Dr. J. J. Smith wordt heden 70 jaar 78 ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 29 Juni 1937 Derde Biad No. 23698 De Politie-Schietvereeniging „Wilhelmina" te Sassenheim Een orchideeënkweeker van wereldreputatie GEMEENTEZAKEN Viert morgen haar zilveren jubileum LUCHTVAART SPREEKCEL Prof. dr. H. J. Lam schrijft ons: Onze. als lk het zoo zeggen mag, natio nale orchldoloog bij uitnemendheid, dr. J. J. Smith, bereikt heden 29 Juni. den leef tijd van 70 Jaren. Dr. J. J. Smith. Ik grijp deze gelegenhéid gaarne aan iets mede te deelen over dezen autodidacr tischen orchideeënkenner van wereldrepu- tatle. die door zijn groote bescheidenheid minder aan het groote publiek bekend is dan met zijn verdiensten overeenkomt. Een kleine kring van vrienden en bewonderaars weet hem te vinden in zijn 's zomers van velerlei bloemen omgeven woning te Oegst- geest; het groote publiek gaat die woning voorbij zonder te beseffen, dat daar iemand leeft en werkt, die in niet geringe mate heeft bijgedragen tot den goeden naam, dien Nederland ook op het gebied van wetenschap in de wereld bezit. Wie Smith's leven en werken tracht te overzien, herkent daarin twee neigingen, die dat leven en dat werk hebben be- heerscht en nog steeds beheerschen: zijn groote liefde voor de levende plant en haar schoonheid, zich uitende in een nimmer verflauwende lust tot kweeken van allerlei gewassen: en een door weinigen be reikte nauwkeurigheid van waarnemen, teekenen en beschrijven. Joannes Jacobus Smith werd op 29 Juni 1867 te Antwerpen geboren, waar zijn vader directeur van het Spoorwegpostkantoor Moerdijk—Antwerpen was. Vijf jaren was hij, toen het gezin naar Utrecht ver huisde; in 1875 werd zijn vader directeur van het postkantoor te Amsterdam. In de hoofdstad bracht de jonge Smith het grootste deel van zijn jeugd door. Zijn liefste ontspanningen waren het kweeken van planten en dieren in aquaria en ter raria Onder den invloed van zijn tante, de dichteres L. V. Nagel (pseudoniemen Antoinette en Victorine), later mevrouw L. V. HaverkotteNagel, die een echte natuurliefhebster was. begon hij op zijn lOden verjaardag, thans dus juist 60 jaren geleden, met het aanleggen van een her barium. Het begin was. als de knaap en later de man zelve, bescheiden: de eerste plant was het gewone madeliefje, Bellis perennis. Nog voordat de jonge Smith de lagere school had verlaten, kwam hij in aanra king met den man. die een grooten invloed op zijn verdere belangstelling zou hebben, den schoolopziener en leeraar dr. J. C. Cos- terus, die thans nog in leven is. maar wiens gezondheidstoestand helaas niet' toe staat dit jubileum van zijn oud-leerling bij te wonen. Costerus was ook in Smith's H.B.S.-jaren zijn raadsman in wat zijn grootste liefde had: de levende natuur. Nog voor hij de H BS. had afgeloopen werd zijn lust om in de praktijk te gaan hem te sterk en in overleg met zijn leermeester werd besloten, dat Smith in de bloemisterij zou gaan. Dat was voor zijn ouders en voor hem zelve zeker een belangrijk en moeilijk besluit. Voor menigen jongen man is het een hachelijk en riskant bedrijf van het einddiploma H.B.S. af te zien.r een jaar voordat dat diploma behaald zou kunnen worden. Achteraf gezien door Costerus wellicht reeds vóórvoeld was deze stap niet verkeerd en heeft het er waarschijn lijk, bij Smith's aanleg in zeer bepaalde richtingen, niet toe- of afged|an of hij nu het H B.S. diploma bezat of niet. Smith kwam dus bij gebrek aan ge schikte tuinbouwscholen bij de bloemis terij en wel bij één der grootste en veel- zijdigste van dien tijd, de firma