Dr. J. J. Smith wordt heden 70 jaar
78 ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 29 Juni 1937
Derde Biad No. 23698
De Politie-Schietvereeniging
„Wilhelmina" te Sassenheim
Een orchideeënkweeker van wereldreputatie
GEMEENTEZAKEN
Viert morgen haar zilveren jubileum
LUCHTVAART
SPREEKCEL
Prof. dr. H. J. Lam schrijft ons:
Onze. als lk het zoo zeggen mag, natio
nale orchldoloog bij uitnemendheid, dr. J.
J. Smith, bereikt heden 29 Juni. den leef
tijd van 70 Jaren.
Dr. J. J. Smith.
Ik grijp deze gelegenhéid gaarne aan
iets mede te deelen over dezen autodidacr
tischen orchideeënkenner van wereldrepu-
tatle. die door zijn groote bescheidenheid
minder aan het groote publiek bekend is
dan met zijn verdiensten overeenkomt. Een
kleine kring van vrienden en bewonderaars
weet hem te vinden in zijn 's zomers van
velerlei bloemen omgeven woning te Oegst-
geest; het groote publiek gaat die woning
voorbij zonder te beseffen, dat daar iemand
leeft en werkt, die in niet geringe mate
heeft bijgedragen tot den goeden naam,
dien Nederland ook op het gebied van
wetenschap in de wereld bezit.
Wie Smith's leven en werken tracht te
overzien, herkent daarin twee neigingen,
die dat leven en dat werk hebben be-
heerscht en nog steeds beheerschen: zijn
groote liefde voor de levende plant en
haar schoonheid, zich uitende in een
nimmer verflauwende lust tot kweeken van
allerlei gewassen: en een door weinigen be
reikte nauwkeurigheid van waarnemen,
teekenen en beschrijven.
Joannes Jacobus Smith werd op 29 Juni
1867 te Antwerpen geboren, waar zijn vader
directeur van het Spoorwegpostkantoor
Moerdijk—Antwerpen was. Vijf jaren was
hij, toen het gezin naar Utrecht ver
huisde; in 1875 werd zijn vader directeur
van het postkantoor te Amsterdam. In de
hoofdstad bracht de jonge Smith het
grootste deel van zijn jeugd door. Zijn
liefste ontspanningen waren het kweeken
van planten en dieren in aquaria en ter
raria Onder den invloed van zijn tante,
de dichteres L. V. Nagel (pseudoniemen
Antoinette en Victorine), later mevrouw
L. V. HaverkotteNagel, die een echte
natuurliefhebster was. begon hij op zijn
lOden verjaardag, thans dus juist 60 jaren
geleden, met het aanleggen van een her
barium. Het begin was. als de knaap en
later de man zelve, bescheiden: de eerste
plant was het gewone madeliefje, Bellis
perennis.
Nog voordat de jonge Smith de lagere
school had verlaten, kwam hij in aanra
king met den man. die een grooten invloed
op zijn verdere belangstelling zou hebben,
den schoolopziener en leeraar dr. J. C. Cos-
terus, die thans nog in leven is. maar
wiens gezondheidstoestand helaas niet' toe
staat dit jubileum van zijn oud-leerling bij
te wonen. Costerus was ook in Smith's
H.B.S.-jaren zijn raadsman in wat zijn
grootste liefde had: de levende natuur.
Nog voor hij de H BS. had afgeloopen werd
zijn lust om in de praktijk te gaan hem
te sterk en in overleg met zijn leermeester
werd besloten, dat Smith in de bloemisterij
zou gaan. Dat was voor zijn ouders en voor
hem zelve zeker een belangrijk en moeilijk
besluit. Voor menigen jongen man is het
een hachelijk en riskant bedrijf van het
einddiploma H.B.S. af te zien.r een jaar
voordat dat diploma behaald zou kunnen
worden. Achteraf gezien door Costerus
wellicht reeds vóórvoeld was deze stap
niet verkeerd en heeft het er waarschijn
lijk, bij Smith's aanleg in zeer bepaalde
richtingen, niet toe- of afged|an of hij nu
het H B.S. diploma bezat of niet.
