De vos en het oude paard Hoe de slimme Reintje zijn vriend te hulp kwam Arabische spreekwoorden Hij stelde zich netjes voor Herfsliedje Oplossingen Goede oplossingen 9 Q Een zekere boer had een paard, dat hem Jarenlang trouw gediend had. Dag in dag uit had het dier zich voor de ploeg of de kar laten spannen en zijn best gedaan, zooveel het kon. Maar er kwam een dag, dat het paard zoo oud en stijf geworden aas. dat het niet meer werken kon. Loo- pen, ja, dat ging nog, maar trekken, mis hoor! Wat denk je, dat de boer toen deed? Klopte hij zijn ouden vriend eens vriend schappelijk op den schouder en zei hij: „Nu oudje, bhjf dan maar rustig op stal, rian zal ik wat eten voor je halen?". Niets ervan. De boer werd boos, zette de stal deur wijd open en joeg het arme paard met een schop de wijde wereld in. ..Ik kan je hiet meer gebruiken, hoor!" zei hij. ..Kom maar eens terug, als je ster ker bent dan een leeuw". Wat moest het paard nu beginnen? We ten jullie het niet? Nu, hij wist het zelf ook niet. Mistroostig la» hij een poosje ln het bosch achter een boom. Toen kwam Reintje de Vos er aan en bleef bij het paard staan .Wat scheelt eraan vriend?" vroeg de vos. En het paard vertelde hem de lieeie treurige geschiedenis. Maar als je nu den ken mocht, dat Reintje ook ontmoedigd werd. dan heb je 't mis! Hij zei: ..Wacht maar, ik zal je helpen. Maar dan moet je precies doen, wat ik je zeg. Ga op den grond liggen en doe net of je dood bent". Goed. het paard deed het. „Beweeg je vooral niet!" riep Reintje nog „Nee, nee", zei het paard. Toen holde de vos weg zoo hard hij kon. Hij liep naar het hol van den leeuw en zei tegen hem: „Ik heb een lekker hapje In een oud boek vond ik een heel rijtje aardige en kernachtige Arabische spreek woorden. Het viel me bij 't doorlezen op, dat vele van deze gezegden precies het zelfde beteekenen als sommige Nederland- sche spreekwoorden, doch dat deze met heel andere woorden dezelfde waarheid uit drukken. Voor de aardigheid geef ik je woorden, met achter sommige van hen ons spreekwoord, dat dezelfde beteekenis heeft. Ieder slaapt op die zijde waar hij het beste rusten kan. Het zien van anderer ongeluk, maakt het eigein ongeluk lichter (wij zeggen: buur- man's leed troost). Als een koe valt, komt ieder met een mes op haar af. Op den dag van de overwinning kent men geen moeheid. De een eet de dadels, de ander wordt met de pitten gegooid (wij zeggen: 't is ongelijk verdeeld in de wereld). Liever een ezel in vollen eigendom, dan een kameel als gemeenschappelijk bezit (wij zeggen: beter één vogel in de hand, dan tien in de lucht). Op een laag muurtje springt iedereen. De mestkever is in de oogen van moeder een schoonheid (wij zeggen: ieder denkt zijn uil een valk te zijn). Wie vergif kookt, moet het ook proe ven (wij zeggen: wie met pek omgaat wordt er mee besmet). voor je. Hier vlak bij ligt een dood paard. Als je met me mee gaat kun je er fijn van smullen". Dat liet de leeuw zich geen tweemaal zeggen. Direct wandelde hij achter Rein tje aan, maar toen ze bij het paard geko men waren, zei de vos: „Zie je wel, wat een groot beest het is? Je kunt het onmoge lijk ineens heelemaal opeten. Weet je wat: sleep het naar je hol en bewaar het daar". „Goed" zei de leeuw. Maar toen krabde hij zich eens achter 't oor en zei: „Tja.maar hoe?" „O. dat is een klein kunstje" zei Reintje „Wacht, ik zal je helpen". En hij bond vlug den staart van 't paard aan den staart van den leeuw vast. .Wat doe je nu?" „O, ik bind de vracht stevig aan je staart, dan kun je hem zoo naar huis slee pen". ..Best, dat is een idee!" Maar de leeuw merkte niet. dat de vos ook zijn pooten aan elkaar bond, zoodat hij geen vin meer verroeren kon. En intusschen zat die stou terd stiekum te knipoogen tegen 't oude paard, dat zijn oogen een klein beetje open deed. En toen hij heelemaal klaar was, liep Reintje opeens: „Eén, twee, hup!" Daar had het paard