Groote kampongbrand - Proefrit rijdend pontveer - Persen van stroo ffcfe Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON Kameraad Moeder TE TAN AH 15LNGGI, (Batavia), heeft oen zware kampoögbraxad gegoed, waardoor meer dan 1000 personen dak loos werden. Wat er nog restte na den brand. 9 KS2 JEP VAN DE VIJVER de wereldkampioen in den sprint HET RIJDENDE PONTVEER over het Merwedekanaal bij Zeeburg, heeft zijn gefotografeerd aan het station te den Bosch op doorreis eersten proefrit" gemaakt. Het pontveer wordt voortbewogen over naar Roosendaal. een rails van 113 meter lengte. HET JAPANSCH-CHINEESCHÉ CONFLICT. Kolonel Renjo Mutaguchi, de Japansche commandant der troepen in het gebied hjj Peking, bij het leiden van een aanval tegen een Chineesche stelling. IN DRENTE wordt het op hoopen staande stroo mot groote machines tot pakken geperst, voor de strooe a ntonf ab riek en Een persmachine te Rolde. DOOR DE ITALIANEN GEBOUWD INBOORLINGEN-KWARTIER BIJ ADDIS-ABEBA. De huisjes zijn gebouwd in den stijl, zooals die door de Abessyniërs toegepast wordt. Rampn wn 0HR1OTHL HROBHLDHLHAES 10) - Aoh, jö, op isjdke dingen, daar krijg je 'ingzamertoanp. ïfiSfc op. „Goorg keek zMn njeuwep kennis van t,er- ajde aan; aa'n Pasting Weef hem *®eds onbegrtjpeljjk en onsympathiek. Güntfher'llet hem geen tijd om na te «aken. «TiWe milten -too daden moeten overgaan, I rootje. Ais je'Jfler voortdurend tegen dien «Wn büjft ptaikjcen. zul je weinig gewaar «orden. Strake gaat Ijet ops nog net als I «disMllla én-r#den ze ons voer den neus ï6?- Daar zullen we tooh een stokje voor steken! pakte George, die zich aanvankelijk -os wajf daartegen verzette, dooh al spoe- J|8 mechanisch toegaf, bij den arm en S* hem mee. Ver voor hen uit liepen nebruok en Rpmama Parhoff. Jft begon allengs harder te regenen; de "lagen, welke tot dusver van voorbij reden aard waren geweest, rijden zich Sj&jn tot een aanhoudende bui, welke Jack en zijn metgezellin hun schreden vjd verhaasten. Weldra waren zij aan •j einde van de laan, welke op een druk r® uitkwam. Daar stond een aantal «U's. Günther Pasting trok Georg steeds mpt zicfc vaart ffij wag boaelen van den hartstocht het paar daar voor hen niet uit het oog te verliezen; wellicht on bewust greep hij deze mogelijkheid aan om zich te wreken voor het hem destijds door anderen aangedane onrecht. Vooruit! siste hij. Wil je het nu ineens opgeven? Je bent toch niet bang? Nee. maarEr scheen eerst iets in Georg te moetpn springen voor hij zich innerlijk geheel vrij kon maken. Günther stond reeds naast een der taxi's en onderhandelde met den chauffeur, die verveeld achter het stuur zat. Georg zag een man met een eenlgszins verwaarloosd uiterlijk, wien een oude uniformpet scheef op'een gedeeltelijk platgeslagen oor hing. Eh tegen dezen man zei Pasting: Rijd dien auto daar achterna! Ja, die wagen daar, die daar juist vertrekt. Man, schiet tooh op! Georg voelde zich in een hoek van de muf ruikende en slecht bekleede taxi ge duwd. maar nóg zag hij den Wik van den chauffeur, die zijn beide passagiers brutaal en grinnikend opnam. Misschien is het nijt goed wat we doen, zei Georg zacht. Hij 'had het gevoel, dat hij moest uitstappen, nu, onmiddellijk. Maar daar werd de motor reeds aangezet en een oogenblik later rammelde de oude wagen over het plaveisel, den andere na. Klets! zei Fasting. Hij keek zoo star voor zich uit, alsof hij door de auto, welke voor hen reed, kon heen zien. Doe je dan iets, wat niet mag? Je hebt als zoon des huizes toch zeker het recht je te vergewissen, wat je vader doet. Het gaat jou toch ook aan Eigenlijk niet. Als ik bedenk, wat mijn vader allemaal voor ons doet. Wanneer ie er zulte onderwetsche ideeën op nahoudt, moet je je ook maar liever niet opwinden over hetgeen er nu gebeurt. Ze zwegen een oogenblik en van deze gedegenheid maakte de chauffeur, die zich half naar hen ontkeerde, gebruik voor een zakelijke informatie: Hebben jullie wel genoeg geld om dat ritje te betalen? Het schijnt, dat we een