Groene- wegen en Co. te Amsterdam. Daar ont stond zijn liefde voor de Orchideeën en in de schafturen begon hij die te herkennen, vooral als slecht weer ronddwalen door de uitgestrekte kweekerijen in de open lucht belette. Inmiddels bleef het contact met Costerus levendig Tweemaal ln de week kwamen leermeester en leerling samen, om de wederzijdsche herbaria te verzorgen en te bespreken, gedeeltelijk op gezamenlijke tochten bijeengebracht. Later werd hun samenwerking nog inniger, toen de bij Groenewegen gevonden monstruositeiten hun aandacht vroegen. We vinden hier het begin van de samenwerking, waaruit in latere jaren de eerste uitvoerige beschrij vingen van tropische teratologics zouden ontstaan, n.l. de serie publicaties van Costerus en Smith, van 18961931 onder den titel „Studies in tropical teratology" verschenen in de „Annales du Jardin bo- tanique de Buitenzorg". Gedurende zijn leertijd in Amsterdam voelde Smith toch hlijkbaar weer behoef te aan theoretisch^ scholing, tenminste hij volgde een jaar lang als toehoorder de col leges van prof. Hugo de Vries, die toen als jong hoogleeraar naam begon te maken. Maar Smith wilde naai' landen, waar or chideeën. grooter en talrijker dan in Ne derland, in het wild groeien. In 1867 deed zijn vader bij Melchior Treub, sinds 7 ja ren directeur van 's Lands Plantentuin te Buitenzorg en in dat jaar met verlof in Europa, moeite hem aan die instelling ge plaatst te krijgen; hetgeen toen echter bij gebrek aan vacatures, mislukte. Na 3<k jaar bij Groenewegen te hebben gewerkt, ging Smith in het buitenland zijn kennis en routine aanvullen. Bij de be roemde Orchideeënkweekerij van de firma Linden te Brussel vond hij veel vergoeding voor wat de tropen hem voorloopig ont hielden, in den „Jardin botanique" maakte hi.i ook met andere, minder voor de kwee- kerij geschikte soorten kennis. Dit alles nam twee jaren in beslag. Na van Neder land uit nog eenigen tijd in den botani- schen tuin te Kew te hebben gewerkt, kan zijn tuinbouwopleiding als voltooid worden beschouwd. Een plan om zelf een kweekerij te beginnen stuitte af op gebrek aan ka pitaal en aan handelsgeest en het was al weer Costerus, die Smith's loopbaan rich ting gaf door hem aan te raden in het „landelijke" in Indië een werkkring te vin den. Aldus geschiedde. Op 7 Mei 1891 ver trok Smith per „Prins Alexander" naar Java. voorzien van aanbevelingsbrieven van dr. Costerus en van eenige Amslerdamsche en Leidsche hoogleeraren. o.a. van Hugo de Vries, aan Treub en Burck. resp. directeur en adjunct-directeur van 'sLands Planten tuin. Op 5 Juni 1891 kwam hij te Tandjong- priok aan. Spoedig bracht hij een bezoek aan 's Lands Plantentuin, die een enormen indruk op hem maakte. Hoe weinig zal hij toen hebben gedacht hoewel vurig ge hoopt dat hij eenige maanden later aan dien tuin verbonden zou zijn! In Juli 1891 n.l. kreeg Smith een betrek king als opzichter bij de Pamanoekan- en Tjiasemlanden, en wel op de liberia koffie onderneming Wangoeredja. waar Rant ad ministrateur was. Het oerbosch, dat daar toen nog volop aanwezig was. trok den jongen employe echter heel wat meer dan het werk in de koffietuinen. Gelukkig was vond. dat Smith ook zijn liefhebberijen volgde. Hij was echter nauwelijks eenige weken op Wangoeredja werkzaam of Treub haalde hem naar Buitenzorg in verband met een aan den hortulanus Wigman ver leend ziekteverlof naar Europa. Hiermede was de grondslag van Smith's Indische loopbaan gelegd, een loopbaan, welke eerst in 1924 zou worden afgesloten. Zij Is te ver- deelen in twee deelen, een periode waarin hij werkzaam was in zijn