voortduring
belette, dat het gunstig effect van de po
gingen ter verbetering van de financieele
positie zich in de eindcijfers der begrooting
demonstreerde.
Achteruitgang tot staan
gekomen.
Uit de mededeelingen, welke hierom
trent de middelen voor 't begrootings-
jaar volgen, kan blijken, dat de ach
teruitgang, waarop werd gedoeld, thans
tot stilstand is gekomen en dat ten ge
volge van de ingetreden conjunctuur-
verbetering de Minister constateert
zulks met voldoening thans van
vooruitgang, hoofdzakelijk als gevolg
van het ruimer vloeien der middelen,
mag worden gesproken.
Uit hetgeen hieronder voorts met
betrekking tot de uitgaven nog zal
worden opgemerkt, zal evenwel tevens
blijken, dat ten gevolge van verschil
lende omstandigheden, waarvan we-
Totaal f. 71.475.000
Zwakke plekken.
Bij de beoordeeling van deze zwakke
plekken in de begrooting dient te worden
onderscheiden tusschen die posten, waar
voor de opneming in den gewonen dienst
volstrekt onvermijdelijk is te achten en
zulke, waarvan de onbetwistbaarheid niet
zoo zeker is.
Tot de eerste groep behooren de stop
zetting van de uitkeering der annuïteit aan
het Spoorwegpensioenfonds, de ontlasting
van den gewonen dienst van het werkloos-
lieidssubsidiefonds, door voorschotten ten
laste van den kapitaaldienst te verstrek
ken en het gedeeltelijk achterwege laten
van de stortingen in de sociale verzeke
ringsfondsen, te zamen 'n bedrag vormend
van f. 48.550.000. Omtrent de overige pos
ten, te zamen groot f. 22.925.000, zal de re
geering nauwkeurig doen nagaan, in hoe
verre ook van deze de onbetwistbaarheid
van opneming in den gewonen dienst moet
worden aangenomen.
Voorshands meent de regeering totdat
het onderzoek is afgeloopen, echter te moe
ten vasthouden aan het bedrag van
gens haar beslissenden invloed op het
begrootingsbeeld afzonderlijk moeten
worden genoemd de prijsstijging der
materialen, de hoogere uitgaven voor
de defensie en het natuurlijke accres,
in de richting van de budgetsaneering
nog weinig kon worden verricht.
Om dit nader met cijfers aan te toonen,
wordt op de verschillen tusschen de be
grooting voor 1938 en voor 1937 eenigszins
dieper ingegaan.
t Inkomsten.
De raming der kohierbelastingen is we
derom gebaseerd op de uitkomsten der
laatste jaren.
Voor de grondbelasting en de belasting
op de doode hand gaf dit geen aanleiding
tot moeilijkheden.
Voor de overige kohierbelastingen, welke
in tegenstelling met de grondbelasting wel
conjunctuurgevoelig zijn, moest, nu zich
in den economischen toestand hier te lan
de een verbetering vertoont, een oordeel
worden gevormd over het toekomstige ver
loop.
Er moge op worden gewezen, dat in de
thans aangeboden begrooting met ver
wachtingen aangaande een verbetering in
de opbrengst der hier genoemde middelen
is rekening gehouden.
Voor de niet-kohierbelastingen zijn,
grootendeels als raming voor 1938 genomen
de bedragen, welke in 1937 als jaar-op
brengst kunnen worden verwacht.
Afzonderlijke vermelding vinde hier de
omstandigheid, dat België in 1937 het res
tant der z.g. interneeringsschuld heeft vol
daan, waardoor een belangrijk middel, dat
gedurende een reeks van jaren f 4.466.064
per jaar heeft bedragen, is weggevallen.
Uit vorenstaand overzicht zou de conclu
sie getrokken kunnen worden, dat volgens
raming aan de begrooting voor 1938 een
bedrag van plm. f. 59.1 millioen meer aan
middelen zal toevallen dan aan de begroo
ting voor 1937. Deze gevolgtrekking is niet
geheel juist. Onder de hoogere middelen
komen tevens posten voor, welke in feite
geen meerdere middelen opleveren, omdat
tegenover deze posten meerdere uitgaven
voor hetzelfde doel staan (z.g. correspon-
deerende posten).
Wanneer met deze boekingen rekening
wordt gehouden, is het bedrag aan mid
delen. dat voor 1938 in verhouding met
1937 meer beschikbaar is gekomen, te stel
len op f. 50.1 millioen.