Smith kwam dus bij gebrek aan ge
schikte tuinbouwscholen bij de bloemis
terij en wel bij één der grootste en veel-
zijdigste van dien tijd, de firma Groene-
wegen en Co. te Amsterdam. Daar ont
stond zijn liefde voor de Orchideeën en in
de schafturen begon hij die te herkennen,
vooral als slecht weer ronddwalen door de
uitgestrekte kweekerijen in de open lucht
belette. Inmiddels bleef het contact met
Costerus levendig Tweemaal ln de week
kwamen leermeester en leerling samen, om
de wederzijdsche herbaria te verzorgen en
te bespreken, gedeeltelijk op gezamenlijke
tochten bijeengebracht. Later werd hun
samenwerking nog inniger, toen de bij
Groenewegen gevonden monstruositeiten
hun aandacht vroegen. We vinden hier het
begin van de samenwerking, waaruit in
latere jaren de eerste uitvoerige beschrij
vingen van tropische teratologics zouden
ontstaan, n.l. de serie publicaties van
Costerus en Smith, van 18961931 onder
den titel „Studies in tropical teratology"
verschenen in de „Annales du Jardin bo-
tanique de Buitenzorg".
Gedurende zijn leertijd in Amsterdam
voelde Smith toch hlijkbaar weer behoef
te aan theoretisch^ scholing, tenminste hij
volgde een jaar lang als toehoorder de col
leges van prof. Hugo de Vries, die toen als
jong hoogleeraar naam begon te maken.
Maar Smith wilde naai' landen, waar or
chideeën. grooter en talrijker dan in Ne
derland, in het wild groeien. In 1867 deed
zijn vader bij Melchior Treub, sinds 7 ja
ren directeur van 's Lands Plantentuin te
Buitenzorg en in dat jaar met verlof in
Europa, moeite hem aan die instelling ge
plaatst te krijgen; hetgeen toen echter bij
gebrek aan vacatures, mislukte.
Na 3<k jaar bij Groenewegen te hebben
gewerkt, ging Smith in het buitenland zijn
kennis en routine aanvullen. Bij de be
roemde Orchideeënkweekerij van de firma
Linden te Brussel vond hij veel vergoeding
voor wat de tropen hem voorloopig ont
hielden, in den „Jardin botanique" maakte
hi.i ook met andere, minder voor de kwee-
kerij geschikte soorten kennis. Dit alles
nam twee jaren in beslag. Na van Neder
land uit nog eenigen tijd in den botani-
schen tuin te Kew te hebben gewerkt, kan
zijn tuinbouwopleiding als voltooid worden
beschouwd. Een plan om zelf een kweekerij
te beginnen stuitte af op gebrek aan ka
pitaal en aan handelsgeest en het was al
weer Costerus, die Smith's loopbaan rich
ting gaf door hem aan te raden in het
„landelijke" in Indië een werkkring te vin
den. Aldus geschiedde. Op 7 Mei 1891 ver
trok Smith per „Prins Alexander" naar
Java. voorzien van aanbevelingsbrieven van
dr. Costerus en van eenige Amslerdamsche
en Leidsche hoogleeraren. o.a. van Hugo de
Vries, aan Treub en Burck. resp. directeur
en adjunct-directeur van 'sLands Planten
tuin.
Op 5 Juni 1891 kwam hij te Tandjong-
priok aan. Spoedig bracht hij een bezoek
aan 's Lands Plantentuin, die een enormen
indruk op hem maakte. Hoe weinig zal hij
toen hebben gedacht hoewel vurig ge
hoopt dat hij eenige maanden later aan
dien tuin verbonden zou zijn!
In Juli 1891 n.l. kreeg Smith een betrek
king als opzichter bij de Pamanoekan- en
Tjiasemlanden, en wel op de liberia koffie
onderneming Wangoeredja. waar Rant ad
ministrateur was. Het oerbosch, dat daar
toen nog volop aanwezig was. trok den
jongen employe echter heel wat meer dan
het werk in de koffietuinen. Gelukkig was
vond. dat Smith ook zijn liefhebberijen
volgde. Hij was echter nauwelijks eenige
weken op Wangoeredja werkzaam of Treub
haalde hem naar Buitenzorg in verband
met een aan den hortulanus Wigman ver
leend ziekteverlof naar Europa. Hiermede
was de grondslag van Smith's Indische
loopbaan gelegd, een loopbaan, welke eerst
in 1924 zou worden afgesloten. Zij Is te ver-
deelen in twee deelen, een periode waarin
hij werkzaam was in zijn oude vak, den
tuinbouw, en een periode waarin hij vooral
zich wijdde aan phytografisch werk. Aan
beide gaf hij zijn liefde en beide behielden
zijn liefde tot op den dag van heden.
