Voorstellen aan den Leidschen Raad LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 31 Augustus 1937 Derde Blad No. 23752 Inslantine 78s(e Jaargang GEMENGD NIEUWS LAND- EN TUINBOUW ^HjN/T IN UÏTIREN^j wijziging uitbreidingsplan. In verband met overweg Rijnsburgerweg. Het is b. en W. aangenaam te kun nen mededeelen, dat het het College gelukt is het Werkfonds 1934 voor de oplossing van het vraagstuk van de verbinding van de ter weerszijden van de spoorbaan AmsterdamRotterdam gelegen stadsgedeelten te interesseeren. Ofschoon uit den aard der zaak thans nog absoluut niet te zeggen is of en, zoo ja, wanneer de onderhandelingen tot een gunstig resultaat zullen leiden, behoeft het geen betoog, dat het aan beveling verdient, om de bezwaren te gen de meest gewenschte en afdoende oplossing van het vraagstuk, het om hoog brengen van de spoorbaan, tijdig weg te nemen. In verband daarmede zal o.m. moeten gorden nagegaan, welke gevolgen uit een ophooging van de spoorbaan voortvloeien ten aanzien van het uitbreidingsplan, voor- sooveei betreft het gebied bezuiden het voormalige Psyohopathenasyl (Pesthuis) en ten noordwesten van de spoorbaan Amster dam—Rotterdam. Niet alleen toch kan, indien tot het om boog brengen van de spoorbaan mocht worden besloten, het vanaf, de Lammer markt in westelijke richting over de Pest- Juislaan geprojecteerde gedeelte van de ontworpen oost-west-verbinding niet als bootdverkeersweg worden gehandhaafd, tangezien dan ter plaatse van den spoor wegovergang in de Pesthuislaan drie spoor banen elk op verschillend niveau zouden komen te liggen, doch bovendien zal bij bet omhoogbrengen van de spoorbaan het uitbreidingsplan voor het vorenbedoeld ge bied ook uit anderen hoofde niet ongewij- ligd kunnen blijven. Ter voorkoming van moeilijkheden is het dus, ook naar het oordeel van de Commis sie van Fabricage, gewenscht, dat thans ieeds het gebied bezuiden het Pesthuis en ien noord-westen van de spoorbaan Am sterdam—Rotterdam uit het uitbreidings plan wordt gelicht, en dat voor dit gebied een nieuw plan wordt ontworpen, waarbij met het vorenstaande rekening wordt ge- bouden. Bij intrekking van het vorenbedoelde gedeelte van het uitbreidingsplan is tevens de aanleiding tot aankoop of onteigening van eenige gronden, in dat gedeelte gele gen, vervallen. COMMISSIE-SAMENSTELLING. Zooals gebruikelijk, zal de Raad Maandag is. de diverse commissies opnieuw moe ten benoemen. Zooals steeds, zullen ook bu de aftredenden wel weer worden her- tozen. Alle altredenden worden tenminste lis No. 1' weer voorgedragen. COMMISSARISSEN LEIDSCHE DUINWATER-MIJ. Bij besluit van 19 Februari 1934 werd lor den tijd van drie jaren benoemd tot wnmissaris der gemeente bij de N.V. teidsche Duinwater-Mij., de heer N. C. F nn Ginkel. De datum van ingang van deze benoeming werd bepaald op 20 Febr. 1934, xedat de termijn den 20sten Februari jü. tas versbreiken. Op dien datum liep eveneens al de zit tingsduur van den heer T. S. Goslinga als tcmissaris, benoemd door aandeelhouders. Zooals bekend, bekleedde de heer Goslinga unvankelijk een comrmissaris-plaats, die bezet moet worden door een candidaat, aan te wijzen door en uit het college van B. en en vervulde de heer Verweij een com missaris-plaats, waarvoor de candidaat coor den Raad wordt aangewezen. Toen laatstgenoemde als wethouder optrad en beide commissaris-plaatsen vacant kwa men, werden deze heeren wederom be noemd, doch de een in de plaats van den ader. Aangezien de normale zittingsduur ran den heer Verweij liep tot 20 Februari 1937, en een tusschentijds benoemde af treedt op het tijdstip, waarop zijn voor zanger moest aftreden, trad de heer Gos- derhalve 20 Februari 1937 periodiek at. Tot leedwezen van B. en W. werd door (tn onwillekeurig verzuim nog niet in de raca/tures van Ginkel en Goslinga voor den. Wat de vacature van Ginkel aangaat merken B. en W. nog op, dat deze functio naris in 1938 den 65-jarigen leeftijd be- ttikt, zoodat overeenkomstig de geldende tractijk bij de gemeente, continuatie fechts tot en met 31 December 1938 behoort Plaats te hebben. kasgeldleeningen. 