oude vak, den tuinbouw, en een periode waarin hij vooral zich wijdde aan phytografisch werk. Aan beide gaf hij zijn liefde en beide behielden zijn liefde tot op den dag van heden. Op 29 Augustus werd hij aangesteld tot tijdelijk abtenaar. in Mei 1893 tot assis- tent-hortulanus bij 'sLands Plantentuin. Met een korte onderbreking door een reis naar de Molukken in 190Ö, duurde deze werkzaamheid tot 1902, in welk jaar hij voor het eerst met Europeesch verlof ging. In dit deel van zijn loopbaan heeft hij uiterst belangrijk werk gedaan ten bate van den beroemden botanischen tuin, werk waarop hij zich nooit heeft laten voorstaan en dat (daardoor?) wel eens aan anderen is toegeschreven. Aan Smith dankt de tuin zijn eerste registratie van niet kruidach tige gewassen, waarvan hij in 1892. bij het 75-jarig bestaan, een lijst publiceert. In latere jaren heeft hij ook als kunstzinnig tuin-architect onschatbare diensten bewe zen. De prachtige vijvertuin, een der mooi ste plekjes van den tuin, is ln 18941895 door Smith geprojecteerd en aangelegd. Een belangrijk aandeel had hij In den aan leg van de klimplanten-afdeellng en den heestertuin De aanleg, in 1896, van den vooral voor de wetenschappelijke bezoekers zoo interessante z.g.n. boschtuin was ge heel zijn werk. Bij zijn optreden werd allereerst de Orchideeën-collectie gereorganiseerd en in den loop der jaren is die onder Smith's handen uitgegroeid tot een verzameling van ongewonen rijkdom. Terecht heeft de hui dige directie van den tuin dan ook ge meend, dezen kant van Smith's werkzaam heid te moeten eeren door in de Orchideeën afdeeling een gedenkbank te plaatsen, ter eere van den man, die met zijn groote toe wijding en zorg aan den tuin in het alge meen en aan de Orchideeën-collectie in het bijzonder zulke uitnemende diensten heeft bewezen. Bij al deze werkzaamheden bleef zijn andere natuur, die van vorscher. teekenaar en beschrijver, niet werkloos. Het waren echter ook in dezen werkkring voornamelijk zijn vrije uren, die hij aan wetenschappelijk werk besteedde. Toch was hij spoedig op dit gebied de autoriteit en toen hij in 1902 voor de eerste maal met Europeesch verlof ging, kreeg hij van Treub de opdracht mede, in het Rijksherbarium te Leiden de uitgave van zijn latere „Die Orchideen von Java" voor te bereiden. In dezen tijd valt het be gin van de tweede periode van zijn loop baan. In het begin van 1905 keert hij naar Indië terug, thans niet meer als assistent- hortulanus, maar als assistent aan het „Herbarium en Museum voor Systematische Botanie" van 's Lands Plantentuin. Phyto- graaf is hij sindsdien gebleven ,maar al nam van nu af de beschrijving van de tallooze voordien onbekende Orchideeën- soorten en ook van vertegenwoordigers van tal van andere families het grootste deel van zijn tijd in beslag, zijn liefde tot het kweeken bleef zich uiten in zijn eigen tuin, waar men hem na de werkuren bezig kon zien met het verzorgen van zijn collec tie levende planten: maar ook doordat hij in woord en geschrift de vraagbaak bleef van hen en dat zijn er velen in Indië die zich met het kweeken van planten en dan vooral van Orchideeën, bezig hielden. Zijn tuin en zijn kas in Oegstgeest bieden hem thans nog gelegenheid, dezen kant van zijn natuur te blijven volgen. De feitelijke gebeurtenissen van zijn ver dere ambtelijke loopbaan zijn ln enkele woorden te zeggen: in 1909 werd hij waar nemend hoofd, in 1914 hoofd van het Her barium; kort daarna vertrok hij ten twee den male met verlof naar Europa. Inmid dels had de Rijksuniversiteit te Utrecht hem in 1910 den titel van doctor