Voorstellen aan den
Leidschen Raad
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 31 Augustus 1937
Derde Blad
No. 23752
Inslantine
78s(e Jaargang
GEMENGD NIEUWS
LAND- EN TUINBOUW
^HjN/T IN UÏTIREN^j
wijziging uitbreidingsplan.
In verband met overweg
Rijnsburgerweg.
Het is b. en W. aangenaam te kun
nen mededeelen, dat het het College
gelukt is het Werkfonds 1934 voor de
oplossing van het vraagstuk van de
verbinding van de ter weerszijden van
de spoorbaan AmsterdamRotterdam
gelegen stadsgedeelten te interesseeren.
Ofschoon uit den aard der zaak thans
nog absoluut niet te zeggen is of en,
zoo ja, wanneer de onderhandelingen
tot een gunstig resultaat zullen leiden,
behoeft het geen betoog, dat het aan
beveling verdient, om de bezwaren te
gen de meest gewenschte en afdoende
oplossing van het vraagstuk, het om
hoog brengen van de spoorbaan, tijdig
weg te nemen.
In verband daarmede zal o.m. moeten
gorden nagegaan, welke gevolgen uit een
ophooging van de spoorbaan voortvloeien
ten aanzien van het uitbreidingsplan, voor-
sooveei betreft het gebied bezuiden het
voormalige Psyohopathenasyl (Pesthuis) en
ten noordwesten van de spoorbaan Amster
dam—Rotterdam.
Niet alleen toch kan, indien tot het om
boog brengen van de spoorbaan mocht
worden besloten, het vanaf, de Lammer
markt in westelijke richting over de Pest-
Juislaan geprojecteerde gedeelte van de
ontworpen oost-west-verbinding niet als
bootdverkeersweg worden gehandhaafd,
tangezien dan ter plaatse van den spoor
wegovergang in de Pesthuislaan drie spoor
banen elk op verschillend niveau zouden
komen te liggen, doch bovendien zal bij
bet omhoogbrengen van de spoorbaan het
uitbreidingsplan voor het vorenbedoeld ge
bied ook uit anderen hoofde niet ongewij-
ligd kunnen blijven.
Ter voorkoming van moeilijkheden is het
dus, ook naar het oordeel van de Commis
sie van Fabricage, gewenscht, dat thans
ieeds het gebied bezuiden het Pesthuis en
ien noord-westen van de spoorbaan Am
sterdam—Rotterdam uit het uitbreidings
plan wordt gelicht, en dat voor dit gebied
een nieuw plan wordt ontworpen, waarbij
met het vorenstaande rekening wordt ge-
bouden.
Bij intrekking van het vorenbedoelde
gedeelte van het uitbreidingsplan is tevens
de aanleiding tot aankoop of onteigening
van eenige gronden, in dat gedeelte gele
gen, vervallen.
COMMISSIE-SAMENSTELLING.
Zooals gebruikelijk, zal de Raad Maandag
is. de diverse commissies opnieuw moe
ten benoemen. Zooals steeds, zullen ook
bu de aftredenden wel weer worden her-
tozen. Alle altredenden worden tenminste
lis No. 1' weer voorgedragen.
COMMISSARISSEN LEIDSCHE
DUINWATER-MIJ.
Bij besluit van 19 Februari 1934 werd
lor den tijd van drie jaren benoemd tot
wnmissaris der gemeente bij de N.V.
teidsche Duinwater-Mij., de heer N. C. F
nn Ginkel. De datum van ingang van deze
benoeming werd bepaald op 20 Febr. 1934,
xedat de termijn den 20sten Februari jü.
tas versbreiken.
Op dien datum liep eveneens al de zit
tingsduur van den heer T. S. Goslinga als
tcmissaris, benoemd door aandeelhouders.
