Bloemenfeest op den Amstel - Minister Gelissen in Weenen LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad 78sfe Jaargang FEUILLETON Het Mysterie rondom Larissa BLOEMENCORSO OP DEN AM iEL. Flet festijn was georganiseerd door de Koninklijke Amsterdamschc roei- en zeilvereeniging ,,de Hoop" en werd bijgewoond door de Koninklijke familie. Een overzicht van de versierde vaartuigen. JANTJES AAN HET BIER. De matrozen van de „Gelderland" brachten eön bezoek aan den Vollenhoven Bierbrouwerij. Het gerstenat liet zdch uitstekend smaken. VGENT JAARSMA te Groningen, die niet kan vliegen, heeft een vliegtuig gemaakt model Pou du Ciel. De wielen zijn vervangen door drijvers. PRINS BERNHARD WOONDE DEMONSTRATIES VAN DE AMSTERDAM- SCHE BRANDWEER BIJ. Het redden van het houten paard uit het water. Rechts Prins Bernhard. ITALIAAN SCHE VLOOTSCHOÜW, ter gelegenheid van het bezoek van den DuitscheD maarschalk von Blomberg, die men hier ziet met Mussolini. MINISTER GELISSEN IN WEENEN voor het houden van een voordracht. De aankomst aan het Westbahnhof. Minister Gelissen en de Oostenrijksche minister van Handel, prof. Taucher (rechts). Roman van WERNER SCHEEF. JO) „Wat men noemt 'n magere oogst, maar misschien toch wel voldoende, ikzal na tuurlijk met Monsieur Courbin een paar woorden moeten spreken. Daar de politie nog niet gekomen is, wilt u er misschien voor zorgen, Dr. Streubel, dat Relninger den kapper en zijn dochter hier heen laat komen" „Ja, zeker, commissaris!" Felix Streubel draaide zich om en ver trok weer. „Was prins Peter de eenige persoon Jij zelf natuurlijk uitgezonderd waarmee madame Larissa in den loop van den vroe gen ochtend gesproken heeft?" vroeg de commissaris daarop aan Manja. „Neen, mijnheer, een paar minuten na dat prins Peter hier weggegaan was, ver soheen professor von Kaaden, die mij ver zocht hem bij madame Larissa aan te die- hen. Toen ik dit deed, werd mevrouw erg hoos. Ik geloof, dat zij gisteren met den professor, onmiddellijk na zijn aankomst, "os getelefoneerd heeft. Dat gesprek is diet al te vriendelijk geweest." „Is het den professor gelukt mevrouw te spreken te krijgen?" „Neen, zij weigerde beslist hem te ont vangen." „Wat deed hij daarop?" „Hij ging weg, maar kwam na een poosje terug met een bouquet bloemen. Het waren rozen." „Dat is interessant, Manja, waar zijn die rozen?" „Daar mijnheer, in die groote blauwe vaas." Het meisje wees naar de toilettafel. Lombach ging er heen en zag een bouquet van minstens dertig van de mooiste thee rozen. die in een vaas stonden. Het was eigenaardig om te zien, welk een interesse de commissaris voor deze bloemen toonde. Elke roos bekeek hij aan dachtig. Toen stak hij. niet lettend op de doornen, zijn hand zoo diep tusschen de bloemen, dat hij er enkele van verdrukte en met zijn hand halverwege den bodem van de vaas reikte. „Waren deze rozen verpakt of los?" vroeg hij aan Manja, die naast hem was komen staan. „Zij waren in papier gewikkeld. Ik wilde het papier er af halen, maar de professor vroeg mij dit aan madame Larissa over te laten. Het moest een verrassing zijn, en trouwens hij had er een briefje ingedaan." „En wat deed je toen met de rozen?" „Ik bracht ze naar mevrouw, die juist uit de badkamer kwam. Zij scheer, zich over de bloemen van den professor slechts te ergeren. Weet u wat zij zelde?" „Nu?" „Ze riep me toe: „Leg dien rommel maar op de toilettafel, dan zal ik er straks eens naar kijken!" „En heeft professor von Kaaden op ant woord gewacht?" „Neen, mijnheer, hij is direct weer weg gegaan." „Kun je me nog andere dingen vertellen, die je opgevallen zijn, Manja?" vroeg de commissaris na eenige oogenlikken nage dacht te hebben. En weer merkte hij, hoe het meisje aaT- zelde en het antwoord eenige seconden uitbleef. „Neen!" gei ze met overdreven beslist heid. „Madame Larissa heeft je geen enkele aanduiding gegeven omtrent het gesprek, dat zij met haar man gehad heeft?" „Neen, maar wel was zij erg bedroefd daarna. Mevrouw is trouwens de laatste dagen heel anders geweest dan gewoonlijk. Als dat iets opvallends is, dan behoor ik u dat te vertellen. Madame Larissa was ge heel veranderd