flink eind weggaan. Waarschijnlijk rich ting Karstenburg, Georg schrok op. Hij had slechts vijf mark op zak. Geen oogenblik had hij er over nagedacht, dat het rijden met een taxi soms veel kan kosten. Laat maar, stelde Günther hem ge rust, dgt maak ik wel in orde. Heb jij dan zooveel geld bij je? Ja, na/tuurlijk. Tenslotte moet ik me toch met iets schadeloos stellen, nu het thuis niet meer uit te houden is. De chauffeur stelde zich schijnbaar te vreden met deze mededeeling en opnieuw gas gevend, liet hij de oude rammelkast in vlot tempo langs den weg daveren. Hé, riep Günther, plotseling naar vo ren buigend, niet zoo hard! We rijden hier toch maar met z'n tweeën, dat loopt in de gaten. De chauffeur keerde zich weer met zijn platgeslagen oor naar zijn passagiers. Georg zag, hoe zijn groote mond zich tot een grijns vertrok. Jij bent een verdraaid bij de hand ventje, zei hij goedkeurend, dat is lang niet stom bekeken. Tegen zijn wil begon Georg zijn school makker te bewonderen. De auto reed nu veel langzamer. Gün ther had gezegd, dat het voldoende was üls 41 dsn wagen voor hep o» eejj fijnte» afstand in het oog hielden. Ze mochten daar geen argwaan krijgen. Intusschen nam de regen nog steeds in hevigheid toe. In stralen liep het water langs de voorruit en Günther moest half voorover leunen om door het kleine plekje, dat de ruitenwisscher gestadig schoon veeg de zijn prooi niet uit het oog te verliezen. Toen Georg de spanning van al het onop geloste en onuitgesprokene niet langer verdroeg, zei hij Hoe kom jij toch altijd aan zooveel geld, Günther? Ik? OHij scheen er behagen in te scheppen de waarheid te zeggen. Wederom kwam er een wraakgierige trek op zijn ge laat. Ik ontlast Laura. Jestiefmoeder? Geeft die je zoo veel geld? Gewen? Man, wat ben je toch nog een schaap. Geven! Moet je net bij Laura wezen. Als die maar alles in kleeren en Sieraden kan omzetten om zich zelf mee te behangen Ja, maar Ik heb een pracht van een sleutel, die precies past op haar schitterend schrijf bureautje, een geschenk van mijn eeuwig verliefden papa. Maar Günther, dat is tooh Diefstal! Ik begrijp best, dat je hot zoo wilt noemen! Günther staarde een oogenblik onverschillig voor zich uit; daarna keerde hij zich met een ruk tot zijn metgezel. Maar diefstal is het niet. Ik neem slechts, wat zij van me steelt. Ja zeker, steelt! Georg vermocht hierop niets te antwoor den. Nog nooit hadden de diepste roerse len van de menschelijke ziel zich voor tel» goppeu.ba.ajii, maar 4Ju geaaad ver stand bracht hem op dit oogenblik toch wel tot het, bijna rijpe besef hoe diep Günther door de huiselijke gebeurtenissen getroffen moest zijn en hoe anvreedzaam. nij moest leven. En dat zou nu ook hem, Alf en Milla te wachten staan? Hij hui verde. Zijn tanden sloegen op elkaar. De wagen, welke tot dusver in een ge lijkmatig tempo was voortgerammeld, stopte nu eensklaps met zoo'n ruk, dat de beide jeugdige passagiers bijna met hun hoofd tegen de kap vlogen. De chauffeur vloekte. Verdraaid, die ouwe kast daar voor ons schijnt panne te hebben. Georg werd zoo bleek als een doode. Hij staarde Günther aan, radeloos, maar deze verloor geen oogenblik zijn tegenwoordig heid van geest. Dat is niks! Dacht je, dat we nu ver loren waren? Man, we beginnen pas! Chauffeur, luister eens even! Zoodra we uitgestapt zijn, rijd jij er met je wagen heen en bied je hulp aan. Als iemand Je wat vraagt, zeg je maar, dat je op „Kar stenburg" bent ontboden en wanneer het niet anders gaat, breng je dat vrachtje maar verder. Wij wachten hier tot je te rugkomt en dan breng je ons naar het zelfde adres waar je hen hebt afgeleverd. Gesnapt? De chauffeur had grinnikend naar deze uiteenzetting geluisterd. Je bent toch een zeldzaam bijdehand ventje, broer, zei hij, niet zonder waar deering, werkelijk best uitgeslapen, maar als ik terugkom, konden jullie wel eens verdwenen zijn en wie betaalt dan mijn rit? iNaönm yarteodoaL JSVOPAtyorvolgdl.,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 5