Zaferdag 11 September 1937 No. 16 an Schraaphans en Edelhart oe een gierige schapen- leerder bedrogen uitkwam el. heel lans se leden woonden od de ^strekte heidevlakten van het Zuiden twee herders. oudste heette Schraaphans, de jongste hart en samen weidden ze lederen dag roote kudde schapen, die ze van hun r geërfd hadden. Er was een hemels- d verschil tusschen de beide broers, vijl Schraaphans altijd alleen maar aan verdienen dacht, alles naar zich toe de en voor niemand iets over had, zou hart desnoods zijn laatste snee brood een bedelaar deelen En als ik je nu vertel, dat de Jongste broeder heel zacht olgzaam van karakter was en de oudste en tegen een echte tiran en opschepper, begrijp ie al zóó. wie van beiden de was: Schraaphans natuurlijk! Deze het dan ook al spoedig zoo weten te ,ien, dat hij alle schapen jn eigendom en dat Edelhart als herder bij hem !e. Als de tijd van het scheren geko- was. dan was Schraaphans op zijn hij beroemde er zich op, dat niemand hapen zóó glad kon scheren als hij. En was dan ook werkelijk het geval: als eschoren had, was er geen enkel haar- ie er op de lijven der arme beesten te men scheert ie scherp" zei Edelhart vaak. dieren lijden kou". Maar Schraaphans e zijn broeT uit 't Kon hem wat sche- of de schapen liepen te bibberen, als aar veel geld verdiende! dit lukte een tijdlang prachtig. De an Schraaphans was uren in den om- >eroemd en bracht zooveel geld op, dat erigaard schatrijk werd. gaf hij nu ook een deel van al dat aan Edelhert? Dat dach je maar: hij alles lekker zelf! Foei. wat een slechte was die Schraaphans! Slecht voor zijn en slecht voor zijn schapen! Maar maar. hij zou zijn loon wel krijgen! op een zomer gaven de schapen der veel wol. Het groeide zoo dicht op ggen. dat Schraaphans zich al in de n wreef bij de gedachte, dat hij dezen misschien wel driemaal zou kunnen :n. r wat gebeurde? Juist od den dag, et aan 't scheren toe was, dwaalde ene schaap na de andere van de weg en keerde niet terug. Hoe Edel- >ok zijn best deed om de kudde bijeen iden alles tevergeefs! 'fc Leek wel. of ïapen in rook vervlogen waren: uren omtrek was geen schaap meer te Imoe keerden de beide broers ids naar huis terug Ze waren opeens arm geworden! nu te doen? Edelhart huilde en want hij had veel van zijn schapen den en Schraaphans stikte haast van omdat hij zijn verdienste kwijt was ?rlaadde zijn broer met verwijten, r niets hielp. De schapen bleven weg. einde raad besloten de broers na n tijd een eind verder het land in eken om te trachten aan de andere zijde van een heuvelrij, die daar lag, werk te vinden. En dus trokken ze er op een goeden morgen op uit: Schraaphans met z'n schaar en Edelhart met z'n fluitje. Toen ze een heelen dag geloopen hadden, steeds over troos'.eloos dorre heidevlakten zonder boomen of dorpen, kwamen ze ein delijk aan de heuvels. Hier hielden ze hait om uit te rusten En terwijl ze daar zoo zaten, hoorden ze opeens een wonder- schoone muziek, 't Leek wel of duizend herders tegelijk op de fluit speelden ,,Ha. daar zijn de herders, dus moeten er ook schapen zijn!" riepen de broers. En toen waren ze opeens hun moeheid kwijt. Ze sprongen op en liepen in de richting van het geluid, dat over de heuvels klonk. En kijk toen ze op een top van een heuvel stonden, zagen ze beneden in het golvende heideland aan de andere zijde een prachtige kudde grazen: honderden en nogeens hon derden sneeuwwitte schapen. Zoo mooi hadden zij ze nog nooit in hun leven gezien. En een oude man met een witte baard stond er midden in en blies op de fluit. Schraaphans en Edelhart wisten niet hoe hard ze rennen zouden om den grijsaard te bereiken en hem hun diensten aan te bieden. „Tja" zei de oude man toen, „dat is een moeilijk geval. Wat ik eigenlijk noo- dig heb. is iemand die heel, héél scherp scheren kan. zóó scherp, dat er geen spoortje van een haartje blijft zitten!" En hij was nog niet eens uitgesproken of Schraaphans viel hem in de rede: „O. dan moet u mij hebben!" blufte hij. „Ais ik een schaap geschoren heb. kunt u met het allerbeste vergrootglas geen haar tje meer ontdekken!" „Top" zei de man. Kom vanavond, als de maan is opgegaan, ter-ug. Ik zal je dan mijn kudde laten zien en je kunt meteen be ginnen". En toen wandelde hij met zijn schapen weg. 's Avonds waren Schraaphans en Edelhart op de afgesproken plaats. Maar o schrik, wat zagen zij? in plaats van sneeuwwitte schapen liep daar een groote treoep wolven, zoo ruig en harig. d:t hun oogen nauwelijks te zien waren Eri r oude man stond er lachend tusschenin en zei: „nu, praatjesmaker, schiet op een beetje: mijn schapen moeten geschoren worden Je begrijpt dat Sch.aaphans schrok. Hij liet dit echter niet blijken, nam zijn schaar en trad op de wolven toe. Maar o wee! nauwelijks had hij er een beetgepakt, of de heele troep stiet zoo'n vreeselijk gehu i uit en kwam zoo dreigend en met vreesr- lijke glimmende oogen op hem af dat bij zijn schaar neergooide en liüngs de beënén nam! De oude man lachte, dat hij schudde. „Daar gaat m'n schapenscheerder", riep hij. „Nu. jullie moeten zelf weten of je weg wilt loopen. Maar ik verzeker ie, dat mijn kudde je wel zal weten te vinden en dat er geen spoortje van een haartje van jull'e overblijft!" Trc-uwens, ze moeten en zulle geschoren worden en degene van jullie, r 2 he er goed afbrengt, mag de hesle kudde houden Toen kwam Edel hait dapper naar voren. Hij trilde wel een beetje, toen hij de schaar opraapte maar hij dacht bii zichzelf: ..mis schien dat het me lukt". En ziet. er gebeurde een wonder: dezelfde wolven, die tegen Schraaphans zoo vreese lijk te keer waren gegaan, lieten zich dedï zijn broer rustig scheren Ze keken hem zelfs vertrouwelijk aan. of ze zeggen wilden: „Jou kennen we immers allang!" Edelhart schoor alle wolven netjes, maar niet te scherp en toen het klaar was. zei de oude hei-der: „Ziezoo, nu is de kudde jouw eigendom en je kunt je broer in dienst nemen om ze te hoeden". Nu. Edelhart had niet veel zin in een kudde wolven, maar hij had geen tijd om te weigeren want juist toen hij zijn mond wilde opendoen, zag hij de wolven voor zijn oogen veranderen in sneewwitte schapen, dezelfde, die van de kudde van zijn broer weggeloopen waren. Zoo werd dus de gierigheid van Schraap hans gestraft en de vriendelijkheid van Edelhart beloond. De jongste broer schoor voortaan de schapen en verkocht de wol en de oudste liet- hem stil zijn gang gaan. Hij was veel te bang dat ze weer in wolven zouden ver anderen. als hij er zich mee bemoeide! „Nu, praatjesmaker, schiet op een beetje", zei de oude man tot Schraaphani»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 15