Pierenvriendschap in de
wildernis
Van drie wonderlijke
vrouwtjes
32714 woorden op een
briefkaart
De oude olifant beschermde den hond
en deze wees hem den weg.
Op hun tochten liep de hond voorop
en wees zrjn vriend den weg.
Een merkwaardig staaltje van vriend
schap tusschen een hond en eén olifant
werd onlangs door Engelsche oerwoudja
gers, die een tocht door Oost-Afrïka had
den gemaakt, verteld.
In de buurt van Naibori woonde op een
groote boerderij een Engelsehmandie een
prachtigen Duitschen herdershond bezat.
Mate, zoo heette de hond, was^zorgvuldig
voor de jacht afgericht en had om zijn
uitstekende eigenschappen al menigen prijs
op tentoonstellingen gewonnen.
Hij was gehoorzaam, zeer waakzaam en
leergierig: kortom een juweeltje van het
hondenras.
Hij had echter één fout: hij was een al
te hartstochtelijk jager. Meermalen als hij
met zijn meester op de jacht was, liep hij
weg en ging voor zichzelf aan 't jagen.
Natuurlijk werd hij hiervoor gestraft en
eens op een dag, toen hij weer een ferm
pak slaag had gehad, wist hij in een on
bewaakt oogenblik de boerderij te verlaten
en spoorloos in het oerwoud te ver
dwijnen.
Zijn meester stuurde al zijn arbeiders er
op urt om den hond te zoeken, maar tever
geefs; Mate scheen niet van plan te zijn,
naar huis terug te keeren.
Een vriend van den farmer, een bekend
eer woudjager, hoorde eindelijk van de ge
heimzinnige verdwijning en mi schoot het
hem te binnen, dat hij.inlanders had hoo
ien vertellen van een reusachtig grooten
mannetjes-olifant, die tezamen met een
jachthond door het woud zwierf en des
nachts geweldige verwoestingen in hun
velden aanrichtte. De inboorlingen hielden
die twee voor afgezanten van den duivel
en het praatje ging, dat ieder, die ze aan
raakte of zelfs maar m de nabijheid kwam,
het met den dood moest bekoopen. De oer
woud jager besloot dadelijk een expeditie
uit te rusten om den hond zoo mogelijk
terug te halen en nadat het hem met de
grootste moeite gelukt was, enkele doods
bange negers te bewegen met hem mee te
gaan. kwam hij op een goeden dag wer
kelijk het zonderlinge vriendenpaar tegen.
Het bleek, dat de herdershond inderdaad
Mate was. Zijn dikhuidige kameraad was
blijkbaar een gewezen troepaanvoerder, die
in den strijd met een jonger mannetje het
onderspit had gedolven en nu alleen rond
zwierf.
Hoe de vriendschap tusschen de beide
dieren gesloten was, kon niet worden na
gegaan. Men zag echter wel, dat deze zeer
innig was en dat ze elkaar uitstekende
diensten bewezen. De hond was in de wil
dernis voortdurend in gevaar, door leeuwen
cf luipaarden te worden overvallen en had
dus een flinken beschermer als de olifant
hard noodig. De olifant daarentegen was
al tamelijk oud en had zijn speurvermo-
gen gedeeltelijk verloren. Op hun tochten
liep de hond voorop en wees zijn vriend
den weg. Na een lange, afmattende ver
volging kwam de expeditie in de onmid
dellijke nabijheid van den olifant. Men was
niet van plan hem dood te schieten, maar
wilde alleen probeeren den hond te van
gen.
Maar toen Mate door luid gejank zijn
vriend voor het gevaar waarschuwde, kwam
deze met opgeblazen slurf en luid trompet
terend op de jagers af. Voor ze erop be
dacht waren, had het woedende dier al
twee negers neergetrapt en ernstig ge
wond. Er zat toen niets anders op dan
hem dood te schieten, wat ook gebeurde.
Na heel veel moeite kon tenslotte de
hond worden gevangen; hij was echter
door het wekenlange leven in de rimboe
totaal verwilderd en moest eerst door zijn
baas in een kooi worden opgesloten. Later
werd het weer een voortreffelijk huisdier.
Of hij nog wel eens aan zijn grooten vriend
heeft teruggedacht?
Hoe ze de prinses hielpen bij
haar zware taak.
Een oud sprookje uit Zweden.
Er was eens een jonge prüms, die een
snoezig prinsesje had liefgekregen en met
alle geweld met haar wilde trouwen. Maar
dit zou zoo gemakkelijk wiet gaan! Want
zijn Moeder, de oude koningin, zei tegen
hem: „Kan je prinses flink werken?"
„Dat weet ik wiet".
„Kan as spinnen, weven en naaien?"
„O neen, maar 2» kan beeldig dansen «n
ze heeft een stemmetje als een nachte
gaal!"
„Dan wordt ze je vrouw niet. En daar
mee uit", zei de koningin.
Maar de prins gaf den moed zoo gauw
niet op. Hij zeurde wet zoolang, tot zijn
Moeder er eindelijk in toestemde, de prin
ses eens op de proef te stellen. Zoo gezegd,
zoo gedaan. Het lieve meisje dat nog nooit
een spinnewiel had aangeraakt, werd in
een kamer gelaten, waar 'n groot spinne
wiel stond en een pond vlas.
„Dit vlas moet vóór het aanbreken van
den morgen gesponnen zijn", zei de konin
gin kortaf, draaide den sleutel om en wan
delde weg.