Uitgaven.
De uitgaven zijn in de begrooting voor
1938 rond f. 34.4 millioen hooger geraamd
dan in de begrooting van 1937. Deze ver
hooging is de resultante van verschillende
factoren, zoowel van. gunstigen als van
ongunstigen aard.
In de begrooting 1938 is bereids reke
ning gehouden met htt voordeel, hetwelk
kan" voortvloeien uit de wijziging van de
verdeeling van kosten van de zeemacht
tusschen Nederland en Nederlandsch-Inaië
ad f. 6.5 millioen.
Wegens geëffectueerde perspectiefbespa
ringen is in de begrooting 1938 verwerkt
een verlaging van uitgaven met f. 3.3 mil-
Wegens herstel van z.g. onvolkomenhe
den van het budget, ontstaan als gevolg
van de boven nader omschreven buitenge
wone maatregelen, zijn de uitgaven ver
hoogd met rond f. 5.5 millioen.
Te weten voor steun aan noodlijdende
gemeenten f. 3.05 millioen, en voor storting
in het invaliditeits- en ouderdomsfonds
f. 2.50 millioen.
In de eerste plaats wordt de aandacht
gevestigd op het bedrag der reëele verhoo
ging van uitgaven, waarvoor een bedrag
van f. 34.4 millioen is aangegeven. Dit be
drag stelt voor het netto resultaat van een
reeks verhoGgingen en verlagingen van
uitgaven.
Zooals hierboven reeds werd opge
merkt, hebben dc uilgaven slechts in
beperkte mate den gunstigen invloed
van de conjunctuurverbetering onder
gaan. Het bedrag, uitgetrokken wegens
subsidie aan dc werkloozenkassen, kon
met handhaving van de normen voor
uitkeering en genoegzame reservevor
ming, voorals als gevolg van teruggang
van de werkloosheid met f. 1.650.000
verlaagd worden, en de scheepvaart
en cambricsteun met f. 5.350.000. Het
aanzienlijke bedrag, dat op het rijks
budget drukt voor steun aan werkloo-
zen, kon evenwel niet worden vermin
derd.
Het totaal bedrag der uitgaven is
ondanks de genoemde verlagingen in
beteckenende mate omhoog gedreven
als gevolg van de-stijging der mate-
riaalprijzen. Overigens moest in deze
begrooting rekening worden gehouden
met de meerdere uitgaven, welke op dc
defensiebegrooting moesten worden ge
raamd. Deze meerdere uitgaven beloo-
pen plm. f. 25.5 millioen. Daar in deze
verhooging mede zijn begrepen alle
kosten van aanbouw van nieuw mate
rieel voor de staatsmarine, waartegen
over hoofdstuk XII een verlichting on
dergaat, kan de nieuwe last uit hoofde
van de aanspraken, welke de defensie,
in vergelijking met de begrooting van
1937, stelt, op plm. f. 18.2 millioen wor
den aangenomen.
Bij de beoordeeling van dit bedrag mag
niet uit het oog worden verloren, dat dit,
hoewel het in zijn geheel voor den gewo
nen dienst een hoogere uitgaaf is, ook be
trekking heeft op uitgaven, welke even
eens. doch niet ten laste van den gewonen
dienst, in 1937 zijn gedaan.
Hiermede zijn de voornaamste factoren,
welke tot de reëele verhooging van uit
gaven met f. 34,4 millioen hebben geleid,
in het licht gesteld.
15 millioen voor budget
verbetering.
Van het bedrag aan meerdere middelen,
ad f. 50,1 millioen, is f. 34,4 millioen benut
voor reëele verhooging van uitgaven, zoo
dat een bedrag van niet meer dan f. 15,7
millioen voor de verbetering van het
budget kan worden aangewend.
Van de hoogere opbrengst der belasting
middelen ad f. 61,3 millioen kan derhalve
niet meer dan f. 15,7 millioen dienen tot
werkelijke verbetering van het budget. De
minister betreurt het zeer, dat voorname
lijk als gevolg van de reeds genoemde om
standigheden geen voor het budget meer
bevredigend resultaat kan worden bereikt.
Vergelijking van dit bedrag met het bedrag
van het ook na de verbetering nog res-
teerende reëele tekort ad circa f. 84.7 mil
lioen toont wel zonneklaar aan, dat, indien
de verbetering niet in veel sterkere mate
voortschrijdt en vooral indien de als ge
volg daarvan beschikbaar komende midde
len niet volledig voor een primair belang
als de budgetsaneering beschikbaar wor
den gehouden, deze voorshands niet kan
worden bereikt.