Zooals bekend, bekleedde de heer Goslinga
unvankelijk een comrmissaris-plaats, die
bezet moet worden door een candidaat, aan
te wijzen door en uit het college van B. en
en vervulde de heer Verweij een com
missaris-plaats, waarvoor de candidaat
coor den Raad wordt aangewezen. Toen
laatstgenoemde als wethouder optrad en
beide commissaris-plaatsen vacant kwa
men, werden deze heeren wederom be
noemd, doch de een in de plaats van den
ader. Aangezien de normale zittingsduur
ran den heer Verweij liep tot 20 Februari
1937, en een tusschentijds benoemde af
treedt op het tijdstip, waarop zijn voor
zanger moest aftreden, trad de heer Gos-
derhalve 20 Februari 1937 periodiek
at. Tot leedwezen van B. en W. werd door
(tn onwillekeurig verzuim nog niet in de
raca/tures van Ginkel en Goslinga voor
den.
Wat de vacature van Ginkel aangaat
merken B. en W. nog op, dat deze functio
naris in 1938 den 65-jarigen leeftijd be-
ttikt, zoodat overeenkomstig de geldende
tractijk bij de gemeente, continuatie
fechts tot en met 31 December 1938 behoort
Plaats te hebben.
kasgeldleeningen.
7 Juni j.l. werd besloten, om gedurende
bet derde kwartaal 1937, zoo noodig, kas-
feldleeningen aan te gaan tot een maxi
mum van f. 1.000.000.
Op het oogenblik bedraagt de aan kas
talt opgenomen som f. 300.000; weliswaar
ban dit bedrag op 1 October a.s. worden
afgelost uit de ingevolge Raadsbesluit van
5 Mi 1937 aangegane geldleening van
J- 350.000, doch met het oog op de gedu-
"tde de eerstvolgende maanden te betalen
'wte en aflossing van geldleeningen, de uit
win voor de ondersteuning van werk
lozen en armlastigen, de aan het Rijk te
fiolen annuïteiten van woningtoouwvoor-
ktotten enz. enz. is he zeer wel mogelijk,
"at in het 3e of in het 4e kwartaal 1937
t!<ierom kasgeld moet worden opgenomen.
In verband hiermede ware het maximaal
pfrag, dat de kasschuld zal mogen be-
•bpen, ook voor het vierde kwairbaal 1937
"P f- 1.000.000 vast te stellen.
OPHEFFING JAAGPAD.
Jsn het jaagpad onder de spoorbrug
'ctr den Trekvliet, in den spoorweg Lei-
*0—Woerden, voor een deel bestaande
een op palen aangebracht plankier,
t als jaagpad ten behoeve van. de
scheepvaart nagenoeg geen gebruik meer
gemaakt.
De Nederlandsche Spoorwegen, bij wie be
doeld jaagpad in onderhoud is, hebben B.
en W. verzocht te bevorderen, dat dit jaag
pad aan het openbaar verkeer wordt ont
trokken, opdat zij tot verwijdering daarvan
kunnen overgaan.
De commissie van fabricage heeft tegen 't
verwijderen van het pad geen bedenking.
Ook bij het college bestaat tegen die ver
wijdering geen bezwaar.
Weliswaar wordt het pad, indien de
overweg over de spoorbaan voor het ver
keer gesloten is, gebezigd door wielrijders
en wandelaars, doch, afgezien van de om
standigheid, dat het pad voor dat doel niet
is aangelegd, is het spoorwegverkeer op de
bedoelde lijn niet zóó druk, dat het gewone
verkeer, hetwelk overigens gering is, be
zwaar van die verwijdering zal ondervin
den.
de wethouderspensioenen.
De Raad besloot 12 October 1936 over
eenkomstig het voorstel van B. en W. een
Commissie ad hoc In te stellen, bestaande
uit 5 leden, teneinde van voorlichting te
dienen inzake aan te brengen wijzigingen
in de verordeningen van 24 Augustus 1931
regelende het verleenen van wachtgeld en
pensioen aan de wethouders.
Tot leden van de commissie benoemde de
voorzitter de heeren: Th. B. J. Wilmer, mr.