7 Juni j.l. werd besloten, om gedurende bet derde kwartaal 1937, zoo noodig, kas- feldleeningen aan te gaan tot een maxi mum van f. 1.000.000. Op het oogenblik bedraagt de aan kas talt opgenomen som f. 300.000; weliswaar ban dit bedrag op 1 October a.s. worden afgelost uit de ingevolge Raadsbesluit van 5 Mi 1937 aangegane geldleening van J- 350.000, doch met het oog op de gedu- "tde de eerstvolgende maanden te betalen 'wte en aflossing van geldleeningen, de uit win voor de ondersteuning van werk lozen en armlastigen, de aan het Rijk te fiolen annuïteiten van woningtoouwvoor- ktotten enz. enz. is he zeer wel mogelijk, "at in het 3e of in het 4e kwartaal 1937 t!<ierom kasgeld moet worden opgenomen. In verband hiermede ware het maximaal pfrag, dat de kasschuld zal mogen be- •bpen, ook voor het vierde kwairbaal 1937 "P f- 1.000.000 vast te stellen. OPHEFFING JAAGPAD. Jsn het jaagpad onder de spoorbrug 'ctr den Trekvliet, in den spoorweg Lei- *0—Woerden, voor een deel bestaande een op palen aangebracht plankier, t als jaagpad ten behoeve van. de scheepvaart nagenoeg geen gebruik meer gemaakt. De Nederlandsche Spoorwegen, bij wie be doeld jaagpad in onderhoud is, hebben B. en W. verzocht te bevorderen, dat dit jaag pad aan het openbaar verkeer wordt ont trokken, opdat zij tot verwijdering daarvan kunnen overgaan. De commissie van fabricage heeft tegen 't verwijderen van het pad geen bedenking. Ook bij het college bestaat tegen die ver wijdering geen bezwaar. Weliswaar wordt het pad, indien de overweg over de spoorbaan voor het ver keer gesloten is, gebezigd door wielrijders en wandelaars, doch, afgezien van de om standigheid, dat het pad voor dat doel niet is aangelegd, is het spoorwegverkeer op de bedoelde lijn niet zóó druk, dat het gewone verkeer, hetwelk overigens gering is, be zwaar van die verwijdering zal ondervin den. de wethouderspensioenen. De Raad besloot 12 October 1936 over eenkomstig het voorstel van B. en W. een Commissie ad hoc In te stellen, bestaande uit 5 leden, teneinde van voorlichting te dienen inzake aan te brengen wijzigingen in de verordeningen van 24 Augustus 1931 regelende het verleenen van wachtgeld en pensioen aan de wethouders. Tot leden van de commissie benoemde de voorzitter de heeren: Th. B. J. Wilmer, mr. C Beekenkamp, mr. D. A. van Eek, Jac. Wilbrink en H. p. H. Würtz, onder aanwij zing van eerstgenoemde als voorzitter, ter wijl de heer Würtz, als rapporteur fun geerde. De chef der financleele afdeeiing werd der commissie als haar secretaris toege voegd. De wet van 9 Januari 1936, waarbij in de Gemeentewet nieuwe bepalingen werden opgenomen betreffende het verleenen van wachtgeld en pensioen aan gewezen wet houders was de aanleiding tot de instel ling van de commissie. Bevatte de Gemeentewet in art. 101 aan vankelijk slechts de algemeene bepaling, dat aan gewezen wethouders en aan hun weduwen en weezen volgens door den Raad, onder goedkeuring van Ged. Staten te stellen regelen, pensioen kon worden verleend, sedert genoemde wijzigingswet geeft art. 101 tot in bijzonderheden voor schriften omtrent het toekennen van wachtgeld en pensioen. Aangezien de gel dende verordening met deze nieuwe bepa lingen niet op alle punten in overeenstem ming is. dient zij in elk geval met het oog hierop te worden herzien; art. 10 der wijzi gingswet schrijft dit dan ook