Het geheim van den Hausberg Een legende uit het oude Silezië De dappere pruikenmaker drong in de aarde door, maar De koude zomei We waren er stil van. „Nu maar naar Huis", zuchtte Pietje. „Ik durf niet, o, m'n jurk, m'n juïtk! 't Was Riek d'r schuld!" „Nietwaar! Ik heb je juist 't leven gered!" „Dat is waar", zei Nel. „Wees blij, dat je niet in den mcdder gestikt bent". Bij die gedachte hield Annie met huilen op. „Nu. vooruit dan maar". „We zullen dicht om je heen gaan loo- pen", beloofde Hannie. Zoo gezegd, zoo gedaan. In een kringetje liepen we om Annie heen tot bij haar huis. Maar een modderig spoor volgde het groepje en daardoor kreeg een jongens- krans, die in de buurt speelde, erg in het ongeluk. Kijk, daar had je 't al! Een woest geschreeuw. En dan 't gewone gezang van: Een snoek, een snoek! Een heele dikke snoek! Een snoek, een snoek! Een heele dikke snoek! Al schreeuwend en stampend op de maat van het liedje trokken ze achter ons aan. .Bah, nare f lauwerikkenschold Zus. Maar- 't hielp niet. Toen Annie's moeder doodelijk geschrokken in 't spionnetje keek, wist ze meteen, dat het snoekje van haar was. „Ben jij nu een veTwijtértd, toen dervlekken op jurk parasol, te vies om aan te raken. „Nee, Moeke". Hoe kón je zooiets doen!" „Ik heb Annie 't leven gered". „Och kom! 't Leven gered! Uit een mod- derslootje. Nou, 't is mooi, 't is mooi! Marsch, ln de kast!" En tusschen een heele haag winterklee- ren, die naar kamfer roken, mocht ik in pikkedonker m'n zonden overdenken. Zoo zie je dus, er waren in m'n jeugd wel gieen vliegmachines, maar stoute kin deren waren er toen ook al. En óf! R. DE RUYTER-v. d. FEER. Niet ver van Hirschberg in het reuzenge bergte, daar waar de wateren van Bobei en Zacken samenvloeien, verheft zich een heuvel, de Hausberg genaamd. Van den top \an dezen heuvel heeft men een verrukke lijk vergezicht over het dicht bevolkte, vruchtbare da! en over de stad. De naam Hausberg is afgeleid var. het kasteel (Haus). den burcht, die in vroe gere eeuwen hier stond, een burcht, waar van naam en faam uit het geheugen der rnenschen zijn weggevaagd, evenals het puin van zijn muren en torens van de aard oppervlakte is verdwenen, overdekt met zand en steenen en door struikgewas en onkruid overwoekerd. Het eenige spoor, dat nog van het bestaan van dit kasteel te vinden is, bestaat in den naam van een stadspoort in Hirschberg, de „Burchttor' staande op den weg in dc richting naar oen Hausberg. In de onderaardsche gewelven en kelders van den burcht (aldus vertelt de sage) lig gen onmetelijke schatten, bewaakt door af gunstige aardgeesten. Slechts eenmaal 's jaars, in den Kerstnacht tusschen 12 en 1 uur, moeten zij, door een machtige be- roovering gedwongen, den toegangsweg vrij geven. Dan opent zich geheimzinnig een oeur midden in de voorzijde van den berg en een lange smalle gang. slechts onvol doende verlicht, voert naar huiveringwek kende mysteriën, die in het binnenste van oen berg verborgen zijn. Of en hoe dikwijls in de oudste tijden door koene stervelingen met gelukkigen u tslag het waagstuk werd ondernomen, binnen te dringen in de verborgenheden der plaats, daarvan hebben wij geen be richt. Maar de kroniek der stad Hirschberg verhaalt uitvoerig, hop voor niet al te lan gen tijd, slechts ongeveer 150 jaar geleden, een waaghals den avontuurlijken tocht aanvaardde Toen woonde in de stad een arme prui kenmaker genaamd Kiliaan, die meer kinderen dan klanten had. maar wiens zucht naar vermaak en genot niet in over eenstemming was met zijn geldelijke mid delen. Wel was het toen voor de pruiken makers over het algemeen een goeden tijd, omdat een fatsoenlijk man niet in 't open baar kon verschijnen zonder een dier kunstmatige haartooisels van grootcre of kleinere afmeting op het hoofd, en er hoorde veel vaardigheid en kunst toe, om zulk een gewrocht te bouwen. Maar de ze gen der kunst strekte zich niet over onzen ongelukkigen vriend, die in even berooide omstandigheden verkeerde als zijn collega's in lateren tijd, toen het mannelijk deel van het menschdom op het schrandero denk beeld kwam zich de haren kort tc laten knippen De rekening en verantwoording van Kiliaan's financiën sloot altijd met een nadeelig saldo en zijn pogingen, door zteed» nieuwe leeningen de gaten te stop pen, mislukten jammerlijk Ze leidden er ln tegendeel toe dat men hem dagelijks om kapitaal en rente van reeds genoten voor schotten maande en hem zelfs met be slaglegging en gijzeling dreigde. 