C Beekenkamp, mr. D. A. van Eek, Jac.
Wilbrink en H. p. H. Würtz, onder aanwij
zing van eerstgenoemde als voorzitter, ter
wijl de heer Würtz, als rapporteur fun
geerde.
De chef der financleele afdeeiing werd
der commissie als haar secretaris toege
voegd.
De wet van 9 Januari 1936, waarbij in de
Gemeentewet nieuwe bepalingen werden
opgenomen betreffende het verleenen van
wachtgeld en pensioen aan gewezen wet
houders was de aanleiding tot de instel
ling van de commissie.
Bevatte de Gemeentewet in art. 101 aan
vankelijk slechts de algemeene bepaling,
dat aan gewezen wethouders en aan hun
weduwen en weezen volgens door den
Raad, onder goedkeuring van Ged. Staten
te stellen regelen, pensioen kon worden
verleend, sedert genoemde wijzigingswet
geeft art. 101 tot in bijzonderheden voor
schriften omtrent het toekennen van
wachtgeld en pensioen. Aangezien de gel
dende verordening met deze nieuwe bepa
lingen niet op alle punten in overeenstem
ming is. dient zij in elk geval met het oog
hierop te worden herzien; art. 10 der wijzi
gingswet schrijft dit dan ook voor.
Uitvoerig wordt geschetst waarin de di
verse geschilpunten bestaan.
De bestaande regeling stelt slechts gedu
rende den tijd van één jaar een wachtgeld
van 60% der wedde in uitzicht, en dan nog
alleen, indien een diensttijd van ten min
ste 2 jaren is volbracht, terwijl de wet een
wachtgeld van ten hoogste 3 jaren toelaat,
ten bedrage van 75% gedurende het eer
ste jaar. 50% gedurende het tweede jaar,
25% gedurende het derde jaar en geen mi
nimum-diensttijd vordert.
De commissie in haar geheel is van mee
ning. dat de geldende regeling behoort te
worden uitgebreid.
Een wachtgeld voor den tijd van één jaar
moet, vooral bij beëindiging van een eenigs
zins langdurig wethouderschap, inderdaad
te kort worden geacht om nieuwe inkomst
bronnen uit een betrekking of beroep we
der volledig te vinden.
Ook bestaat er geen aanleiding om een
bepaalden diensttijd te vorderen, omdat
men in de eerste plaats een bepaalden zit
tingsduur niet zelf in de hand heeft en ook
omdat men dikwijls reeds bij het optreden
als wethouder zich heeft moeten vrijmaken
door het geheel of gedeeltelijk laten varen
van een werkkring en het ook bij een kort
wethouderschap derhalve reeds moeilijk
kan zijn, weer een bestaan in de maat
schappij te verwerven. Bovendien is hier-
bij in het oog te houden, dat wachtgeld
slechts ten hoogste gedurende een tijdvak,
gelijk aan den diensttijd wordt genoten,
zoodat b.v. bij een wethouderschap van een
half jaar ook maar over dat tijdvak wacht
geld wordt genoten.
Een wachtgeldduur van 3 jaren acht de
commissie, gelet op 't genoemde uitgangs
punt. echter niet noodig; naar haar mee
ning kan een maxlmumtijd van 2 jaren
voldoende worden geacht.
De meeningen loopen evenwel uiteen over
de vraag, op welk percentage het wacht
geld moet worden gesteld.
De grootst mogelijke minderheid wenscht
het wachtgeld gedurende het eerste jaar
op 75% en voor het tweede jaar op 50%
der wedde te zien gesteld; zij overwoog
daarbij, dat het wethouderssalaris te dezer
stede op een bescheiden bedrag is bepaald
en de bedoelde wachtgeldbedragen drin
gend noodig kunnen zijn, om in afwach
ting van het vinden van andere inkomsten,
in de levensbehoeften te kunnen voorzien.