Op 29 Augustus werd hij aangesteld tot
tijdelijk abtenaar. in Mei 1893 tot assis-
tent-hortulanus bij 'sLands Plantentuin.
Met een korte onderbreking door een reis
naar de Molukken in 190Ö, duurde deze
werkzaamheid tot 1902, in welk jaar hij
voor het eerst met Europeesch verlof ging.
In dit deel van zijn loopbaan heeft hij
uiterst belangrijk werk gedaan ten bate
van den beroemden botanischen tuin, werk
waarop hij zich nooit heeft laten voorstaan
en dat (daardoor?) wel eens aan anderen
is toegeschreven. Aan Smith dankt de tuin
zijn eerste registratie van niet kruidach
tige gewassen, waarvan hij in 1892. bij het
75-jarig bestaan, een lijst publiceert. In
latere jaren heeft hij ook als kunstzinnig
tuin-architect onschatbare diensten bewe
zen. De prachtige vijvertuin, een der mooi
ste plekjes van den tuin, is ln 18941895
door Smith geprojecteerd en aangelegd.
Een belangrijk aandeel had hij In den aan
leg van de klimplanten-afdeellng en den
heestertuin De aanleg, in 1896, van den
vooral voor de wetenschappelijke bezoekers
zoo interessante z.g.n. boschtuin was ge
heel zijn werk.
Bij zijn optreden werd allereerst de
Orchideeën-collectie gereorganiseerd en in
den loop der jaren is die onder Smith's
handen uitgegroeid tot een verzameling van
ongewonen rijkdom. Terecht heeft de hui
dige directie van den tuin dan ook ge
meend, dezen kant van Smith's werkzaam
heid te moeten eeren door in de Orchideeën
afdeeling een gedenkbank te plaatsen, ter
eere van den man, die met zijn groote toe
wijding en zorg aan den tuin in het alge
meen en aan de Orchideeën-collectie in het
bijzonder zulke uitnemende diensten heeft
bewezen.
Bij al deze werkzaamheden bleef zijn
andere natuur, die van vorscher. teekenaar
en beschrijver, niet werkloos. Het waren
echter ook in dezen werkkring voornamelijk
zijn vrije uren, die hij aan wetenschappelijk
werk besteedde. Toch was hij spoedig op dit
gebied de autoriteit en toen hij in 1902 voor
de eerste maal met Europeesch verlof ging,
kreeg hij van Treub de opdracht mede, in
het Rijksherbarium te Leiden de uitgave
van zijn latere „Die Orchideen von Java"
voor te bereiden. In dezen tijd valt het be
gin van de tweede periode van zijn loop
baan. In het begin van 1905 keert hij naar
Indië terug, thans niet meer als assistent-
hortulanus, maar als assistent aan het
„Herbarium en Museum voor Systematische
Botanie" van 's Lands Plantentuin. Phyto-
graaf is hij sindsdien gebleven ,maar al
nam van nu af de beschrijving van de
tallooze voordien onbekende Orchideeën-
soorten en ook van vertegenwoordigers
van tal van andere families het grootste
deel van zijn tijd in beslag, zijn liefde tot
het kweeken bleef zich uiten in zijn eigen
tuin, waar men hem na de werkuren bezig
kon zien met het verzorgen van zijn collec
tie levende planten: maar ook doordat hij
in woord en geschrift de vraagbaak bleef
van hen en dat zijn er velen in Indië
die zich met het kweeken van planten en
dan vooral van Orchideeën, bezig hielden.
Zijn tuin en zijn kas in Oegstgeest bieden
hem thans nog gelegenheid, dezen kant
van zijn natuur te blijven volgen.