voor. Uitvoerig wordt geschetst waarin de di verse geschilpunten bestaan. De bestaande regeling stelt slechts gedu rende den tijd van één jaar een wachtgeld van 60% der wedde in uitzicht, en dan nog alleen, indien een diensttijd van ten min ste 2 jaren is volbracht, terwijl de wet een wachtgeld van ten hoogste 3 jaren toelaat, ten bedrage van 75% gedurende het eer ste jaar. 50% gedurende het tweede jaar, 25% gedurende het derde jaar en geen mi nimum-diensttijd vordert. De commissie in haar geheel is van mee ning. dat de geldende regeling behoort te worden uitgebreid. Een wachtgeld voor den tijd van één jaar moet, vooral bij beëindiging van een eenigs zins langdurig wethouderschap, inderdaad te kort worden geacht om nieuwe inkomst bronnen uit een betrekking of beroep we der volledig te vinden. Ook bestaat er geen aanleiding om een bepaalden diensttijd te vorderen, omdat men in de eerste plaats een bepaalden zit tingsduur niet zelf in de hand heeft en ook omdat men dikwijls reeds bij het optreden als wethouder zich heeft moeten vrijmaken door het geheel of gedeeltelijk laten varen van een werkkring en het ook bij een kort wethouderschap derhalve reeds moeilijk kan zijn, weer een bestaan in de maat schappij te verwerven. Bovendien is hier- bij in het oog te houden, dat wachtgeld slechts ten hoogste gedurende een tijdvak, gelijk aan den diensttijd wordt genoten, zoodat b.v. bij een wethouderschap van een half jaar ook maar over dat tijdvak wacht geld wordt genoten. Een wachtgeldduur van 3 jaren acht de commissie, gelet op 't genoemde uitgangs punt. echter niet noodig; naar haar mee ning kan een maxlmumtijd van 2 jaren voldoende worden geacht. De meeningen loopen evenwel uiteen over de vraag, op welk percentage het wacht geld moet worden gesteld. De grootst mogelijke minderheid wenscht het wachtgeld gedurende het eerste jaar op 75% en voor het tweede jaar op 50% der wedde te zien gesteld; zij overwoog daarbij, dat het wethouderssalaris te dezer stede op een bescheiden bedrag is bepaald en de bedoelde wachtgeldbedragen drin gend noodig kunnen zijn, om in afwach ting van het vinden van andere inkomsten, in de levensbehoeften te kunnen voorzien. De kleinst mogelijke meerderheid is daarentegen van oordeel, dat kan worden volstaan met een percentage van 60°/<>voor het eerste jaar en 40%> voor het tweede jaar. Naar haar inzien is de uitbreiding van het wachtgeld tot ten hoogste 2 jaren reeds een zoo aanzienlijke verbetering van den bestaanden toestand, dat de midden weg in voor belanghebbenden te gunstigen zin zou worden verlaten, indien nog bo vendien het percentage voor het eerste jaar van 60 tot 75% werd verhoogd, en daarna nog gedurende een jaar een per centage van 50% werd toegekend. Een ver wijzing in deze naar de wet acht zij met doorslaggevend, omdat deze uiteraard bij het stellen van den maximumnorm, reke ning had te houden met de verschillende schakeering van de gemeenten. Naast de bepaling, die de wet reeds be vat inzake cumulatie van wachtgeld en inkomsten uit een ambt of betrekking, ter hand genomen na de aftreding als wet houder, acht de commissie een bepaling noodig. die het gelijktijdig genót beperkt van wachtgeld er. inkomsten uit een ambt of betrekking, welke reeds tijdens het wet houderschap werd bekleed. Het totaal maximum-inkomen waarbij geen vermin dering van liet wachtgeld zal plaats heb ben, is In het ontwerp-artikel gesteld op f. 4500. De verordening kent voor elke maand dienst 1/240 van de wedde toe, en bepaalt evenals de wet het maximum op de helft van de wedde, zoodat het maximum in 10 jaren is bereikt. Een wethouder met 4, 8 of 12 dienstjaren ontvangt dus resp. f. 585, f.1170 en f.1462 (maximum) per jaar. Naar meening der