Steun aan de gemeenten.
Gelijk reeds gezegd kunnen de tijdelijke
maatregelen niet ongedaan worden ge
maakt. Een uitzondering dient echter te
worden gemaakt inzake den steun aan de
noodlijdende gemeenten.
Voor dezen rijkssteun werd voor 1937 een
bedrag geraamd, dat beduidend lager was
dan het totaal van de door deze groep van
gemeenten benoodigde middelen. Ten ge
volge hiervan zal de schuld van deze ge
meenten worden verhoogd met het bedrag,
dat zij voor het sluitend maken van den
gwonen dienst harer begrootingen meer
behoeven dan het rijk kan verstrekken.
Naar het oordeel van den minister kan
deze maatregel wegens de groote mpeilijk-
heden, daaraan voor de betrokken ge
meenten verbonden, niet gecontinueerd
worden. Bereids is in de ontwerp-begroo
ting voor steun aan noodlijdende gemeen
ten het bedrag uitgetrokken, dat in ver
band met de behoeften van de gemeenten
noodig wordt geoordeeld. Dit bedrag is
f. 30,5 millioen hooger dan het voor 1937
gevoteerde bedrag.
Volledigheidshalve merkt hij voorts in
dit verband nog op, dat ingevolge de wet
tot verlaging van de openbare uitgaven, de
helft van het bedrag, dat de omzetbelas
ting meer opbrengt dan f. 70 millioen ten
bate van het invaliditeits- en ouderdoms
fonds behoort te worden gebracht. Op deze
begrooting is een opbrengst van f. 75 mil
lioen geraamd, zoodat f. 2,5 millioen aan
voormeld fonds ten goede komt. Dit bedrog
strekt dus in mindering van het bedrag der
als noodmaatregel tijdelijk achterwege ge
laten storting in bedoeld fonds.
Met de hiervoren opgenomen beschou
wingen meent de minister de cijfers van
het algemeen budget voldoende te hebben
toegelicht.
Voorziening in het tekort
Thans komende tot de bespreking van
de voorziening in het tekort op de begroo
ting, zcoals deze is ingediend, a f. 13.245.656,
brengt de minister allereerst onder de
aandacht, dat van de dekkingsmiddelen,
welke voor de dekking van het tekort op
de begrooting van 1937 in aanmerking zijn
genomen, in dat dienstjaar geen effect
hebben gehad:
le. De besparing, te verwachten van de
herberekening der pensioenen van burger
lijke en militaire ambtenaren;
2e. De verhooging van inkomsten als
gevolg van een bij de Staten-Generaal
aanhangig gemaakt wetsontwerp, strek
kende tot tijdelijke verhooging van som
mige Nederlandsche invoerrechten.
Waar de regeering het voornemen heeft
eerstgenoemd wetsontwerp in te trekken
en het laatstgenoemd wetsontwerp nog in
beraad heeft gehouden, meent de minister
met geen van beide maatregelen bij de op
stelling van het dekkingsplan voor 1938
rekening te moeten houden.
Wat nu tenslotte de zg. perspectief
besparingen aangaat welke tot een bedrag
van f. 27,8 millioen tegenover het tekort
op de begrooting van 1937 waren gesteld,
wordt in de eerste plaats opgemerkt, dat
voor 1938 met een deel van dit bedrag, n.l.
f. 3,3 millioen, als besparing, welke in dat
jaar geëffectueerd zal worden, is rekening
gehouden. Er resteert dan nog f. 24,5 mil
lioen aan perspectief besparingen.
Voor het jaar 1938 kunnen de pers
pectiefbesparingen bij de opstelling
van het dekkingsplan nog niet geheel
ontbeerd worden. Na ernstige overwe
ging kan de minister aanleiding vin
den de niet geëffectueerde f. 24,5 mil
lioen tot het bedrag van het tekort ad
f. 13.245.656 als dekkingsmiddel aan te
merken.
Nog een lange weg.
