Zaterdag 29 Mei 1937
No. 21
LEIDSCH DAGBLAD
Maar later had hij bitter berouw
ÏEUCS
en Jaap waren dikke vrienden. Als
s zag, dan kon je er zeker van zijn,
ap niet ver uit de buurt was, en zag
aankomen, dan hoefde je maar even
i hoek te kijken om Kees te vinden!
elde jongens konden reusachtig goed
opschieten en waren 't bijna op alle
roerend eens. Allebei waren ze vlug
ooi en ijverig, maar toch lang geen
pieten, allebei hielden ze dol van
n spel en geschiedenis was hun lief-
Maar er was één groot verschil
ïn de beide jongens en dat verschil
in de manier, waarop ze met hun
»t omgingen.
ermaar: Kees z'n spaarpot was een
groengeschilderd houten huisje met
od dakje erop. 't Stond altijd op het
in zijn slaapkamer en hij deed er
z'n vijf centen weekgeld in, iederen
[morgen. Dat was dan altijd een erg
oogenblik voor Kees. Hij liet het
)or de gleuf glijden: tik-tik-tik-tik-
ed het. En dan rammelde hij eens
net het huisje en woog het op z'n
„Wat wordt het al zwaar!" dacht hij
zal nu wel gauw weer een gul-
zitten!" En zoodra dit het geval was,
Ie Kees de heele handvol centen bij
of moeder in voor 'n gulden en bracht
ar de spaarbank. Hij had nu al ze
lden op z'n boekje staan en was met
ihtsten een m-»* eind op weg!
z'n spaarpotje had dus een best
lij hem, héél iets anders dan die van
i's spaarpot was eigenlijk een varken
„eigenlijk" want je moest al héél
ijken om dit to ontdekken,
ger was het varken mooi glimmend
geweest, met opstaande oortjes en
vier poolen, doch nu Door al 't schud
den en stooten, dat Jaap ermee deed, wa
ren drie van de pooten beschadigd en éen
was er heelemaal af; verder was er een
groote scherf in z'n rug en een barst in
z'n lijf, zoodat het eigenlijk een wonder
was, dat het varken nog leefde!
„Jongen, jongen, wat heb jij dat varken
toch vreeselijk .toegetakeld!" zuchtte moe
der soms. als ze 't arme dier, geleund te
gen een bloemvaasje, zielig op Jaap's kastje
zag staan
„Niets aan te doen, Moe, dat komt van
'1 schudden!"
„Een varken is niet om te schudden,
maar om te sparen", zei Moeder dan.
Maar hierover had Jaap een héél andere
meening. Meestal deed hij 'a Zondagmor
gens zijn vijf centen netjes in het varken
om ze er dan 's avonds of 's middags al
weer haastig uit te schudden voor een
doosje klappertjes of als hij 't belletje van
den ijscoman hoorde, 't Varken van Jaap
had dus een echt verdrietig leven. Vandaar
dat hij ook zoo zielig de wereld in keek!
Eens op een dag, toen Kees op school
kwam, zag hij Jaap niet op 't speelplein en
ook niet in dt klas.
„Gek" dacht Kees, „dat Jaap zoo laat
is! Niets voor hem anders!"
't Raadsel werd echter spoedig opgelost.
„Jullie kameraad Jaap is ziek" vertelde
meneer. „Een zware verkoudheid".
En Kees vond het dien dag op school bar
ongezellig. Toen hij om twaalf uur thuis
kwam, vertelde hij 't aan Moeder en die
zei dadelijk: „Ga om vier uur maar gauw
even naar hem kijken, Kees, en neem een
paar mooie sinaasappels mee. Je hebt geld
genoeg in je spaarpot'.
„O.... 'k zal wel eens kijken!" mompel
de Kees. 's Middags op school, onder de
taalles, dacht hij er ernstig over na. „lede-
-e sinaasappel 1 cent" rekende hij. „Drie
mag ik wel geven, dat wordt dan driemaal
zeven is éénentwintig't is wel veel
geld!"
„Kees, opletten!" riep meneer
Even hield hij z'n hoofd bij de les, maar
dwaalde weei al.
„Verbeeld je, dat ik éénentwintig centen
uit m'n spaarpot haal en ik kom plechtig
met een zak sinaasappels aan en Jaap
komt me in de gang tegemoet sprin
gen, omdat hij al weer beter is! Wal een
zonde dan van al dat geld! Nee hoor, ik
wacht nog één dag. Als hij morgen niet
beter li dan
Maar den volgenden dag moest Kees
met Moeder boodschappen doen en den
daarop volgenden dag had hij Fransche
les. „Dan vast en zeker morgen!" dacht
Kees
Maar er gebeurde iets heel anders. Toen
de jongens op school allemaal op hun
plaats zaten kwam meneer met een ern
stig gezicht binnenstappen en zei: „Jon
gens, ik moet jullie iets heel verdrietigs
vertellen. Jaap Verkoren heeft erge long
ontsteking en is gisteren naar 't ziekenhuis
gebracht. Zijn Vader schrijft, dat zijn toe
stand vrij ernstig to".
't Was Kees, of hij een steek midden in
z'n hart kreeg en of de heele klas met hem
ronddraaide. Jaap ernstig ziek. in 't Zie
kenhuis.... en hij. hij was nog te kren
terig geweest om een paar vruchten voor
hem te koopen! O, 't was vreeselijk! De
tranen schoten Kees in de oogen. Hij
schrok op van meneer's stem: „Heb jij hem
de laatste dagen nog gezien. Kees?"
„Neestotterde hij. „Ikik wou
juisi vanmiddag gaan".
En nu keken alle kinderen zijn kant uit
en meneer zei: „Nu. dat zal dan wel niet
gaan, vanmiddag. Hij mag volstrekt geen
bezoel; hebben".
't Was Kees. of die morgen nooit om zou
komenO. wat kropen die uren voorbijHij
vas blij, toen 't eindelijk twaalf uur was
en hij naar huis kon gaan!
Waarom? Om 't nog goed te maken? Met
een scherpe pijn in zijn hart bedacht hij.
dat dit misschien nooit meei mogelijk zou
zijn! Thuisgekomen liep hij stilletjes naar
z'n kamer, pakte werktuigelijk zijn spaar
pot en liet alle centen op het bed rollen.
Hij telde ze: 't waren er precies vijfenze
ventig. Vijftien weken had hij erover ge
spaard, maar 't leek hem nu net. of die
neele schat niets waard was. Graag had hij
dit alles, en bovendien nog de zeven gul
den van zijn spaarbankboekje, willen ge
ven om Jaap een plezier te doen. om ten
minste iets goed te maken van zijn schuld
tegenover zijn vriend.
En opeens zag hij Jaap's gezicht voor
zich, toen hij eens gezegd had: „Een ake
lige krent ben je, jij met je spaarpot! Als
je later oud bent, zit je met magere haak
vingers en een haakneus je geld te tellen!
'n Plezierig leventje!"
En hij herinnerde zich nog, dat hij toen
geantwoord had: „En jij bent een echte
verkwister, met je toffees en je ijsjes. Op
die manier kom je nog in de gevangenis
teiecht!"-