De feitelijke gebeurtenissen van zijn ver
dere ambtelijke loopbaan zijn ln enkele
woorden te zeggen: in 1909 werd hij waar
nemend hoofd, in 1914 hoofd van het Her
barium; kort daarna vertrok hij ten twee
den male met verlof naar Europa. Inmid
dels had de Rijksuniversiteit te Utrecht hem
in 1910 den titel van doctor honoris causa
toegekend; in 1921 ontving hij zijn benoe
ming tot Officier in de Orde van Oranje
Nassau. In 1922 was hij waarnemend di
recteur van 's Lands Plantentuin, in 1924
volgde zijn pensionneering na 33 jaren tro-
ONTSLAG,
B. en W. stellen voor aan den heer H.
van Lienden In verband met het bereiken
van den 60-jarigen leeftijd eervol ontslag
te verleenen als onderwijzer aan de school
aan de Boommarkt.
VERHUUR.
Bij raadsbesluit van 12 October 1936 werd
o.m. aangekocht het winkelhuis Haarlem
merstraat no. 265. dat van maand tot maand
verhuurd is aan den heer P. Oudshoorn
voor den prijs van f. 50 per maand. Hij zou
gaarne huurder van dit perceel blijven,
maar verzoekt de huursom te verlagen tot
f. 550 per jaar, straatbelasting inbegrepen.
In dat geval is hij bereid een huurcon
tract aan te gaan van jaar tot iaar onder
de bil de gemeente gebruikelijke voor
waarden.
Met de Commissie van Fabricage zijn B
en W. van oordeel, dat er aanleiding is den
huurprijs nader te beoalen op f. 550 per
jaar. straatbelasting inbegrepen.
LEIDSCHE DUINWATER MIJ.
De N.V. Leidsche Duinwater Maatschappij
gevestigd te Leiden merkt oo dat de houten
beambtewoning, bewoond door haren ter
reinopziener. gelegen in Groot-Berkheide
nabij het Wasrenaarsche Slag. gemeente
Wassenaar voor een goede bewoonbaarheid
regelmatig hooge onderhoudskosten vergt;
zoo zou thans het huis van een nieuwe
dakbedekking moeten worden voorzien,
dat de momenteele plaats van bedoelde
woning als gevolg van de uitbreiding van
de waterwinning ongunstig is gelegen,
speciaal in verband met de afvoer van de
faecaliën,
dat het haar derhalve wenschelijk en
tevens economisch voorkomt thans een
nieuwe woning van steen te laten bouwen
oo haar eigendom, gelegen langs het Was-
senaarsche Slag B. en W. stellen voor daar.
aan te voldoen.
DE BLINDEN-WERKINRICHTING.
In verband met de opheffing van de
werkinrichting van de Vereeniging tot Ver-
beiering van het Lot der Blinden in Neder
land en zijn Koloniën, afd. Leiden met in
gang van 1 Februari 1936, werd bij besluit
van 9 November 1936 van het ten behoeve
dier inrichting oo de begrooting 1936 uit
getrokken subsidie ad f. 6000 een bedrag van
f4000 bestemd voor de van gemeentewege
bü wijze van proef voor één jaar opge
richte nieuwe werkinrichting voor blinden.
Uit de liquidatie-rekening van de opge
heven werkinrichting blijkt echter, dat de
Vereeniging de beschikking behoeft over
een subsidie van f. 2499.51. ten einde in
staat te zijn al haar verplichtingen na te
komen
Aangezien slechts f 2000 beschikbaar is,
dient dit bedrag met f. 499.51 te worden
verhoogd.
GEM. KWEEKSCHOOL.
4 Juli 1936 deelden B. en W mede, dat
de als „leerschool" van de gemeentelijke
kweekschool voor onderwijzers (essen i aan
gewezen school aan de Vrouwenkerksteeg.
Ingaande 1 September 1936, haar karakter
als leerschool zou verliezen en dat van dien
datum af. het onderwijs in de lichamelijke
pischen dienst. Nadien woonde hij korten
tijd te Hilversum, daarna te Utrecht en
sinds 1928 te Oegstgeest. Een viertal Orchl-
deeën-Vereenigingen in Nederland, Enge
land, Amerika en Ceylon benoemde hem
tot eere-lid
De lijst van Smith's publicaties begint
in 1390 en omvat thans niet minder dan
420 titels. Vele daarvan bevatten slechts
de beschrijving en afbeelding van een
nieuw soort, b.v. in de „Icones bogorienses"
of zijn deelen van een van zijn vele publi
caties in serie (Sierheesters, Studies in
trop. teratology, vele series over Orchi
deeën enz.), andere zijn omvangrijke wer
ken, zooals zijn „Orchideeën van Java", met
atlas, zijn Euphorbiaceae, Ericaceae, enz. in
Koorder's en Valeton's „Boomsoorten van
Java", zijn Orchideeën en Ericaceeën in
„Nova Guinea'. Ook verzorgde Smith eenige
uitgaven van een „Wandelgids voor 's Lands
Plantentuin".