Bij vergelijking met de begrooting van
1937 kan nog ten gunste van de begroo
ting 1938 worden opgemerkt dat deze be
grooting niet meer in het teeken staat van
den aanhoudenden strijd tegen dalende in
komsten eenerzijds en stijgende behoeften
onmiddellijk verband houdende met de
ernstige tijdsomstandigheden anderzijds,
met welk beeld 's ministers ambtsvoorgan
ger in de vorige millioenennota het karak
ter van het gedurende de afgeloopen vier
jarige periode gevoerde financieele beleid
kenschetste en dat de dekkingsmiddelen,
welke in het dekkingsplan van 1938 zijn
gebracht, in meerdere mate de verwach
ting wettigen, dat zij ook inderdaad gerea
liseerd zullen worden.
De conclusie van vorenstaande beschou
wingen zal moeten zijn, dat nog een lange
weg zal moeten worden afgelegd, vóór en
aleer het reëel sluitende budget is bereikt.
Slechts verlaging enkele
indirecte belastingen
overwogen.
Waarschuwing tegen optimisme.
In de Memorie van Toelichting od de
Rijksbegrootinz geeft de Minister van Fi
nanciën nog eenige beschouwingen met
betrekking tot den algemeenen financieelen
toestond van ons land. Wii ontleenen daar.
aan het volgende:
De Minister betreurt het in hooge
mate, dat er voorloopig niet aan ge
dacht kan worden de belastingen, die
zwaar op het Nederlandsche volk druk
ken, te verlagen. iHoe wenschelijk zulk
een verlaging ook moge zijn, toch zou
men zich schuldig maken aan een roe-
kelooze politiek, indien men daartoe
overging, zonder dat de begrooting van
inkomsten en uitgaven in het juiste
evenwicht is gebracht.
Wel is er aanleiding te overwegen
enkele indirecte belastingen te verlagen,
die, uit fiscaal oogpunt beschouwd, te
hoog zijn opgevoerd. Met name wordt
hier gedacht aan enkele accijnzen.
Maar ook tot zulk een verlaging zal
alleen het initiatief genomen worden
als met groote waarschijnlijkheid ver
wacht mag worden, dat de verlaging
geen aanmerkelijke vermindering in de
opbrengst zal ten gevolge hebben.
Mogelijkheid van conversie.
Een tweetal vragen, welke naar aanlei
ding van de vorenstaande beschouwingen
min of meer voor de hand liggen, mogen
thans nog worden behandeld. In de eerste
plaats zal wellicht de vraag worden gesteld
of eventueel door conversie van staatsschuld
budgetaire perspectieven voor de naaste
toekomst zouden kunnen worden geopend.
Hoewel de mogelijkheid van conversie ten
gevolge van de op de kapitaalmarkt inge
treden belangrijke daling van het rente
niveau geenszins denkbeeldig is te achten,
geeft de minister met het beeld voor oogen
van den nog niet-geschoten bee/ en diens
reeds vooraf verkochte huid. er de voorkeur
aan deze vraag voor het oogenblik onbe
sproken te laten. Niettemin worde er reeds
thans op gewezen, dat de eventueel uit
conversie voortspruitende verlichting van
den rentelast, bij hervatting van normale
aflossingen, waarnaar immers dient ge
streefd te worden, althans gedurende ae
eerstvolgende jaren, voor een belangrijk ge
deelte zal worden gecompenseerd door
hoogere schuldaflossing, die uit deze con
versie zal voortvloeien.
Geen optimisme.
In de tweede plaats ligt de vraag voor do
hand. of de reeds in het jaar 1936 ingetre
den verbetering van den economischen toe
stand hier te lande, welke vooral in ae
laatste maanden tot uiting kwam in een
niet onaanzienlijke stijging der middelen,
het budgetaire toekomstbeeld niet gun .t.g
beïnvloedt. Inderdaad is tengevolge van
't ingetreden conjunctuurherstel de budge
taire positie verbeterd en is dan ook de
raming der middelen in de ontwerp-begroo
ting reëel met een bedrag van niet minder
dan f. 50.1 millioen verhoogd
Niettemin is voor optimisme in dit op
zicht geen plaats en wel. omdat de uit
gavenkant van het budget zelfs afgezien
van den invloed van de verhooging der
defensie-uitgaven nog slechts zeer weinig
van de conjunctuurverbetering heeft ge
profiteerd. Integendeel, op menig begroo-
tingsonderdeel moest de raming der uitga
ven ten gevolge van de reeds genoemde
factoren niet onaanzienlijk worden ver
hoogd.