honoris causa toegekend; in 1921 ontving hij zijn benoe ming tot Officier in de Orde van Oranje Nassau. In 1922 was hij waarnemend di recteur van 's Lands Plantentuin, in 1924 volgde zijn pensionneering na 33 jaren tro- ONTSLAG, B. en W. stellen voor aan den heer H. van Lienden In verband met het bereiken van den 60-jarigen leeftijd eervol ontslag te verleenen als onderwijzer aan de school aan de Boommarkt. VERHUUR. Bij raadsbesluit van 12 October 1936 werd o.m. aangekocht het winkelhuis Haarlem merstraat no. 265. dat van maand tot maand verhuurd is aan den heer P. Oudshoorn voor den prijs van f. 50 per maand. Hij zou gaarne huurder van dit perceel blijven, maar verzoekt de huursom te verlagen tot f. 550 per jaar, straatbelasting inbegrepen. In dat geval is hij bereid een huurcon tract aan te gaan van jaar tot iaar onder de bil de gemeente gebruikelijke voor waarden. Met de Commissie van Fabricage zijn B en W. van oordeel, dat er aanleiding is den huurprijs nader te beoalen op f. 550 per jaar. straatbelasting inbegrepen. LEIDSCHE DUINWATER MIJ. De N.V. Leidsche Duinwater Maatschappij gevestigd te Leiden merkt oo dat de houten beambtewoning, bewoond door haren ter reinopziener. gelegen in Groot-Berkheide nabij het Wasrenaarsche Slag. gemeente Wassenaar voor een goede bewoonbaarheid regelmatig hooge onderhoudskosten vergt; zoo zou thans het huis van een nieuwe dakbedekking moeten worden voorzien, dat de momenteele plaats van bedoelde woning als gevolg van de uitbreiding van de waterwinning ongunstig is gelegen, speciaal in verband met de afvoer van de faecaliën, dat het haar derhalve wenschelijk en tevens economisch voorkomt thans een nieuwe woning van steen te laten bouwen oo haar eigendom, gelegen langs het Was- senaarsche Slag B. en W. stellen voor daar. aan te voldoen. DE BLINDEN-WERKINRICHTING. In verband met de opheffing van de werkinrichting van de Vereeniging tot Ver- beiering van het Lot der Blinden in Neder land en zijn Koloniën, afd. Leiden met in gang van 1 Februari 1936, werd bij besluit van 9 November 1936 van het ten behoeve dier inrichting oo de begrooting 1936 uit getrokken subsidie ad f. 6000 een bedrag van f4000 bestemd voor de van gemeentewege bü wijze van proef voor één jaar opge richte nieuwe werkinrichting voor blinden. Uit de liquidatie-rekening van de opge heven werkinrichting blijkt echter, dat de Vereeniging de beschikking behoeft over een subsidie van f. 2499.51. ten einde in staat te zijn al haar verplichtingen na te komen Aangezien slechts f 2000 beschikbaar is, dient dit bedrag met f. 499.51 te worden verhoogd. GEM. KWEEKSCHOOL. 4 Juli 1936 deelden B. en W mede, dat de als „leerschool" van de gemeentelijke kweekschool voor onderwijzers (essen i aan gewezen school aan de Vrouwenkerksteeg. Ingaande 1 September 1936, haar karakter als leerschool zou verliezen en dat van dien datum af. het onderwijs in de lichamelijke pischen dienst. Nadien woonde hij korten tijd te Hilversum, daarna te Utrecht en sinds 1928 te Oegstgeest. Een viertal Orchl- deeën-Vereenigingen in Nederland, Enge land, Amerika en Ceylon benoemde hem tot eere-lid De lijst van Smith's publicaties begint in 1390 en omvat thans niet minder dan 420 titels. Vele daarvan bevatten slechts de beschrijving en afbeelding van een nieuw soort, b.v. in de „Icones bogorienses" of zijn deelen van een van zijn vele publi caties in serie (Sierheesters, Studies in trop. teratology, vele series over Orchi deeën enz.), andere zijn omvangrijke wer ken, zooals zijn „Orchideeën van Java", met atlas, zijn Euphorbiaceae, Ericaceae, enz. in Koorder's