Hoewel Smith vooral bekend is als Orchl
doloog, is hij, gelijk uit het bovenstaande
blijkt, allerminst eenzijdig. Smith is een
uitstekende florist, die in een zeer groot
aantal families van Indische planten thuis
is en een overzicht over alle hoogere plan
ten bezit, dat wij jongeren hem thans nog
benijden. De lijst van zijn publicaties, die
bij deze gelegenheid, tezamen met een korte
biografie, door het Herbarium te Buitenzorg
wordt gepubliceerd in het „Bulletin du
Jardin botanique de Buitenzorg", toont
bovendien zijn belangstelling voor de tera
tologie, de bloembiologie, de voortplanting
en de systematiek. Zijn publicaties zijn een
voorbeeld van nauwkeurigheid; hij is een
uitstekend stylist en talenkenner en als
teekenaar een fijnzinnig artist.
Een aantal vrienden en bewonderaars
heeft het door financieele bijdragen of door
het schrijven van artikelen, mogelijk ge
maakt, dat aan dr. Smith, behalve de ge
noemde jubileum-aflevering van het Bui-
tenzorgsche „Bulletin", ook nog een Jubi
leum-Supplement van „Blumea" wordt aan
geboden. het tijdschrift van het Rijksher
barium te Leiden, van welk instituut dr.
Smith thans een onofficieel medewerker is.
In dit Supplementdeel van 250 blz., versierd
met vele platen en portretten, worden 24
wetenschappelijke verhandelingen gepubli
ceerd ter eere van den jubilaris, geschre
ven door vrienden en vereerders; 6 daarvan
handelen uitsluitend over Orchideeën, 2
over teratologische onderwerpen en 15 over
de flora van den Indischen Archipel of zijn
naaste omgeving. Aan deze artikelen gaat
behalve opdrachten, ook een viertal artike
len van biografischen aard vooraf.
Een en ander wordt dr. Smith heden aan
geboden door een klein comité, dat zich tot
dit doel heeft gevormd. Moge het den ju
bilaris gegeven zijn, zich nog vele jaren te
wijden aan het werk zijner liefde; moge
hij nog lang voor ons jongeren blijven de
oudere vriend met zijn fijne gevoel voor
humor, dus voor menschelijke vreugden en
smarten; mogen wij hem. voor wien een
„otium cum dignitate" een „contradictio in
terminis" is, nog lang zien als een voor
beeld van wat oneindige toewijding bij het
hanteeren van levende wezens en bewonde
renswaardige nauwgezetheid bij het be
schrijven en afbeelden hunner vormen kun
nen bereiken.
Hierboven de politieschietvereeniging „Wilhelmina" van Sassenheim en Om
streken. welke morgen haar zilveren jubileum viert met groote revolverwed
strijden op „Sporthoff" en een receptie, alsmede een feestelijk samenzijn in „De
Oude Post" te Sassenheim. Allereerst vindt een ontvangst der deelnemers
plaats op het Gemeentehuis. Het bestuur bestaat uit de heeren: J. P. Gouverneur,
burgemeester van Sassenheim, eere-voorzitter; C. J. van der Aar, Oegstgeest,
voorzitter; B. Kromhout, Lisse, vice-voorzitter; N. v. d Krogt, Warmond, secr.;
J. l'Ami, Rijnsaterwoude, plaatsverv.-secr., en J. L. Eist, Sassenheim, penning
meester. Voor de te houden wedstrijden bestaat groote belangstelling. Hierboven
deze kranige vereeniging, die in de afgeloopen jaren vele goede prestaties heeft
geleverd. In het midden met bolhoed burgemeester Gouverneur.
oefening aan die school uitsluitend in het
5e en 6e leerjaar (dus niet meer in alle
leerjaren) door vakonderwijzers(essen) zou
moeten worden gegeven; een daartoe strek
kende wijziging van de Verordening, rege
lende het openbaar gewoon lager en uit
gebreid lager onderwijs, werd daarom ter
vaststelling aangeboden.