commissie kan deze ïegeling worden gehandhaafd, terwijl ook te dezen aanzien het vereischte van een minimumdiensttijd kan vervallen. De geldende regeling van het invalidi teitspensioen kan niet worden gehand haafd. De commissie is eenstemmig van oordeel, dat weduwen- en weezenpèhsioen dient te worden ingevoerd. Het is de plicht van de gemeente om een voorziening te treffen ten behoeve van het gezin van een wet houder bij zijn overlijden. In het belang der gemeenschap heeft hij wellicht een betrekking of een beroep la ten varen of althans een gedeelte der in komsten daaruit prijsgegeven, terwijl het bedrag van het gezinspensioen eerst na een langdurig wethouderschap daartegen over var. eenige beteekenis wordt. Het is dan ook eisch, dat althans in het geval, dat de overleden wethouder de functie ja renlang heeft bekleed, het gezin niet ge heel onverzorgd achterblijft. Juist ook in dit opzicht dienen de bezwaren, om het wethouderschap te aanvaarden, zooveel mogelijk te worden verminderd, opdat, in het belang der gemeente, de keuze voor den Raad zoo min mogelijk beperkt zij. Uiteraard geldt ook hier, dat de regeling niet zoo vrijgevig mag zijn, dat het wet houderschap wegens de materieele voor deden te aantrekkelijk wordt gemaakt. In navolging van andere gemeenten zou het pensioenbedrag aldus kunnen worden geregeld: het pensioen voor een weduwe 50% van het eigen pensioen; derhalve tot een maximum van f.731; het pensioen voor halve weezen 10% van het eigen pensioen per kind; het pensioen voor volle weezen 20% van het eigen pensioen, per kind; een en ander met dien verstande, dat het we duwe- en weezenpensioen of het totale pensioen van weezen tezamen niet meer bedraagt dan f. 1462, terwijl het weezen pensioen uiteraard alleen minderjarigen geldt. Hieronder eenige voorbeelden. Een weduwe van een wethouder of van een gewezen wethouder met 4. 8 of 12 dienstjaren ontvangt resp. f. 292, f. 585 en f. 731 en bovendien per kind resp. f. 59, f.117 en f.147 (maximum). Volle weezen ontvangen het dubbele van de halve wee zen. De commissie acht het gewenscht, hoe wel de wet zulks niet eischt, ook ten aan zien van het weduwe- en weezenpensioen een cumulatiebepaling op te nemen. Deze begrenzing ware zoodanig te stellen, dat, zoo hét totaal der pensioenen voor een weduwe meer dan f. 1400 of het totaal van de pensioenen voor weduwe èn weezen meer dan f. 2400 zou bedragen, het pen sioen der verordening alsdan wordt ver minderd met een zoodanig gedeelte van f. 1400 resp. f. 2400, als evenredig is aan de verhouding, waarin dat pensioen zou staan tot het totaal der pensioenen. Voorts is de commj$sie van oordeel, dat ook de kinderen van een vrouwelijk wet houder voor pensioen in aanmerking moe ten kunnen komen, doch alleen indien beide ouders zijn overleden. De kleinst mogelijke minderheid zou de zen kinderen reeds pensioen willen zien toegekend, indien de vader nog leeft, om dat het kan voorkomen, dat deze niet in staat is voor het gezin voldoende te zorgen en omdat er geen aanleiding is in deze an ders te handelen, dan wanneer het een mannelijke wethouder betrof. De meerder heid is echter tegen deze uitbreiding, om dat h.i. op den man de plicht rust voor het gezin te zorgen. BENOEMING. B. en W. stellen voor, mej. dr. A. Dijk- sterhuis te benoemen tot tijdelijk leerares in het Duitsoh aan de H.B.S. met vijfjarigen cursus. Hoofdpijn en juist nu! Hoe moeilijk is het soms zich goed te houden en niemand iets te laten merken. Het lukt nauwelijks. Instantine echter zal de pijn onmid dellijk doen verdwijnen! Onthoudt daarom stilt en voorkomt pijnen! 