en Valeton's „Boomsoorten van Java", zijn Orchideeën en Ericaceeën in „Nova Guinea'. Ook verzorgde Smith eenige uitgaven van een „Wandelgids voor 's Lands Plantentuin". Hoewel Smith vooral bekend is als Orchl doloog, is hij, gelijk uit het bovenstaande blijkt, allerminst eenzijdig. Smith is een uitstekende florist, die in een zeer groot aantal families van Indische planten thuis is en een overzicht over alle hoogere plan ten bezit, dat wij jongeren hem thans nog benijden. De lijst van zijn publicaties, die bij deze gelegenheid, tezamen met een korte biografie, door het Herbarium te Buitenzorg wordt gepubliceerd in het „Bulletin du Jardin botanique de Buitenzorg", toont bovendien zijn belangstelling voor de tera tologie, de bloembiologie, de voortplanting en de systematiek. Zijn publicaties zijn een voorbeeld van nauwkeurigheid; hij is een uitstekend stylist en talenkenner en als teekenaar een fijnzinnig artist. Een aantal vrienden en bewonderaars heeft het door financieele bijdragen of door het schrijven van artikelen, mogelijk ge maakt, dat aan dr. Smith, behalve de ge noemde jubileum-aflevering van het Bui- tenzorgsche „Bulletin", ook nog een Jubi leum-Supplement van „Blumea" wordt aan geboden. het tijdschrift van het Rijksher barium te Leiden, van welk instituut dr. Smith thans een onofficieel medewerker is. In dit Supplementdeel van 250 blz., versierd met vele platen en portretten, worden 24 wetenschappelijke verhandelingen gepubli ceerd ter eere van den jubilaris, geschre ven door vrienden en vereerders; 6 daarvan handelen uitsluitend over Orchideeën, 2 over teratologische onderwerpen en 15 over de flora van den Indischen Archipel of zijn naaste omgeving. Aan deze artikelen gaat behalve opdrachten, ook een viertal artike len van biografischen aard vooraf. Een en ander wordt dr. Smith heden aan geboden door een klein comité, dat zich tot dit doel heeft gevormd. Moge het den ju bilaris gegeven zijn, zich nog vele jaren te wijden aan het werk zijner liefde; moge hij nog lang voor ons jongeren blijven de oudere vriend met zijn fijne gevoel voor humor, dus voor menschelijke vreugden en smarten; mogen wij hem. voor wien een „otium cum dignitate" een „contradictio in terminis" is, nog lang zien als een voor beeld van wat oneindige toewijding bij het hanteeren van levende wezens en bewonde renswaardige nauwgezetheid bij het be schrijven en afbeelden hunner vormen kun nen bereiken. Hierboven de politieschietvereeniging „Wilhelmina" van Sassenheim en Om streken. welke morgen haar zilveren jubileum viert met groote revolverwed strijden op „Sporthoff" en een receptie, alsmede een feestelijk samenzijn in „De Oude Post" te Sassenheim. Allereerst vindt een ontvangst der deelnemers plaats op het Gemeentehuis. Het bestuur bestaat uit de heeren: J. P. Gouverneur, burgemeester van Sassenheim, eere-voorzitter; C. J. van der Aar, Oegstgeest, voorzitter; B. Kromhout, Lisse, vice-voorzitter; N. v. d Krogt, Warmond, secr.; J. l'Ami, Rijnsaterwoude, plaatsverv.-secr., en J. L. Eist, Sassenheim, penning meester. Voor de te houden wedstrijden bestaat groote belangstelling. Hierboven deze kranige vereeniging, die in de afgeloopen jaren vele goede prestaties heeft geleverd. In het midden met bolhoed burgemeester Gouverneur. oefening aan die school uitsluitend in het 5e en 6e leerjaar (dus niet meer in alle leerjaren) door vakonderwijzers(essen) zou moeten worden gegeven; een daartoe strek kende wijziging van de Verordening, rege lende het openbaar gewoon lager en uit gebreid lager onderwijs, werd daarom ter vaststelling aangeboden. Bij