't Was op den Kerstavond, dat de nood ten top gestegen was. Gedurende dat blijde feest, waarop zelfs de armste zich en zijn familie gaarne een vreugde bereidt, toen zijn hongerende kinderen hem schreiend om brood smeekten, zijn vrouw weende en hij in zijn overprikkelde verbeelding meen de op te snuiven den geur van kaarsen en aennegroen, van versch gebakken koek en gestoofde karpers volgens oer-oud Sile- zisch gebruik onmisbaar bij den kerstmaal- lijd toen was het, dat hij liet koene be sluit nam. Haastig stond hij op, nam dc poederkwast, waarvan hij zich in geval van nood als een wapen dacht te bedienen, be nevens den poederzak, en tegen midder nacht, toen de buurlui zich gereed maak ten om naar de kerk te gaan, wandelde hij, zonder iemand iets van zijn voornemen te vertellen, met een kloppend hart het een zame pad op naar den Hausberg, Velerlei spookachtige gedaanten schenen hem 't binnentreden te willen beletten. Instinctmatig koos hij de meest begroei de, woeste zijde van den berg tot onder werp van zijn nasporingen, en weldra ver ried hem een zwak lichtschijnsel, dat zijn geloof en vertrouwen hem niet bedrogen hadden, en dat hij op de rechte plaats was. Daar was de deur! Een lange, smalle gang, waarvan het einde niet te zien waa, opende zich voor hem, maar velerlei spook achtige gedaanten schenen hem het bin nentreden te willen beletten. Onze held, die op zulke hinderpalen wel voorbereid was, greep naar zijn poederkwast, zwaaide hem krachtig in 't rond. en in de wolken van poeder verdwenen de afgrijselijk spo ken Thans kon hij ongehinderd zijn tocht naar de verborgen schoot dei aarde ver volgen. De gansche pracht der onderwereld was in deze gang overvloedig ten toon gespreid. De wanden schenen te bestaan uit de zeldzaamste ertslagen en tail. Groote robijnen, die een bloedrood!» verspreidden, hingen als lampen aa den kettingen van de zoldering, dem, waarop hij wandelde, bestoilekiil reusachtige edelsteenen, sameng at e tot een mozaikwerk als op de geheele|iee geen tweede te vinden was. Met in den adem en over zijn geheele bevend haastte hij zich tusschen dien metelijke rijkdommen verder door fuuri reikte eindelijk een grot. ruim als eea zaal. Het tooneel, dat hij hier aanschjteen was zoo avontuurlijk, dat sléchts de tasie in staat is iets dergelijks te pen. Op hooge massieve gouden kan stonden schalen van topaas, waari egui riekende olie brandde. Kostbare krb die het licht terugkaatsten, schitter alle kleuren van den regenboog tu «1, ;as. Eer gofe igev laze hooge druipsteenpilaren. Twee groot mr. pen gemunt geld een bestaande uit 1 dl stukken, de andere uit zilveren t aar lagen rechts en links van den ingi oveI den grond, en midden in de zaal z )0n; een zwart overdekte tafel de gra| raadsvergadering, die nog ooit het ot een mensch aanschouwde. Het wan bouters, allen gekleed in zwarte tog de hoofden torenhooge pruiken. De g van hen was slechts drie voet lang ieder vertoonde een of ander monsterff" uitgroeisel, waardoor hij zich va broeders op vermakelijke wijze scheidde Een had een bult zoo gr een mand, een ander bezat een ne onbehoorlijke afmetingen, rood als eei bonkei en met een aantal bijneuze slerd; een derde had een vreeselljk b mond en een paar reuzenvuisten; vi vierde hingen de oorlelletjes tot aafAu. middel enz. De angst voor wat hem overkome snoerde Kiliaan de keel dicht, en hel er iflët beter op, toen de vergaderini opmerkende, een gil slaakte. Op de J" d Wa >ch Dit onde d hi .uk 't f et t a d lerk en e ka e zi rent icife rif» eel iat er bi Eet vrat hem scheelde en wat hij deed, t ran hij zoo hevig, dat hij op zijn knieë H en stamelend zijn levensgeschiedenij E1 telde. Tot zijn geluk was de kaboute gadering juist In een goeden luim, gunstige stemming werd nog verhoogt hij zuchtend van de dagelijksche ruzi zijn vrouw vertelde. Een lang aanho gelach weergalmde en werd door de wanden weerkaatst. Toen eindelijk t bouters zich van him lachbui her hadden, werd Kiliaan bevolen de in orde geraakte pruik van den voorzit kammen en te poederen, waartegenoi vergunning kreeg zijn poederzak- goud stukken te vullen. Men gaf hem idus hi en lake én, liet oort In onk' eilil bij echter den welgemeenden raad oi weerom te komen, daar hij hen niet in zulk een goeden luim zou aantrefl 0gir hij anders zelf onaangenaam gepo[ en gekamd zou kunnen worden. De volgende week vertel ik je, ho den dapperen pruikenmaker verder „Moeder, mag ik korte mouwtjes?" Vraagt ons kleine Liesje Moeder, mag ik zonder mutsje?" Zeurt haar zusje Wiesje. „Moeder, 'k laat m'n cape maar thuis Er komt vast geen regen! Straks, als 't om te puffen is. Ben 'k ermee verlegen!" Maar de Moes van Lies en Wiesje Geeft haar lekker niet haar ztn. Met een jasje en een dasje Pakt ze fün haar kindjes in, „Want" zegt Moeder ,.'t is zóó koud 'k Moet nu zorgen, meisjes mijn! Deed ik 't niet, ie zou dan strakjes Allebei verkouden zijn!" MARIE MICHGjtbri; Wa 1 We

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 20