6649 (Ingez. Med.) landbouwschuur afgebrand. PHYTOLACCA AMERICANA. Naar aanleiding van een in ons Blad van Zaterdag beantwoorde vraag over de Phy tolacca Americana schrijft de heer J. Mater ons: Tot verleden jaar was men algemeen de meening toegedaan dat de bessen van de Phytolacca Americana niet decandra die behoort tot de familie Phytolaccaceae, giftig waren, niettegenstaande het sap daarvan gebruikt werd voor wijnkleursel. Het vorige jaar bleek mij dat de vrucht- trossen „het is een samengestelde bes vrucht" bij betrekkelijk groote hoeveel heden op de tuinbouw- en groentenveilin- gen werden aangeboden en bij informatie werd mij medegedeeld dat zij tot jam be reid werden of wel met brandewijn inge maakt. Ik heb er mij toen aan gewaagd eenige bessen te proeven. De smaak is waterig, flauw en erg zoet. Daar mij dat geen na- deelige gevolgen berokkend heeft, neem ik aan dat ze eetbaar zijn. tenminste langs geconfijten of met alcohol bereiden weg. Ook dit jaar werden ze bij grooten getale op de veiling aangevoerd, wel een bewijs dat door het gebruik der bessen in het vorig jaar, door niemand schadelijke ge volgen wérden ondervonden. Ik heb op het oogenblik een vijftal soor ten in cultuur. De bessen van P. Americana, zijn purper en laten een weinig ruimte tusschen iedere bes. die van P. isocandra en P. claviculata zijn dof purper en zitten dicht opeengedrongen aan den vruchttros. P. dioica is een kuip- of potplant en wordt in de natuur een kleine boom, ze is niet winterhard. De drie eerstgenoemde zijn volmaakt winterhard en verlangen niet de minste bedekking. Dat de P. americana geen bijzondere eischen stelt blijkt wel daaruit, dat zich tegen mijn kantoor een zaadje ontwikkeld heeft tusschen de straatsteenen en zich in twee jaar tijd heeft ontwikkeld tot een plant van meer dan twee meter breedte. P S. Alle Phytolacca soorten ziin buitengewone sierplanten voor den tuin. De vruchten worden ook veel verwerkt in bloem- en vruchtenmanden. Van andere zijden vernamen wij nog dat de Hollandsohe naam Japansche ,wljh- besis. i. Vuurzee te Rotterdam. Gistermiddag brak omstreeks kwart over vier brand uit in een groote landbouw- schuur, staande op het erf van den land bouwer G. in 't Hout aan de Gouwstraat 24, te Rotterdam. De woning van In 't Hout staat met den zijkant naar den weg ge keerd. De schuur, die ongeveer 30 x 10 meter groot is, staat in het verlengde van het woonhuis. Voor het huis en langs de schuur loopt 'n ongeveer vier meter breed pad. achter langs loopt een pad, dat onge veer twee meter breed is. De brand brak uit op het oogenblik, dat de landbouwer in de schuur was. Het vuur greep zoo snel om zich heen, dat in 't Hout niet precies kon zeggen, hoe en waar het was begonnen te branden. In de schuur lag een groote partij pakken stroo opgeslagen. Voorts bevonden er zich landbouwwerktui gen en een vrachtauto. Al spoedig sloegen de vlammen hoog boven het dak van de groote schuur uit. Aangezien er groot gevaar bestond, dat het vuur zou overslaan naar panden, welke aan de andere zijde van beide paden liggen, brachten de bewoners van die huizen hun boedel in allerijl in veiligheid. De brand weer pakte het vuur dadelijk krarhtig aan met in totaal zeven stralen waarvan er twee van een autospuit waren. De schuur ging vrijwel geheel in vlammen op. Pand 22 kreeg eenige brandschade aan het dak. Nadat het vuur was gebluscht, hebben manschappen van de afd. brandbluschmid- delen een gevel omvergetrokken, die een gevaar voor instorten opleverde. DE OVERVAL OP HET FRANSCHE SEMINARIUM TE PEIPING. Twee Nederlanders onder de ontvoerde geestelijken. Onder de geestelijken, die bij den overval op het Fransche klooster der broeders- maristen te Peiping zijn ontvoerd, bevin den zich o.m. twee Nederlandsche paters. De bandieten hebben twee geestelijken naar het hoofdkwartier der maristen gezon den om