Bij nader voorstel van 1 October 1936
merkten B. en W. echter op, dat inmiddels
was komen vast te staan, dat de z.g.
examenklasse van de voormalige gemeente.
Hike kweekschool als parallelafdeeling van
de Haagsche rijkskweekschool in Leiden zou
blijven en dat de leerschool gedurende den
cursus 19361937 als oefenschool voor die
examenklasse zou dienen. In verband met
de omstandigheid, dat de lichamelijke oefe
ning voor de leerlingen van de kweekschool
examenvak is, kon dus het vakonderwijs in
de lichamelijke oefening aan die oefen
school bezwaarlijk worden gemist, zoodat
B. en W. het aanvankelijk voorstel tot wij
ziging van genoemde verordening voorloopig
terugnamen, onder mededeeling. dat zij
tegen het einde van den cursus 1936—1937
op deze aangelegenheid zouden terugkomen.
Hetgeen B. en W. alsnu doen.
VERLENGING VERORDENINGEN.
Ingevolge de laatste alinea van art. 39
van de verordening op het beheer van de
bedrijven der gemeente, is die verordening
slechts van kracht tot en met het dienst
jaar 1935.
De verordening op het beheer van het
Grondbedrijf bevat een soortgelijke bepa
ling; art. 21 beperkt haar geldigheidsduur
tot en met het dienstjaar 1937.
Het is derhalve noodig ten aanzien van
beide verordeningen den termijn te ver
lengen. B. en W. zouden deze verlenging
voor een bepaald aantal dienstjaren, b:v.
tot en met het dienstjaar 1942, willen doen.
plaats hebben. Weliswaar is het mogelijk,
dat eerlanz nog andere wijzigingen in de
Algemeene Bedrijfsverordenine moeten wor
den aangebracht b.v. met betrekking tot
de afschrijvingen bij en het vernieuwings
fonds van de Lichtfabrieken doch een
dergelijke termijn behoeft geenszins aan
tusschentijdsche wijzigingen in den weg te
staan.
WIJZIGING UITBREIDINGSPLAN.
Bij het voorstel inzake den aanleg van
een mili.air oefenterrein met sportveld
nabij den Haagweg deelden B. en W. mede.
dat, in verband met dien aanleg, eenige
wijzigingen van niet ingrijpenden aard in
het uitbreidingsplan zouden moeten worden
aangebracht.
B. en W. doen nu een voorstel daartoe.
REGELING ZIEKENFONDSEN.
Me' verwijzing naar de mededeeling van
22 Maart J.l. en het naar aanleiding daar
van genomen besluit in zake voortzetting
van de met de ziekenfondsen en de daar
aan verbonden medische en pharmaceuti-
sche medewerkers getroffen regeling, be
treffende het verleenen van een reductie
oo de ziekenfondspremie aan gesieunden,
berichten B en W. het volgende.
Het verdere overleg met de ziekenfond
sen en de genoemde medewerkers heeft tot
het resultaat geleid, dat de medewerkers
bewilligen in een bijdrage hunnerzijds in
de kosten van de reductie gelijk aan 6 >/o
van hun honorarium uit de fondspraktijk,
ingaande met 1 Juli a.s. Ook de oogartsen
zijn bereid van dat tijdstip af eenzelfde
gedeelte van hun honorarium, voor zooveel
betrekking hebbende op de fondspraktijk,
in de kosten van de reductie te betalen.
Gelijk bekend is. waren de bijdragen der
fondsen en medewerkers over 1935/1936 en
1936/1937 aldus geregeld, dat de fondsen
2 'la van de bruto-premie-ontvangst en de
medewerkers 5 "la van hun honorarium bij
droegen De gemeente nam de rest van de
kosten der reductie voor haar rekening.
Over 1936 betaalden de fondsen, de mede
werkers en de gemeente respectievelijk
f. 9253.47 f. 11.971.26 en f 29.238.63. Van dit
laatste bedrag kwam f 7547 18 ten laste van
den Dienst voor Maatschappelijk Hulp
betoon.