nader voorstel van 1 October 1936 merkten B. en W. echter op, dat inmiddels was komen vast te staan, dat de z.g. examenklasse van de voormalige gemeente. Hike kweekschool als parallelafdeeling van de Haagsche rijkskweekschool in Leiden zou blijven en dat de leerschool gedurende den cursus 19361937 als oefenschool voor die examenklasse zou dienen. In verband met de omstandigheid, dat de lichamelijke oefe ning voor de leerlingen van de kweekschool examenvak is, kon dus het vakonderwijs in de lichamelijke oefening aan die oefen school bezwaarlijk worden gemist, zoodat B. en W. het aanvankelijk voorstel tot wij ziging van genoemde verordening voorloopig terugnamen, onder mededeeling. dat zij tegen het einde van den cursus 1936—1937 op deze aangelegenheid zouden terugkomen. Hetgeen B. en W. alsnu doen. VERLENGING VERORDENINGEN. Ingevolge de laatste alinea van art. 39 van de verordening op het beheer van de bedrijven der gemeente, is die verordening slechts van kracht tot en met het dienst jaar 1935. De verordening op het beheer van het Grondbedrijf bevat een soortgelijke bepa ling; art. 21 beperkt haar geldigheidsduur tot en met het dienstjaar 1937. Het is derhalve noodig ten aanzien van beide verordeningen den termijn te ver lengen. B. en W. zouden deze verlenging voor een bepaald aantal dienstjaren, b:v. tot en met het dienstjaar 1942, willen doen. plaats hebben. Weliswaar is het mogelijk, dat eerlanz nog andere wijzigingen in de Algemeene Bedrijfsverordenine moeten wor den aangebracht b.v. met betrekking tot de afschrijvingen bij en het vernieuwings fonds van de Lichtfabrieken doch een dergelijke termijn behoeft geenszins aan tusschentijdsche wijzigingen in den weg te staan. WIJZIGING UITBREIDINGSPLAN. Bij het voorstel inzake den aanleg van een mili.air oefenterrein met sportveld nabij den Haagweg deelden B. en W. mede. dat, in verband met dien aanleg, eenige wijzigingen van niet ingrijpenden aard in het uitbreidingsplan zouden moeten worden aangebracht. B. en W. doen nu een voorstel daartoe. REGELING ZIEKENFONDSEN. Me' verwijzing naar de mededeeling van 22 Maart J.l. en het naar aanleiding daar van genomen besluit in zake voortzetting van de met de ziekenfondsen en de daar aan verbonden medische en pharmaceuti- sche medewerkers getroffen regeling, be treffende het verleenen van een reductie oo de ziekenfondspremie aan gesieunden, berichten B en W. het volgende. Het verdere overleg met de ziekenfond sen en de genoemde medewerkers heeft tot het resultaat geleid, dat de medewerkers bewilligen in een bijdrage hunnerzijds in de kosten van de reductie gelijk aan 6 >/o van hun honorarium uit de fondspraktijk, ingaande met 1 Juli a.s. Ook de oogartsen zijn bereid van dat tijdstip af eenzelfde gedeelte van hun honorarium, voor zooveel betrekking hebbende op de fondspraktijk, in de kosten van de reductie te betalen. Gelijk bekend is. waren de bijdragen der fondsen en medewerkers over 1935/1936 en 1936/1937 aldus geregeld, dat de fondsen 2 'la van de bruto-premie-ontvangst en de medewerkers 5 "la van hun honorarium bij droegen De gemeente nam de rest van de kosten der reductie voor haar rekening. Over 1936 betaalden de fondsen, de mede werkers en de gemeente respectievelijk f. 9253.47 f. 11.971.26 en f 29.238.63. Van dit laatste bedrag kwam f 7547 18 ten laste van den Dienst voor Maatschappelijk Hulp betoon. Met ingang van 1 April j .1. bewilligden de medewerkers, voorloopig, in afwachting van een definitieve regeling, in een bijdrage hunnerzijds van Th 'la van hun honora rium, terwijl de oogartsen eveneens voor loopig, bereid