Een praatje over verrekijke
Kunnen visschen
hooren?
Een luis,
die visschen vangt
D
Iedere Handige jongen kan er zelf een makei
Ea Jaap had gebruld van 't lachen en
lilj tenslotte ook, want ze hadden toch te
veel met elkaar op om echt ruzie te maken.
Maar nu lachte Kees niet. Toen Vader
éven later naar boven kwam, hoorde hij
een wild gesnik op Kees' kamertje. Hij
ging naar binnen en sloeg zijn armen om
Kees' schouder en de wanhopige jongen
huilde tegen Vader aan, net of hij nog drie
jaar was, inplaats van negen.
„Ik wil dat akelige geld nooit meer heb
ben!" snikte Kees. „Gooit u 't maar gerust
weg!"
Dat zullen we niet doen" vond Vader.,
,."vVe doen het netjes in de spaarpot en be
waren het voor later, als Jaap weer beter
mag worden"
En gelukkig. Jaap werd weer beter. Wel
heel langzaam, maar hij kwam er toch bo
venop. En op een mooien Woensdagmiddag
trok Kees naar het Ziekenhuis, met een
groote zak fruit en een stralend gezicht.
„Tjonge jonge!" jubelde Jaap, „is dat al
lemaal uit je spaarpot? Je bent toch een
bovenste beste, hoor! Ik durf het haast niet
opeten, als ik er aan denk, dat jij het zoo
bloedig hebt opgespaard!"
„Ik ben heelemaal geen bovenste beste",
zlï Kees. „Ik ben een akelige krent". En
toen vertelde hij zijn vriend van zijn gie
righeid en al het verdriet dat hij om hem
had uitgestaan.
„O. jo. daar praten we niet meer over!"
zei Jaap. Maar hij vond toch. dat 't reuze-
flink van Kees was, dat hij zoo ruiterlijk
z'n fout bekende. Sinds dien dag waren
dc twee jongens nog betere vrienden dan
ooit tevoren.
R. DE RUYTERv. d. FEER
Neen, maar ze hebben wel een bijzonder
fijn gevoel.
Als we je de vraag stellen of visschen
kunnen hooren. dan zeg je zeker direct
„nee". Waarvoor zouden visschen een ge
hoor noodig hebben? We weten, dat alle
visschen stom zijn; alleen de knorhanen
brengen een zeker geluid voort, dat echter
niet veroorzaakt wordt door de keel, doch
ocor het .flyer elkander wrijven van de
kieuwdekselbeenderen. Onder de opper
vlakte van het water wordt dus vrijwel
geen enkel geluid gehoord: de visschen
gaan onder doodsche stilte op roof uit, of
worden weer door anderen geroofd. Een
goed gehoor is dus voor hen volstrekt geen
vereischte
Toch merkt een visch onmiddellijk, als
er een vijand aankomt. Nog sterker: er zijn
verhalen van visschen bekend, waaruit je
wel degelijk zou afleiden, dat een visch kon
hooren. Zoo vertelt men van den lekkerbek
Crassus, dat hij er in zijn vijvers een aal
op na hield, die hij met gouden kettingen
cn ringen had versierd. Als hij het dier
riep, kwam het aan de oppervlakte en at
uit zijn hand. De Chineezen gebruiken
klokken, waarmee zij hun goudvisschen
lokken, als hun maaltijd klaar is en som
mige eigenaars van landgoederen hebben
maar even te fluiten en onmiddellijk ver
schijnen alle bewoners van den vijver aan
de oppervlakte. Zouden visschen dus toch
kunnen hooren? Neen. maar je weet, dat
elk geluid een trilling is. En het is bekend
dat deze trillingen door het water nog be
ter worden voortgeplant dan door de lucht.
De visschen hooren dus geen geluiden,
maar voelen ze.
De bij ons voorkomende wandluis is een
weliswaar hoogst onprettig, maar toch vrij
wel onschadelijk insect. In Zuid-Amerika
komt echter een luizensoort voor, die in
tegenstellling tot de bij ons inheemsche
soort, buitengewoon giftig is. Wij bedoe
len de Belastowa-luis, die in het water
leeft, en een grootte bereikt van niet min
der dan 10 c.M. Het is een vrij gevaarlijk
diertje, dat in staat is kleine visschen te
dooden. die zij dan volkomen uitzuigt, zoo
dat niets anders dan de graten en 't vel
overblijven. Maar ook grootere dieren zijn
voor deze luis, die trouwens ook door ba
dende en zwemmende menschen gevreesd
wordt, niet veilig. Het gif wordt klaarblij
kelijk door een klier in den kop van het
diertje afgescheiden en door den steek van
de zuigspriei ia wond gebracht.
Een oog, dat verder ziet dan „de neus
lang is," dat ook op grooten afstand de
voor het gewone oog onwaarneembare
dingen duidelijk onderscheiden kan, zulk
een gezichtsorgaan werd ten allen tijde
hoog gewaardeerd.
De magiërs en priesters in Egypte en
Babylonië roemden zich deze gave te be
zitten, Was het bluf, of waren zij werkelijk
In staat te zien, wat voor de profane
menigte onzichtbaar was? En als het waar
was, bereikten zij dit doel door magische
middelen (naar zij beweerden) of waren
zij in 't bezit van optische Instrumenten?
Wie zal het zeggen!