op gewacht. Het sprong op en rende als een pfjl uit den boog weg. den leeuw achter zich aan slee- penö. En hoe de koning der dieren ook brulde en te keer ging, het paard trok er zich niets van aan. Het hield stil voor de boerderij van zijn meester en zei: „U ziet wel, baas dat ik, al ben ik oud, mijn leeuwtje wel sta!" Je begrijpt, dat de man groote oogen op zette. Hij wilde nu toch het trouwe paard niet meer wegjagen. Het mocht in den stal biijven en werd tot zijn dood toe goed ver zorgd, terwijl de leeuw aan Artis verkocht werd en den boer veel geld opbracht. Dat alles had die slimme Reintje voor elkaar gekregen! Een rijke gierigaard is armer dan een vrijgevige arme. Teveel groeten breken den vriendschaps band; teveel gepraat vermeerdert het on verstand. De fouten van het paard worden door den ruiter veroorzaakt. Wie zichzelf tot een vuilnishoop maakt, wordt door de kippen omgewoeld (wij zeg gen: wie zichzelf tot een schaap maakt, wordt door den wolf opgegeten). Een eigenaardig gevalletje met een pa pegaai had onlangs in Duitschland plaats. Een tienjarig meisje vond op een mor gen den mooien, groenen vogel in den tuin. Hij was zoo mak, dat hij zich zonder moei te liet pakken. Natuurlijk was het meisje al heel gauw dol op haar vriend: ze zorgde eerst dat hij 't geschikte voedsel kreeg en begon hem toen van alles te vragen. Eerst antwoordde hij slechts door gepiep, maar toen het meisje telkens aan haar moeder vroeg, hoe hij toch wel heeten zou, zei de vogel opeens met heldere stem: Peter Muller. Het duurde niet lang of men had de fa milie Muller gevonden, en het bleek dat Peter een paar dagen geleden was wegge vlogen. Je begrijpt hoe jammer het meisje het vond, Peter weer te moeten missen: de tablet chocolade, die ze van de eigena res kreeg, was maar een schrale troost. Klein vogeltje trippelt voor mijn raam. In stillen zonneschijn. Het zingt en fluit van tjiep, tjiep, tjiep! Wat zegt dat aardig, lustig lied? Geniet, geniet! Straks komt de winter dan hoor je me niet! Blauw vlindertje dartelt over de hei, In stillen zonneschijn. Het trillert en zweeft er zoo lichtjes en blij. Wat fluistert dat vlindertje stil tot mij? Genie, geniet! Straks komt de winter, dan zie je me niet! Dahlia's bloeien alom in het rond, In stillen zonneschijn. Ze kleuren fel rood en geel en goud. Wat zeggen die bloemen, waar 'k zooveel van houd? Geniet, geniet! Straks is het winter, dan zijn wij er niet! MARIE MICHON. der raadsels uit het vorige nummer. 1. Het bed, de pantoffel en de klok. 2. Onze schaduw. 3. Braamstruik; ram, Bram, raam, ui, strik. 4. De Ietter a. 5. VOEG O T T O ETNA GOAL 6. De neuzen van de schoenen. 7. Beter een vogel ln de hand dan tien in de lucht. 8. Men steekt den vollen in den leegen zak. ontvangen van: Anny Boekestein, Rika de Graaf, Wim en Cor Bekkering, Jan Bronsgeest, Tine v. d. Pot, Geertrui de Groot, Emma de Groot, Lena Prevo, Marie Brokaar, Jannie van Groeningen, Cornel is Arbouw, Abraham Fakkel, Alida Stikkeloram, Hendrientje Blobkamp, Dienitje Olivier, Jan de Graaf, Grietje de Graaf, Leendert Ravens bergen, Jan Ravensbergen, Trijntje Bergman. Elly Schophuizen, Henny Hoogstraten, Jopy Hofstra, Rietje Kettenis, Cobie Lindhout, Gerrie Keinemans, Gret-ha de Graaf, Wim de Graaf. Annie Keyzer, Wim Keyzer, Rietje Keyzer, Piet Lagas, ïda Maria de Graaf, Prijna Slootweg, Tine Verbiest. Coba Ver- lind, Trijntje v. d. Bosch. Bennie de Bruin, Lydia Botenmans, Alida van der Holst, Jan nie van Biezen, Toos Bouter, Beppie Bouter, Marietje Laman, Paulus Laman. Wim La- man. Marietje Prenen, Jo Outshoorn. Jack de Geus, Suze de Geus. Jo Drabbe. Lenie Brocaar. Mdentje de Water. Lies je van Driel, Rie Develing, Annie Schipper. Vori- gen keer te laat ontvangen van Martha v. Ringelenstein. (Dinsdagmorgen uiterlijk 9 uur Bur. Leidsch Dagblad). „Wat scheelt eraan, vriend?" vroeg Reintje.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 17