De kleinst mogelijke meerderheid is
daarentegen van oordeel, dat kan worden
volstaan met een percentage van 60°/<>voor
het eerste jaar en 40%> voor het tweede
jaar.
Naar haar inzien is de uitbreiding van
het wachtgeld tot ten hoogste 2 jaren
reeds een zoo aanzienlijke verbetering van
den bestaanden toestand, dat de midden
weg in voor belanghebbenden te gunstigen
zin zou worden verlaten, indien nog bo
vendien het percentage voor het eerste
jaar van 60 tot 75% werd verhoogd, en
daarna nog gedurende een jaar een per
centage van 50% werd toegekend. Een ver
wijzing in deze naar de wet acht zij met
doorslaggevend, omdat deze uiteraard bij
het stellen van den maximumnorm, reke
ning had te houden met de verschillende
schakeering van de gemeenten.
Naast de bepaling, die de wet reeds be
vat inzake cumulatie van wachtgeld en
inkomsten uit een ambt of betrekking, ter
hand genomen na de aftreding als wet
houder, acht de commissie een bepaling
noodig. die het gelijktijdig genót beperkt
van wachtgeld er. inkomsten uit een ambt
of betrekking, welke reeds tijdens het wet
houderschap werd bekleed. Het totaal
maximum-inkomen waarbij geen vermin
dering van liet wachtgeld zal plaats heb
ben, is In het ontwerp-artikel gesteld op
f. 4500.
De verordening kent voor elke maand
dienst 1/240 van de wedde toe, en bepaalt
evenals de wet het maximum op de helft
van de wedde, zoodat het maximum in 10
jaren is bereikt. Een wethouder met 4, 8
of 12 dienstjaren ontvangt dus resp. f. 585,
f.1170 en f.1462 (maximum) per jaar.
Naar meening der commissie kan deze
ïegeling worden gehandhaafd, terwijl ook
te dezen aanzien het vereischte van een
minimumdiensttijd kan vervallen.
De geldende regeling van het invalidi
teitspensioen kan niet worden gehand
haafd.
De commissie is eenstemmig van oordeel,
dat weduwen- en weezenpèhsioen dient te
worden ingevoerd. Het is de plicht van de
gemeente om een voorziening te treffen
ten behoeve van het gezin van een wet
houder bij zijn overlijden.
In het belang der gemeenschap heeft hij
wellicht een betrekking of een beroep la
ten varen of althans een gedeelte der in
komsten daaruit prijsgegeven, terwijl het
bedrag van het gezinspensioen eerst na
een langdurig wethouderschap daartegen
over var. eenige beteekenis wordt. Het is
dan ook eisch, dat althans in het geval,
dat de overleden wethouder de functie ja
renlang heeft bekleed, het gezin niet ge
heel onverzorgd achterblijft. Juist ook in
dit opzicht dienen de bezwaren, om het
wethouderschap te aanvaarden, zooveel
mogelijk te worden verminderd, opdat, in
het belang der gemeente, de keuze voor
den Raad zoo min mogelijk beperkt zij.
Uiteraard geldt ook hier, dat de regeling
niet zoo vrijgevig mag zijn, dat het wet
houderschap wegens de materieele voor
deden te aantrekkelijk wordt gemaakt.
In navolging van andere gemeenten zou
het pensioenbedrag aldus kunnen worden
geregeld: het pensioen voor een weduwe
50% van het eigen pensioen; derhalve tot
een maximum van f.731; het pensioen voor
halve weezen 10% van het eigen pensioen
per kind; het pensioen voor volle weezen
20% van het eigen pensioen, per kind; een
en ander met dien verstande, dat het we
duwe- en weezenpensioen of het totale
pensioen van weezen tezamen niet meer
bedraagt dan f. 1462, terwijl het weezen
pensioen uiteraard alleen minderjarigen
geldt.
Hieronder eenige voorbeelden.
Een weduwe van een wethouder of van
een gewezen wethouder met 4. 8 of 12
dienstjaren ontvangt resp. f. 292, f. 585 en
f. 731 en bovendien per kind resp. f. 59,
f.117 en f.147 (maximum). Volle weezen
ontvangen het dubbele van de halve wee
zen.