Met ingang van 1 April j .1. bewilligden de
medewerkers, voorloopig, in afwachting van
een definitieve regeling, in een bijdrage
hunnerzijds van Th 'la van hun honora
rium, terwijl de oogartsen eveneens voor
loopig, bereid waren met ingang van dien
da'.um een gelijk percentage van hun
fondshonorarium als aandeel in de kos'en
van de reduc'ie.regeling te betalen
Bij de dezerzijds gevoerde verdere onder
handelingen met de fondsen en de mede
werkers bleken de laatsten hun aandeel
niet op Tit van hun honorarium te kun
nen handhaven, doch zll waren, zooals
gezegd, bereid, dat percentage op 6 te stel
len. Ook de oogartsen wilden hun bijdrage
op 6 'la van hun fonds-honorarium bepaald
zien. Van de fondsen was, In verband met
hunnen financiëelen toestand, vooralsnog
geen grootere bijdrage dan 2 van de
bruto-premieontvangst te verkrijgen.
Wel verklaarden de fondsen zich bereid
maatregelen te nemen, welke tot vermin
dering van uitgaven zouden leiden en deze
bezuiniging met ingang van 1 Januari a.s.
tot een bedrag gelijk aan -1'la van de
honoraria der medewerkers en oogartsen)
ten goede te doen komen aan de gemeente.
Zij garandeeren die hoogere bijdrage ge
durende een half jaar.
Met. de Commissie voor den Geneeskun
digen. en Gezondheidsdienst meenen B en
W.. dat met dit resultaat genoegen kan
worden genomen, ten gevolge waarvan, bij
niet afneming van de werkloosheid, over
1937 de bijdrage der gemeente in de kosten
van de reductie, voor een deel berekend
naar de bekende gegevens over 1937 en
voor het overige naar gegevens over 1936,
oo f 27.690 zou ziin te schatten. Van dit
bedrag zou dan plm f.7000 ten laste van
den Dienst voor Maatschappelijk Hulpbe
toon komen
De regeling ware op vorenstaanden voeg
te bestendigen tot 31 Maart 1938.
DE POSTVLUCHTEN.
De „Reiger" is gistermiddag op 4.16 uur,
op Schiphol neergestreken.
De „Valk" (uitreis) bereikte Bandoeng.
ROEKELOOS VLIEGEN.
Herhaaldelijk wordt de laatste dagen door
militaire vliegers onverantwoordelijk laag
over het Noordzee-strand gevlogen.
Zoo zagen we Woensdag en Vrijdag j.l.
evenals gistermiddag machines zoo laag
boven het strand vliegen, dat de piloten
voor tentjes of schelpenkarren hun toestel
snel moesten optrekken. Hierbij is niemand
gebaat en dit onverantwoordelijke vliegen
levert slechts groot gevaar voor de bevol
king van het strand op. Nog versch ligt ons
in het geheugen het ongeluk, dat van G.
vorig jaar in Ostende veroorzaakte en
waarbij een op het strand wandelende dame
den dood vond.
Niet alleen, dat de Luchtvaartwet derge
lijk vliegen verbiedt, maar het kan voor
den piloot toch geen bezwaar zijn, wanneer
hij het tóch wil doen, slechts enkele meters
opzij, boven den waterspiegel, te gaan vlie
gen, mits hij ook dan rekening houdt met
mogelijke scheepjes, en het feit, dat hij
slechts aan één zijde onbelemmerd uit
zicht heeft!
DE RUSSISCHE VLIEGERS OP HET
WITTE HUIS.
De drie Sovjet-Russische vliegers, die
zonder tusschenlanding van Moskou naar
de Vereenigde Staten waren gevlogen, heb
ben in gezelschap van den Russischen am
bassadeur een bezoek gebracht aan staats
secretaris Huil. Vervolgens hebben zij zich
naar het Witte Huis begeven, waar zij
door president Roosevelt werden ontvan
gen.
DRIE SPORTVLIEGTUIGEN TEGEN
ELKAAR GEBOTST.
De drie bestuurders gedood.
Boven het vliegveld Hamburg-Fulils-
buettel zijn gisteren drie sportvliegtulgen
bij een oefening met elkaar in botsing ge
komen en omlaag gestort De drie bestuur
ders zijn om het leven gekomen.
VEILIG VERKEER
De heei J. G. Visser Fruiniaan 16 on
derschrijft in hooidzaa het „ingezonden"
van den heer Schouten doch wijst erop,
dat de oudere generatie meer verkeers-
fouten maakt dan dc jeugd, Laten vooral
de oudere weggebruikers zich terdege in
stellen op „veilig verkeer".