over den losprijs te onderhandelen. De Jaoansche autoriteiten deeien mede. dat zij een afdeeiing troepen naar de plaats van den overval hebben gezonden. ROEIBOOTJE OVERVAREN. Gistermiddag is op het Noordzeekanaal ter hoogte van de Superfosfaaitfabriek, een roeibootje, waarin twee mannen uit de Spaarndammerbuurt te Amsterdam zich aan hun liefhebberij van het visschen wijd den, door een Urker-botter overvaren. De mannen, die met hun boot dicht bri de vaargeul lagen, bemerkten te laat. verdiept als zij waren in het visschen, dat de botter recht od hen aan stevende. Aan boord van den botter scheen men niets te merken, ook niet. nadat de roeiboot was overvaren en de beide mannen in het water spartelden. Met onverminderde snelheid voer de botter verder. De visschers konden zich met groote moeite op hun omgeslagen boot in veilig heid stellen. Zoo werden zij opgemerkt door den veerman van de pont Tuindorp Oost- zaanSpaarndammerbuurt. Hij bracht de mannen, die vrijwel ongedeerd waren, doch alleen eenige kleedingstukken hadden ver loren. naar den wal. Het nummer van den Urker botter bekend. ADÈLE SANDROCK t ERNSTIGE BALDADIGHEID. Een geval van zeer ernstige baldadigheid heeft zich Zaterdagmiddag voorgedaan te Utrecht. In de Burgemeester Reigerstraat wandelde een 70-jarlge man. dien twee jon gens als het mikpunt van hun plagerijen uitkozen. Zij vielen hem op verschillende wijzen lastig en gingen zelfs zoo ver, dat zij hem den hoed van het hoofd sloegen. De man wond zich hierover natuurlijk zeer op en liep de jongens achterna om hen te pak ken, doch daarin slaagde hij niet. Vervol gens begaf hij zich naar het politieposthuis Gerard Doustraat, ten einde zijn beklag te doen. Toen hij daar zijn verhaal gedaan had, zakte hij in elkaar. Spoedig daarna is hij overleden. Gisteren zijn de beide jongens aange houden. Zij hebben een ernstige berisping gekregen. Misschien volgt nog proces-ver baal. GESTIKT. Het driejarig zoontje van den heer T. te Schinveld (L.) kreeg aan den maaltijd een stukje aardappel in de luchtpijp. Op weg naar den geneesheer overleed de kleine door verstikking. DOODELIJK MIJN-ONGELUK. Op de domania'e mijn te Kerkrade heeft eisteren een ernstig ongeluk plaa's gehad. Op de ondergrondsche werken werd de mijnwerker S. uit Kerkrade onder plotseling afvallend gesteente bedolven. Hij werd dood opgenomen Zijn mede arbeider A. kon be vrijd worden en bleek ongedeerd te zijn Het slachtoffer S. is 45 jaar. gehuwd en vader van drie kinderen. JONGETJE OVERRIDEN EN GEDOOD. Gistermiddag omstreeks 12 uur is het vijfjarig zoontje van den heer Jansen te Oostrum (gem. Venray) onder een vracht- faJuto geraakt. Het kind' was op slag dood. Groot verlies voor tooneel en film. In haar woning in Charlottenburg is de bekende tooneelspeelster Adèle Sandrock, die reeds geruimen tijd ernstig ziek was. gisteravond op 74-jarigen leeftijd overleden. Met grooten weemoed zal het bericht van het heengaan dezer groote artiste, die van Hollandsche afkomst was. door talloo- zen vernomen worden. Adèle Sandrock is geboren op 19 Septem ber 1864 te Rotterdam, als dochter van een koopman en de Nederlandsche tooneel speelster Sandrock. Na haar debuut op 16-jarigen leeftijd in het Urania-theater te Berlijn (als Selina in ..Moeder en Zoon") behaalde zij eerst in 1889 het groote succes, dat haar op slag beroemd maakte. Dat was in Weenen, waar zij in het tooneelstuk ..Fall Clemenceau" de rol van Iza vertolkte, In het Weensche Burg-theater ontwikkelde zij zich tot een groote tragedienne, wier kunst algemeene bewondering afdwong. In 1908 trok zij zich van het tooneel terug. Eerst in 1922 wist de Beriijnsche tooneel- directeur Klein haar weer terug te win nen en merkwaardigerwijze speelde zij