De commissie acht het gewenscht, hoe
wel de wet zulks niet eischt, ook ten aan
zien van het weduwe- en weezenpensioen
een cumulatiebepaling op te nemen. Deze
begrenzing ware zoodanig te stellen, dat,
zoo hét totaal der pensioenen voor een
weduwe meer dan f. 1400 of het totaal van
de pensioenen voor weduwe èn weezen
meer dan f. 2400 zou bedragen, het pen
sioen der verordening alsdan wordt ver
minderd met een zoodanig gedeelte van
f. 1400 resp. f. 2400, als evenredig is aan de
verhouding, waarin dat pensioen zou staan
tot het totaal der pensioenen.
Voorts is de commj$sie van oordeel, dat
ook de kinderen van een vrouwelijk wet
houder voor pensioen in aanmerking moe
ten kunnen komen, doch alleen indien
beide ouders zijn overleden.
De kleinst mogelijke minderheid zou de
zen kinderen reeds pensioen willen zien
toegekend, indien de vader nog leeft, om
dat het kan voorkomen, dat deze niet in
staat is voor het gezin voldoende te zorgen
en omdat er geen aanleiding is in deze an
ders te handelen, dan wanneer het een
mannelijke wethouder betrof. De meerder
heid is echter tegen deze uitbreiding, om
dat h.i. op den man de plicht rust voor het
gezin te zorgen.
BENOEMING.
B. en W. stellen voor, mej. dr. A. Dijk-
sterhuis te benoemen tot tijdelijk leerares
in het Duitsoh aan de H.B.S. met vijfjarigen
cursus.
Hoofdpijn en juist nu!
Hoe moeilijk is het soms zich goed
te houden en niemand iets te laten
merken. Het lukt nauwelijks.
Instantine echter zal de pijn onmid
dellijk doen verdwijnen!
Onthoudt daarom
stilt en voorkomt pijnen!
6649
(Ingez. Med.)
landbouwschuur afgebrand.
PHYTOLACCA AMERICANA.
Naar aanleiding van een in ons Blad van
Zaterdag beantwoorde vraag over de Phy
tolacca Americana schrijft de heer J.
Mater ons:
Tot verleden jaar was men algemeen de
meening toegedaan dat de bessen van de
Phytolacca Americana niet decandra
die behoort tot de familie Phytolaccaceae,
giftig waren, niettegenstaande het sap
daarvan gebruikt werd voor wijnkleursel.
Het vorige jaar bleek mij dat de vrucht-
trossen „het is een samengestelde bes
vrucht" bij betrekkelijk groote hoeveel
heden op de tuinbouw- en groentenveilin-
gen werden aangeboden en bij informatie
werd mij medegedeeld dat zij tot jam be
reid werden of wel met brandewijn inge
maakt.
Ik heb er mij toen aan gewaagd eenige
bessen te proeven. De smaak is waterig,
flauw en erg zoet. Daar mij dat geen na-
deelige gevolgen berokkend heeft, neem ik
aan dat ze eetbaar zijn. tenminste langs
geconfijten of met alcohol bereiden weg.
Ook dit jaar werden ze bij grooten getale
op de veiling aangevoerd, wel een bewijs
dat door het gebruik der bessen in het
vorig jaar, door niemand schadelijke ge
volgen wérden ondervonden.
Ik heb op het oogenblik een vijftal soor
ten in cultuur. De bessen van P. Americana,
zijn purper en laten een weinig ruimte
tusschen iedere bes. die van P. isocandra
en P. claviculata zijn dof purper en zitten
dicht opeengedrongen aan den vruchttros.
P. dioica is een kuip- of potplant en
wordt in de natuur een kleine boom, ze is
niet winterhard. De drie eerstgenoemde
zijn volmaakt winterhard en verlangen
niet de minste bedekking.