Een ding is zeker: deze adepten waren
wijze, maar ook slimme mannen. Zij be
zaten niet alleen een uitgebreide kennis
omtrent de natuur, die zij voor de groote
massa zorgvuldig geheim hielden, maar
ook instrumenten (o.a. de magneetnaald),
die zij gebruikten om het wonder-geloof
onder de massa op te wekken. en om
hun macht over koning en volk te bevesti
gen. Wellicht bedienden zij zich reeds van
een soort verrekijker, waarmee zij „de vlieg
op de punt van den toren" zien konden, een
verrichting, die ook thans nog als een
topprestatie beschouwd wordt, ofschoon
het met 'n goeden telescoop niet moeilijk is.
Nu is het wel heel aardig de fantasie eens
ongebreideld te laten zweven door vreemde
landen en het verre verleden, maar de
werkelijkheid is toch eenigszins anders, eri
met de nuchtere werkelijkheid hebben wij
bij ons praatje over verrekijkers rekening
te houden.
Als de Egyptische priesters zulke opti
sche instrumenten bezeten hadden, dan
zouden onze Egyptologen onder de vele
voorwerpen, die opgedolven werden, zoo niet
complete kijkers, dan toch ongetwijfeld
holle spiegels of glaslenzen gevonden heb
ben. en dat is niet het geval geweest. Wel
kenden de Egyptenaren de substantie glas
en wisten ze te smelten en te bewerken.
Het glazuur op de steenen van den 12.000
jaren ouden tempel van Belus is een soort
glas en in de graven der Pharao's, die
tweeduizend jaren vóór Christus over het
land heerschten, werden talrijke glazen
sieraden, zelfs van gekleurd glas gevonden,
maar geen lenzen.
De wonderlijke eigenschap van holle
spiegels en lenzen, om van een ver ver
wijderd voorwerp in de nabijheid van het
brandpunt een omgekeerd verkleind beeld
te scheppen, was hun dus blijkbaar onbe
kend, evenals het feit, dat men een bolle
(convexe) lens als vergrootglas gebruiken
kan. Was dit wel het geval geweest, dan
zouden zij zeker ook op het denkbeeld ge
komen zijn, verrekijkers te construeeren,
want een telescoop is zoo eenvoudig van
samenstelling, dat een knaap, die zich
eenigermate op knutselen verstaat, gemak
kelijk een eenvoudigen kijker bouwen kan.
Wat is er voor noodig? Een groot, con
vex brilleglas met grooten braru
afstand, bijv. vijftig centimeter, als
tief (zie A op teekening 1), een
sterk convex lensje, d. i. een g
vergrootglas met korten branc ,t"(
afstand, b.v. 2 c.M. als oculair loc
zie B.), een kartonnen koker van t d
vijftig centimeter lengte en een kort air
tonnen koker, ca. tien centimeter lai
gemakkelijk in den langen koker k;
schoven worden. Het groote brilleg! e„"
objectief, bevestigt men met een pa.
gen voor in den langen koker en het
vergrootglas op dezelfde wijze in het
kokertje en het instrument is geree
is een z.g. Galileïsche kijker, die on p
vijf en twintig maal vergroot, alle b )vel
omgekeerd vertoont en slechts een
gezichtsveld heeft, dus een astronoi
kijker. Aanbeveling verdient het, vlal
het oogglas een zwarte, kartonnen
met een klein gaatje (diaphragma
te brengen.
De constructie van zulk een instr
eischt weinig moeite en kosten en
schenkt het een heerlijke voldoenin
toestel eens op de maan te richter
scherpe instelling zijn er talrijke k
nn ChVto/l.tinilraiTolp +e»
en schaduwkegels te onderscheiden,
de raaiden van het beeld zullen ra R
groen gekleurd schijnen. Natuurlij] fj
men de maan omgekeerd, maar daf«p
dert niet.
Richten wij het instrument op
bloem achter in den tuin, dan kunn<
elk blaadje en meeldraadje onderschip
Voor nauwkeuiige sterrekundige
nemingen is dit soort instrument n;
lijk onbruikbaar. Voor de astronor
kijkers gebruikt men twee lenzen a
jectief, een convexe van z.g. crowngl
een concave (holle) lens van z.g. flii
Deze combinatie van lenzen neen
kleurschifting (de gekleurde randen
zoodat een helder, scherp beeld ont
Over het „waarom" kunnen wij in di
artikel niet uitweiden.
Ook het oculair bestaat bij deze k
uit meerdere lenzen, waarop wij hie
nader ingaan.
Nu rijst de vraag: Hoe berekent u,
hierboven beschreven eenvoudige
vijf en twintig maal vergroot? Het
eenvoudig: Men deelt den brand
afstand van het objectief (in dit
vijftig centimeter) door den brand
afstand van het oculairglas (2 cM.),
gedeeld door 2 is 25. Ten einde be
van de grootst mogelijke lichtsterk
verkrijgen, moet men het oculair zo
diaphragmeerendat de middellijnerli
objectief en diaphragma evenredif1^
aan de brandpuntafstanden, in dit
waar de middenlijn van het object'
4 cM. is, mag de diaphragma-openinff
grooter zijn dan 40/25 m.M. is 1,6 'fei
meter, d.i. een prik met een stopnaa e,r'
Bij de tooneel- en veldkijkers gel 1
ctie
brc
er.
e hi
ïdpi
len
itsv<
di-
bij
Dk 3
erg
mk
obj
one
k v
ben
nen
alta:
ve:
bi
re<
pe:
I g<
"D
air!
ob;
ehi
le 1
e
ens:
ind
ls
al
>eke
ien<
1
bef
d:
de
lenj
608
at i
run