Voeg daarbij de omstandigheid, dat on
danks conjunctuurherstel nog steeds een
aanzienlijk deel der valide Nederlandsche
arbeidskrachten werkloos blijft, zoodat uit
dien hoofde op het budget zoowel van rijk
als van gemeenten een aanzienlijke druk
blijft bestaan, terwijl ook in de toekomst het
normaal accres der uitgaven ten gevolge
van den bevolkingsaanwas (te schatten op
ongeveer f.10 millioen 'sjaars). hetwelk op
den duur niet volledig door bezuiniging op
andere uitgaven zal kunnen worden opge
vangen, wederom zijn invloed zal doen
gelden, dan ligt de conclusie voor de hand.
dat voor budgetair optimisme voorloopig
niet de minste reden bestaat.
Ook daarom meent de minister tegen
een te groot optimisme, gebaseerd op
de verbeterde conjunctuur hier te
lande, te moeten waarschuwen, omdat
in het verleden zeer duidelijk is ge
bleken, dat deze conjunctuur in zekeren
zin parallel loopt met de ontwikkeling
van de wereldconjunctuur. M.a.w. tus
schen het verloop der middelen hier
te lande en het verloop der wereld
conjunctuur bestaat verband. Daar er
geen zekerheid bestaat, dat de ontwik
keling der wereldconjunctuur voor de
naaste toekomst in stijgende lijn door
zal gaan, schijnt ten aanzien van het
toekomstig verloop van 's rijks middelen
een voorzichtig beleid op zijn plaats.
Werkverruiming.
Voor zoover de regeering het in haar
macht heeft, door middel van beïnvloe
ding der kosten van levensonderhoud mede
te werken tot behoud van werkgelegen
heid, zullen de noodige voorzieningen, ook
al mogen deze budgetaire offers (mits
binnen redelijke grenzen blijvend) vorde
ren, worden getroffen. Ook ten aanzien
van een stimuleering der uitbreiding van
werkgelegenheid, mits deze op zoodanige
wijze plaats vindt, dat zij niet leidt tot
werkverschuiving, geldt, dat hiervoor, on
danks den weinig gunstigen budgetairen
toestand, middelen beschikbaar moeten
zijn. Deze belangen toch vallen naar het
oordeel der regeering binnen hetzelfde
kader als het defensiebelang. Overigens
worde in dit verband niet uit het oog ver
loren. dat herstel der door de crisis aan
getaste financieele fundamenten voor de
volksgemeenschap van gelijke orde is als
de behartiging der evengenoemde andere
belangen.
Resumeerende luidt de conclusie, bij de
vaststelling van den financieelen koers,
dien de regeering in de naaste toekomst
meent te moeten sturen, dat voor de vol
voering van de taak, die zij zich heeft ge
steld met betrekking tot het behoud van
de volkskracht, budgetaire saneering on
vermijdelijk is. Uiteraard zullen hierbij de
eventueel ruimer vloeiende middelen in
principe allereerst beschikbaar moeten
blijven voor de verbetering van het budget
en zal uitzetting der uitgaven dan ook
slechts daar mogen plaats hebben, waar
zij, gelijk bij de uitgaven voor de defensie,
en eenige economisch-sociale maatregelen
als een onvermijdelijke noodzakelijkheid is
te beschouwen. Uitzetting van de uitgaven
voor een bepaald doel in zoo belangrijke
mate als thans voor de defensie is voorge
nomen, moet, zelfs in normale omstandig
heden, noodzakelijk leiden tot beperking
van de uitgaven voor de andere onderdeelen
van regeeringszorg. In de huidige omstan
digheden echter is deze beperking dubbel
geboden.
Veel blijft nog rusten.
Het zal dus duidelijk zijn, dat voorhands
ook de mogelijkheid ontbreekt tot het doen
van allerlei belangrijke uitgaven, die op
zichzelf gewenscht of nuttig zouden zijn,
zooals: verhooging van salarissen en loo
nen, verlaging van de leerlingenschaal bij
het lager onderwijs, uitbreiding van de
gelegenheid tot opnemine: in de ouderdoms-
verzekering en meer andere.
De regeëring heeft vertrouwen, dat. in
dien het verloop van de middelen zich in
gunstige richting blijft ontwikkelen en ook
de cririsuitoaven. wel^e on de riiksbegroo-
ting drukken, els er*"-'--' v-»n voort
gaande "in d°n
economischen to: n"-: worden
verlaogd. bij een b^eid. als de regeering
heeft aangegeven, het reëel sluitende bud
get zal worden bereikt.