Dat de P. americana geen bijzondere
eischen stelt blijkt wel daaruit, dat zich
tegen mijn kantoor een zaadje ontwikkeld
heeft tusschen de straatsteenen en zich in
twee jaar tijd heeft ontwikkeld tot een
plant van meer dan twee meter breedte.
P S. Alle Phytolacca soorten ziin
buitengewone sierplanten voor den tuin.
De vruchten worden ook veel verwerkt in
bloem- en vruchtenmanden.
Van andere zijden vernamen wij nog dat
de Hollandsohe naam Japansche ,wljh-
besis. i.
Vuurzee te Rotterdam.
Gistermiddag brak omstreeks kwart
over vier brand uit in een groote landbouw-
schuur, staande op het erf van den land
bouwer G. in 't Hout aan de Gouwstraat 24,
te Rotterdam. De woning van In 't Hout
staat met den zijkant naar den weg ge
keerd. De schuur, die ongeveer 30 x 10
meter groot is, staat in het verlengde van
het woonhuis. Voor het huis en langs de
schuur loopt 'n ongeveer vier meter breed
pad. achter langs loopt een pad, dat onge
veer twee meter breed is.
De brand brak uit op het oogenblik, dat
de landbouwer in de schuur was. Het vuur
greep zoo snel om zich heen, dat in 't Hout
niet precies kon zeggen, hoe en waar het
was begonnen te branden. In de schuur lag
een groote partij pakken stroo opgeslagen.
Voorts bevonden er zich landbouwwerktui
gen en een vrachtauto.
Al spoedig sloegen de vlammen hoog
boven het dak van de groote schuur uit.
Aangezien er groot gevaar bestond, dat
het vuur zou overslaan naar panden, welke
aan de andere zijde van beide paden liggen,
brachten de bewoners van die huizen hun
boedel in allerijl in veiligheid. De brand
weer pakte het vuur dadelijk krarhtig aan
met in totaal zeven stralen waarvan er
twee van een autospuit waren. De schuur
ging vrijwel geheel in vlammen op. Pand
22 kreeg eenige brandschade aan het dak.
Nadat het vuur was gebluscht, hebben
manschappen van de afd. brandbluschmid-
delen een gevel omvergetrokken, die een
gevaar voor instorten opleverde.
DE OVERVAL OP HET FRANSCHE
SEMINARIUM TE PEIPING.
Twee Nederlanders onder de ontvoerde
geestelijken.
Onder de geestelijken, die bij den overval
op het Fransche klooster der broeders-
maristen te Peiping zijn ontvoerd, bevin
den zich o.m. twee Nederlandsche paters.
De bandieten hebben twee geestelijken
naar het hoofdkwartier der maristen gezon
den om over den losprijs te onderhandelen.
De Jaoansche autoriteiten deeien mede. dat
zij een afdeeiing troepen naar de plaats
van den overval hebben gezonden.
ROEIBOOTJE OVERVAREN.
Gistermiddag is op het Noordzeekanaal
ter hoogte van de Superfosfaaitfabriek, een
roeibootje, waarin twee mannen uit de
Spaarndammerbuurt te Amsterdam zich
aan hun liefhebberij van het visschen wijd
den, door een Urker-botter overvaren. De
mannen, die met hun boot dicht bri de
vaargeul lagen, bemerkten te laat. verdiept
als zij waren in het visschen, dat de botter
recht od hen aan stevende. Aan boord van
den botter scheen men niets te merken, ook
niet. nadat de roeiboot was overvaren en
de beide mannen in het water spartelden.
Met onverminderde snelheid voer de botter
verder.
De visschers konden zich met groote
moeite op hun omgeslagen boot in veilig
heid stellen. Zoo werden zij opgemerkt door
den veerman van de pont Tuindorp Oost-
zaanSpaarndammerbuurt. Hij bracht de
mannen, die vrijwel ongedeerd waren, doch
alleen eenige kleedingstukken hadden ver
loren. naar den wal.