na den angst, dien zij bij het ski-ongeval doorgemaakt had." „Dat is te begrijpen, Manja. Heb je mis schien gehoord of madame Larissa haai' man daarover een verwijt gemaakt heeft?" Het kamermeisje antwoordde ontken nend. „Blijf gedurende de volgende twee uren in de buurt, Manja!" verzocht Lombach en sloot hiermede voorloopig dit verhoor. „Ik zal je steeds nieuwe vragen moeten stel len. Jij bent de persoon, die mij over het privéleven van mevrouw meer vertellen kan dan wie ook. Weet je misschien, waar prins Peter nu is?" „Ik heb hem nog even gezien, toen ik van den kapper terugkwam. Hij verliet juist het hotel." „Maar je weet niet, waar hij naar toe gegaan is?" Ze antwoordde ontkennend. Dr. Schindier had ondertusschen zijn in strumenten weer ingepakt en wendde zich tot Lombach: „U heeft mij momenteel niet meer noodig, commissaris?" „Ik dank u hartelijk voor uw hulp in dit onderzoek, Dr. Schindier. U blijft in eik geval in Suit, dus kan ik u altijd bereiken. Laat ik u niet langer ophouden." De beide heerer. spraken dan nog over wat er met het lijk gebeuren moest, dat men liefst zoo gauw moglijk uit het hotel wenschte te brengen. Maar Lombach be twijfelde met recht, of hij zoo spoedig het parket in Suit zou kunnen verwachten. In lusschen was hij op zichzelf aangewezen en op de politie-agenten. drie in getai, die in Suit de openbare orde bewaakten. De brigadier Schmieger verscheen juist toen Dr. Schindier zich verwijderde. Zoodra hij hoorde wie Dr. Lombach was, stelde hij hem zichzelf en zijn manschappen geheel ter beschikking. Hij had de gang vrij laten maken en een van zijn menschen opdracht gegeven alle nieuwsgierigen op een af stand te houden. Ook het diensttelegram naar het parket was reeds afgezonden. Maar voor de avondtrein aankwam, kon men niet op de komst van de heeren uit Garmisch Partenkirchen rekenen „Dan blijft ons niet anders over, Schmie ger," zei Lombach. die met dezen beambte ir. de sterfkamer het geval besprak, „dan dat wij met ons tweeën trachten het raad sel van den dood van deze vrouw op te lossen." „Mijnheer de commissaris, u heeft slechts te bevelen, wat ik voor u doen kan." „Dr. Streubel wilt u zoo vriendelijk zijn bij ons te komen?" riep Lombach tot den jongen man, die zich op zachten toon met Manja onderhield. Toen Streubel naast hem stond, ging Lombach voort: ,,U, mijne heeren, ver trouw ik een werk van buitengewoon be lang toe, dat gemakkelijk een arrestatie worden kan. Ik verzoek u met een niets ontziende energie tegen die personen op te treden wier namen ik u noemen zal." „Zoo, dus u laat toch den prins arrestee ren?" vroeg Streubel met fonkelende oogen. „Dr. Streubel, nu moet u zich niet weer door jalouzie laten leiden. De man, dien u met behulp van de agenten vervolgen en zonder pardon hier brengen moet, is u on bekend. Misschien heeft u hem hier eens in het hotel gezien. Ik spreek van Monsieur Courbin, den buurman van madame Bura- diewa. „Pardon, maar ik herinner mij niet dezen heer ooit ontmoet te hebben," ver klaarde Streubel. „Trouwens, er zijn om streeks driehonderd gasten in het hotel, dus een enkeling valt zeker niet op." „Dat is jammer!" meende Lombach te leurgesteld. „Ik had gehoopt, dat u den man zou kunnen aanwijzen. Maar ook zon der een vorige kennismaking zult u hem nog bijtijds kunnen vangen, zelfs indien hij tracht weg te glippen." „Heeft u een speciale verdenking op dien persoon?" vroeg Schmieger. Lombach haalde zijn schouders op. „Zooveel personen hier staan onder ver denking, dat ik op dit oogenblik tegen nie mand iets speciaals aanvoeren kan. Gaat u daarom maar naar pension „St. Chris- toph". U kent het wel, nietwaar Schmie ger? Daar woont namelijk een echtpaar, dat met Monsieur Courbin, die zich voor kunst handelaar uitgeeft, omgaat. Men kan aan nemen, dat men in het pension zal weten, waarheen deze menschen vanmorgen ge gaan zijn. Misschien treft u zelfs Courbin in hun gezelschap aan. U moet hen dan zien te bewegen om alle drie nier naar het est Hotel te komen." „En als ze weigeren?" vroeg Streubel. (Nadjruk verboden). .(Wordt vervolgd)..

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 5