van toen af meestal komische rollen waar mee Adèle Sandrock eveneens stormach tige successen oogstte. Sedert de geluidsfilm haar intrede deed, is zij voornamelijk als „komische Alte" in talrijke films opgetreden. Haar vertolkin gen muntten echter steeds uit door het hooge niveau, nimmer liet zij zich verlei den tot eenigerlei grofheid, waartoe het humoristische genre zoo licht aanleiding kan geven. Een film met Adèle Sandrock liet steeds sterke indrukken achter; haar dominee- rende en karakteristieke persoonlijkheid deed iedere rol, hoe klein ook. uitgroeien tot iets bijzonders, dat door niemand te vervangen zal zijn. De herinnering aan de immer waardige en beschaafde Adèle Sandrock zal dan ook krachtig blijven voortleven. De Duitsche filmkunst verliest in haar een der grootste figuren. Overeenkomstig haar wenseh zal het stoffelijk overschot dezer geliefde kunste nares in het familiegraf te Weenen Worden bijgezet. HULDIGING VAN RIDDER DAVIDS. Gisteravond is Louis Davids te 's-Gra- venhage bij het laatste optreden van het Kurhaus Cabaret ter gelegenheid van zijn Koninklijke ondei-scheiding gehuldigd. Bij zijn eerste verschijning werd hij dadelijk met een donderend applaus ont vangen. dat hij slechts kon beantwoorden met de eenvoudige woorden: „Ik heb toch nog niets gedaan?" Later op den avond werd op de onderscheiding nog eens ge zinspeeld door den Weenschen conferen cier Hans Kolisher, doch de werkelijke huldiging geschiedde pas na Davids optre den voor de pauze. De cabaretier Max Peltini bood den ge ridderde namens de maatschappij Zeebad een enorm bloemstuk aan en sprak eenige hartelijke woorden tot zijn collega. De pianist zette daarop het Wilhelmus in, dat door het publiek staande werd meegezongen. Toen deze hulde was verklonken sprak Louis Davids zelf nog eenige woorden: „Hoewel ik niet verlegen van aard ben. gevoel ik mij bij gelegenheden als deze geen held. Ik breng dank in de eerste plaats aan H. M. de Koningin, die mij deze onderscheiding heeft verleend, want ik voel mij daarmee zeer gelukkig. Ik zie hierin niet alleen een persoonlijke waar deering maar ook een officieele erkenning van de kleinkunst, die mij zoo lief en dier baar is. Uit alle deeien van het land heb ik vandaag brieven en telegrammen ge kregen". In het kort releveerde Louis Davids zijn loopbaan van zijn optreden in een klein café'tje af tot in het Kurhaus-cabaret. „Ik zal alles doen." zoo besloot Davids, „om het mijn publiek naar den zin te maken en goede kleinkunst te geven". CUPIDO—MERCURIUS 1—0. Onze stadgenoot, de heer H. de Wilde, heeft een nieuw tooneelstuk geschreven, dat onder bovenstaanden titel is uitgege ven bij het Tooneelfonds .Bredero" te Haarlem. Het is een blijspel, waarin op lichte en luchtige wijze de liefde zelfs ster ker blijkt dan alle handelsgeest. De zeer vlot geschreven dialoog blijft geheel frisch zonder te vermoeien, ook al spreekt boven het lichte genre nu en dan iets van „levenservaring" uit. Wij gelooven dat vooral het dilettanten-tooneel dank baar zal zijn voor de verrijking van zijn repertoire met dit alleszins moderne too- neelwerk. Reeds heeft de Kon. Letterl. Ver „J. J, Cremer" te Haarlem het stuk in studie ge nomen. In November zal in den Stads schouwburg aldaar de première gaan. De schrijver zal zelf de hoofdrol ver vullen en de regie voeren. BUITENLANDSCH GEMENGD, TYPHUSEPIDEMIE IN HONGAARSCHE STAD. In de stad Kiskunhalas (Hongarije) heeft een typhus-epidemie dertig dooden ge- eischt. TREIN ONTSPOORD IN BELGÏE. Een dcod, 15 gewonden. De trein Ostende—Keulen is bij Saven- them in België ontspoord. Een persoon is om het leven gekomen, terwijl vijftien personen verwondingen opliepen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 9