Het nummer van den Urker botter
bekend.
ADÈLE SANDROCK t
ERNSTIGE BALDADIGHEID.
Een geval van zeer ernstige baldadigheid
heeft zich Zaterdagmiddag voorgedaan te
Utrecht. In de Burgemeester Reigerstraat
wandelde een 70-jarlge man. dien twee jon
gens als het mikpunt van hun plagerijen
uitkozen. Zij vielen hem op verschillende
wijzen lastig en gingen zelfs zoo ver, dat zij
hem den hoed van het hoofd sloegen. De
man wond zich hierover natuurlijk zeer op
en liep de jongens achterna om hen te pak
ken, doch daarin slaagde hij niet. Vervol
gens begaf hij zich naar het politieposthuis
Gerard Doustraat, ten einde zijn beklag te
doen. Toen hij daar zijn verhaal gedaan
had, zakte hij in elkaar. Spoedig daarna is
hij overleden.
Gisteren zijn de beide jongens aange
houden. Zij hebben een ernstige berisping
gekregen. Misschien volgt nog proces-ver
baal.
GESTIKT.
Het driejarig zoontje van den heer T. te
Schinveld (L.) kreeg aan den maaltijd een
stukje aardappel in de luchtpijp.
Op weg naar den geneesheer overleed de
kleine door verstikking.
DOODELIJK MIJN-ONGELUK.
Op de domania'e mijn te Kerkrade heeft
eisteren een ernstig ongeluk plaa's gehad.
Op de ondergrondsche werken werd de
mijnwerker S. uit Kerkrade onder plotseling
afvallend gesteente bedolven. Hij werd dood
opgenomen Zijn mede arbeider A. kon be
vrijd worden en bleek ongedeerd te zijn
Het slachtoffer S. is 45 jaar. gehuwd en
vader van drie kinderen.
JONGETJE OVERRIDEN EN GEDOOD.
Gistermiddag omstreeks 12 uur is het
vijfjarig zoontje van den heer Jansen te
Oostrum (gem. Venray) onder een vracht-
faJuto geraakt. Het kind' was op slag dood.
Groot verlies voor tooneel en film.
In haar woning in Charlottenburg
is de bekende tooneelspeelster Adèle
Sandrock, die reeds geruimen tijd
ernstig ziek was. gisteravond op
74-jarigen leeftijd overleden.
Met grooten weemoed zal het bericht
van het heengaan dezer groote artiste, die
van Hollandsche afkomst was. door talloo-
zen vernomen worden.
Adèle Sandrock is geboren op 19 Septem
ber 1864 te Rotterdam, als dochter van een
koopman en de Nederlandsche tooneel
speelster Sandrock.
Na haar debuut op 16-jarigen leeftijd in
het Urania-theater te Berlijn (als Selina
in ..Moeder en Zoon") behaalde zij eerst
in 1889 het groote succes, dat haar op slag
beroemd maakte. Dat was in Weenen, waar
zij in het tooneelstuk ..Fall Clemenceau"
de rol van Iza vertolkte, In het Weensche
Burg-theater ontwikkelde zij zich tot een
groote tragedienne, wier kunst algemeene
bewondering afdwong. In 1908 trok zij
zich van het tooneel terug.
Eerst in 1922 wist de Beriijnsche tooneel-
directeur Klein haar weer terug te win
nen en merkwaardigerwijze speelde zij
van toen af meestal komische rollen waar
mee Adèle Sandrock eveneens stormach
tige successen oogstte.
Sedert de geluidsfilm haar intrede deed,
is zij voornamelijk als „komische Alte" in
talrijke films opgetreden. Haar vertolkin
gen muntten echter steeds uit door het
hooge niveau, nimmer liet zij zich verlei
den tot eenigerlei grofheid, waartoe het
humoristische genre zoo licht aanleiding
kan geven.