waren met ingang van dien da'.um een gelijk percentage van hun fondshonorarium als aandeel in de kos'en van de reduc'ie.regeling te betalen Bij de dezerzijds gevoerde verdere onder handelingen met de fondsen en de mede werkers bleken de laatsten hun aandeel niet op Tit van hun honorarium te kun nen handhaven, doch zll waren, zooals gezegd, bereid, dat percentage op 6 te stel len. Ook de oogartsen wilden hun bijdrage op 6 'la van hun fonds-honorarium bepaald zien. Van de fondsen was, In verband met hunnen financiëelen toestand, vooralsnog geen grootere bijdrage dan 2 van de bruto-premieontvangst te verkrijgen. Wel verklaarden de fondsen zich bereid maatregelen te nemen, welke tot vermin dering van uitgaven zouden leiden en deze bezuiniging met ingang van 1 Januari a.s. tot een bedrag gelijk aan -1'la van de honoraria der medewerkers en oogartsen) ten goede te doen komen aan de gemeente. Zij garandeeren die hoogere bijdrage ge durende een half jaar. Met. de Commissie voor den Geneeskun digen. en Gezondheidsdienst meenen B en W.. dat met dit resultaat genoegen kan worden genomen, ten gevolge waarvan, bij niet afneming van de werkloosheid, over 1937 de bijdrage der gemeente in de kosten van de reductie, voor een deel berekend naar de bekende gegevens over 1937 en voor het overige naar gegevens over 1936, oo f 27.690 zou ziin te schatten. Van dit bedrag zou dan plm f.7000 ten laste van den Dienst voor Maatschappelijk Hulpbe toon komen De regeling ware op vorenstaanden voeg te bestendigen tot 31 Maart 1938. DE POSTVLUCHTEN. De „Reiger" is gistermiddag op 4.16 uur, op Schiphol neergestreken. De „Valk" (uitreis) bereikte Bandoeng. ROEKELOOS VLIEGEN. Herhaaldelijk wordt de laatste dagen door militaire vliegers onverantwoordelijk laag over het Noordzee-strand gevlogen. Zoo zagen we Woensdag en Vrijdag j.l. evenals gistermiddag machines zoo laag boven het strand vliegen, dat de piloten voor tentjes of schelpenkarren hun toestel snel moesten optrekken. Hierbij is niemand gebaat en dit onverantwoordelijke vliegen levert slechts groot gevaar voor de bevol king van het strand op. Nog versch ligt ons in het geheugen het ongeluk, dat van G. vorig jaar in Ostende veroorzaakte en waarbij een op het strand wandelende dame den dood vond. Niet alleen, dat de Luchtvaartwet derge lijk vliegen verbiedt, maar het kan voor den piloot toch geen bezwaar zijn, wanneer hij het tóch wil doen, slechts enkele meters opzij, boven den waterspiegel, te gaan vlie gen, mits hij ook dan rekening houdt met mogelijke scheepjes, en het feit, dat hij slechts aan één zijde onbelemmerd uit zicht heeft! DE RUSSISCHE VLIEGERS OP HET WITTE HUIS. De drie Sovjet-Russische vliegers, die zonder tusschenlanding van Moskou naar de Vereenigde Staten waren gevlogen, heb ben in gezelschap van den Russischen am bassadeur een bezoek gebracht aan staats secretaris Huil. Vervolgens hebben zij zich naar het Witte Huis begeven, waar zij door president Roosevelt werden ontvan gen. DRIE SPORTVLIEGTUIGEN TEGEN ELKAAR GEBOTST. De drie bestuurders gedood. Boven het vliegveld Hamburg-Fulils- buettel zijn gisteren drie sportvliegtulgen bij een oefening met elkaar in botsing ge komen en omlaag gestort De drie bestuur ders zijn om het leven gekomen. VEILIG VERKEER De heei J. G. Visser Fruiniaan 16 on derschrijft in hooidzaa het „ingezonden" van den heer Schouten doch wijst erop, dat de oudere generatie meer verkeers- fouten maakt dan dc jeugd, Laten vooral de oudere weggebruikers zich terdege in stellen op „veilig verkeer".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 9