De arme kleine prinses ging op een stoel
zitten en begon te huilen. „Hoe moet ik
dat ooit klaar krijgen?" snikte ze. En juist
toen ze dit gezegd had, hoorde ze een
zacht klopje tegen het venster en kijk
een heel wonderlijk vrouwtje stapte over
de vensterbank naar binnen. Haar voeten
waren vreeselijk groot, maar de rest van.
haar lichaam klein en smal
„Lief meisje, waarom huil je zoo?" vroeg
het vrouwtje.
„Ik moet al dit vlas tot draden spinnen
en ik heb nog nooit een spinnewiel aan
geraakt".
„Stil maar, ik zal het wel voor je doen",
zei het vrouwtje. .Maar dan moet je be
loven, dat je mij op de bruiloft zult vragen,
als je met den prins trouwt. Beloof je me
d!at?"
„Ja, ja. dat is goedt""
En het vrouwtje ging achter het spinne
wiel zitten, spon vlug en netjes al het vlas
tot draden en sprong toen het raam uit.
Je kunt begrijpen, hoe verbaasd de ko
ningin was, toen ze 's morgens binnen
kwam en zag. hoe keurig de prinses haar
taak had volbracht. Maar ze liet het niet
merken. Ze zed alleen: .Hu, dan krijg je
je tweede taak. Van deze draden moet
vanavond een stuk stof worden geweven;
vóór den morgenstond moet het klaar zijn.
En is dit niet het geval, reken er dan maar
op, dat je nooit met mijn zoon zult
trouwen t"
De prinses zuchtte eens en toen de ko
ningin verdween en liet avond geworden
was barstte ze weer. net als den vorigen
avond, in snikken uit. Maar ook nu weer
klonk er een zacht klopje tegen het ven
ster en kijk.een heel wonderlijk vrouw
tje stapte over de vensterbank naar bin
nen. Ze was klein en mager maar had
twse reusachtig groote en dikke duimen.
,Xief meisje, waarom huil je zoo?" vroeg
het vrouwtje.
„Ik moet van deze draden een stuk stof
weven en ik heb nog nooit een weefgetouw
aangeraakt".
„Stil maar, ik zal het wel voor je doen",
zei 't vrouwtje. „Maar op één voorwaarde,
dat je mij op je bruiloft vraagt"
„Goed, dat zal ik doen", zei de prinses.
En toen de morgen aanbrak, lag de stof,
sneeuwwit en keurig netjes, gereed en was
het vrouwtje door het raam verdwenen.
Je begrijpt, dat de koningin wéér ver
baasd was en boos was ze ook. Maar ze zei
alleen maar: ,,Go?d, dan krijg je nu je
derde taak. Van dit goed moet een hemd
voor mijn zoon worden gemaakt. Denk er
aan. dat 't voor den morgenstond klaar is.
&MM1 VAN LAEFC
„Lief meisje, waarom huil je zoo?"
vroeg het wonderlijke vrouwtje.
En dien avond, toen het prinsesje juist
was beginnen te huilen, hoorde ze je
begrijpt het al! weer een zacht klopje
tegen het venster en kijkeen heel
wonderlijk vrouwtje stapte naar binnen.
Ze was klein en mager, maar haar oogen
waren zoo groot als theeschoteltjes.
„Ik zal het hemd voor je naaien", zed het
vrouwtje, mits je mij op de bruiloft vraagt*
en ze begon dadelijk.
Toen nu de koningin zag, dat ook de
derde taak klaar was, kon zie haar toestem
ming tot het huwelijk niet langer weigeren
en met groote pracht en praal werd de
bruiloft gevierd.
Midden onder het feest kwamen ook de
drie wonderlijke: vrouwtjes binnen, die de
prinses had uïtgenoodigd.
„Wel, wel" zei de koning, „wat zijn dat
voor vreemde gasten?"
„Ik ben moedertje Grootvoet", zei het
eerste vrouwtje: Mijn voeten zijn zoo
vreeselijk groot geworden door het trappen
van het spinnewiel".
„En ik", zei het tweede vrouwtje, „beu
moedertje Grootduim. Mijn duimen zijn
zoo akelig groot geworden door het
werk aan het weefgetouw".
„En ik" zei het derde vrouwtje, „ben
moedertje Grootoog. Ik heb zulke bespot
telijk groote oogen gekregen door het
staren op mijn naaiwerk".
De koning schrok er van.
„Dat is vreeselijk", zei hij. „Denk er aan,
vrouw, dat onze liiave schoondochter nooit
meer een spinnewiel of een weefgetouw of
een naald en draad mag aanraken!"
En dus mocht de prinses voortaan pre
cies doen wat ze wilde. Ziji zette haar
studie voort en werd de beste danseres en
zangeres van het koninkrijk.
Een jonge Oostenrijksohe boer, Franz
Wielach genaamd, heeft een wonderwerk
in miniatuurschrift volbracht. Hij heeft
nd. in z'n vrije winteravonden het heele
oude testament, welgeteld 32.714 woorden,
op een gewone briefkaart geschreven! Als
men deze kaart oppervlakkig bekijkt, lijkt
het geschrevene één grijze massa.. Kijkt
men echter beter of neemt men er een
vergrootglas bij, dan blijkt dit grijs te be
staan uit een oneindig aantal fijne lijntjes.
Met een nog sterkere loupe gaat men dan
de woorden onderscheiden.
Franz Wielach heeft dit reuzenwerk
dat overigens meer dwaas dan nuttig is!
uit eerzucht volbracht. Hij had eens gele
zen, dat een Spanjaard 4760 woorden op 'n
briefkaart schreef en een Duitscher het
zelfs tot 5413 had gebracht. Toen hij nu
ook nog las. dat een Belg dit aantal nog
vergroot had tot 17.000, was zijn besluit ge
nomen. Hij deed er bijna den heelen win
ter over, maar eindelijk was de „minia-
tuurbijbel" klaar l