Een film met Adèle Sandrock liet steeds
sterke indrukken achter; haar dominee-
rende en karakteristieke persoonlijkheid
deed iedere rol, hoe klein ook. uitgroeien
tot iets bijzonders, dat door niemand te
vervangen zal zijn. De herinnering aan de
immer waardige en beschaafde Adèle
Sandrock zal dan ook krachtig blijven
voortleven. De Duitsche filmkunst verliest
in haar een der grootste figuren.
Overeenkomstig haar wenseh zal het
stoffelijk overschot dezer geliefde kunste
nares in het familiegraf te Weenen Worden
bijgezet.
HULDIGING VAN RIDDER DAVIDS.
Gisteravond is Louis Davids te 's-Gra-
venhage bij het laatste optreden van het
Kurhaus Cabaret ter gelegenheid van zijn
Koninklijke ondei-scheiding gehuldigd.
Bij zijn eerste verschijning werd hij
dadelijk met een donderend applaus ont
vangen. dat hij slechts kon beantwoorden
met de eenvoudige woorden: „Ik heb toch
nog niets gedaan?" Later op den avond
werd op de onderscheiding nog eens ge
zinspeeld door den Weenschen conferen
cier Hans Kolisher, doch de werkelijke
huldiging geschiedde pas na Davids optre
den voor de pauze.
De cabaretier Max Peltini bood den ge
ridderde namens de maatschappij Zeebad
een enorm bloemstuk aan en sprak eenige
hartelijke woorden tot zijn collega.
De pianist zette daarop het Wilhelmus
in, dat door het publiek staande werd
meegezongen.
Toen deze hulde was verklonken sprak
Louis Davids zelf nog eenige woorden:
„Hoewel ik niet verlegen van aard ben.
gevoel ik mij bij gelegenheden als deze
geen held. Ik breng dank in de eerste
plaats aan H. M. de Koningin, die mij deze
onderscheiding heeft verleend, want ik
voel mij daarmee zeer gelukkig. Ik zie
hierin niet alleen een persoonlijke waar
deering maar ook een officieele erkenning
van de kleinkunst, die mij zoo lief en dier
baar is. Uit alle deeien van het land heb
ik vandaag brieven en telegrammen ge
kregen".
In het kort releveerde Louis Davids zijn
loopbaan van zijn optreden in een klein
café'tje af tot in het Kurhaus-cabaret. „Ik
zal alles doen." zoo besloot Davids, „om
het mijn publiek naar den zin te maken
en goede kleinkunst te geven".
CUPIDO—MERCURIUS 1—0.
Onze stadgenoot, de heer H. de Wilde,
heeft een nieuw tooneelstuk geschreven,
dat onder bovenstaanden titel is uitgege
ven bij het Tooneelfonds .Bredero" te
Haarlem. Het is een blijspel, waarin op
lichte en luchtige wijze de liefde zelfs ster
ker blijkt dan alle handelsgeest.
De zeer vlot geschreven dialoog blijft
geheel frisch zonder te vermoeien, ook al
spreekt boven het lichte genre nu en dan
iets van „levenservaring" uit. Wij gelooven
dat vooral het dilettanten-tooneel dank
baar zal zijn voor de verrijking van zijn
repertoire met dit alleszins moderne too-
neelwerk.
Reeds heeft de Kon. Letterl. Ver „J. J,
Cremer" te Haarlem het stuk in studie ge
nomen. In November zal in den Stads
schouwburg aldaar de première gaan.
De schrijver zal zelf de hoofdrol ver
vullen en de regie voeren.
BUITENLANDSCH GEMENGD,
TYPHUSEPIDEMIE IN HONGAARSCHE
STAD.
In de stad Kiskunhalas (Hongarije) heeft
een typhus-epidemie dertig dooden ge-
eischt.
TREIN ONTSPOORD IN BELGÏE.
Een dcod, 15 gewonden.
De trein Ostende—Keulen is bij Saven-
them in België ontspoord.
Een persoon is om het leven gekomen,
terwijl vijftien personen verwondingen
opliepen.