Prins en Prinses uit Engeland terug - Roeiwedstrijden te Alphen 78ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON Het Mysterie rondom Larissa gg=g=======g====g HET PRINSELIJKE PAAR IN HET VADERLAND TERUG. De aankomst te IJmuiden, terwijl de saluutschoten donderen. ZEILWEDSTRIJDEN VAN HOLLANDIA OP DE BRAASSEMER- MEER. Voor een watersportliefhebber om van te watertanden. De strijd om de eerste plaats met den ballon op. AJAX KAMPIOEN VAN NEDER LAND. De aanvoerder Anderies- sen wordt op de schouders gedragen HUIS INGESTORT IN DE RAPENBURGERSTRAAT TE AM STERDAM. De brandweer zorgt voor opruiming van de overblijfselen. n ationale roei wedstrijden te Alphen aan 'den Rijn. Achtriems- gieken dames. Rechts Vliet (die 1 werd) en links Nereus. de nationale roeiwedstrijden van hollandia te alphen aan den rijn. De de derde damesrit van d'e k.n.a.c. werd dit jaar in het gooi gehouden. ,,Hunze", de winnende ploeg van het nummer stijlroeien vierriemsgieken Mevr. a. j. Cornelius met d.k.w. aan de contróle op den dijk dames, wordt gehuldigd. bij Spakenburg. Raman van WERNER SCHEFF. 14) ••En wat moet er met den Rus gebeu ren?" „Dat is nummer twee, die, hoe het ook bJ. binnen vier en twintig uur gearresteerd moet zijn. Die knaap was chauffeur bij de danseres Larissa Buradiewa. wier naam en adres je bekend zijn." „Zijn ze dan allemaal van hun baantjes ®e?geloopen?" bromde Helnke aan het andere einde van de telefoonleiding. .Het schijnt van wel. Deze Ossipow is Mogstwaarschijnlijk vanmorgen uit Ber- d)n vertrokken. Ik zou er bijna een eed op durven doen, dat hij niet meer in Berlijn Hij zal wel hals over kop afgereisd zijn, 'ermoedeiijk naar een havenstad of, wat 2 bet waarschijnlijkst acht, naar Parijs. mÜL een vervolging in; je weet wat je moet doen. Het is belangrijk, dat vanavond, niet vóór vanavond, het personeel j® madame Buradiewa eens uitgehoord Sin t waar de man naar 106 £esaan kan Mm wee^ men is in het algemeen ge- riehf om meer 'os b® 'aten, om onvoor- ratiger tegenover collega's dan .senover anderen. Het personeel zal in Pip Seval slechts bestaan uit. den butler uffjo, den tuinman en één dienstmeisje, ^ólon ook dat de Keukenmeid niet met mijnheer en mevrouw afgereisd is. Heb je alles genoteerd?" „Ik kan toch stenografeeren!" zei Heinke licht verwijtend. „De nasporingen naar Michael Ossipow moeten onder de grootste geheimhouding geschieden, zoodat noch madame Bura diewa, noch haar man er iets van merken." „Ik heb al iemand op het oog, die dat kan doen," riep Heinke. „Uitstekend! Ik ben echter nog niet klaar met mijn wenschen." ,,Nu, commissaris, kunnen we dat alles vanmorgen klaar spelen?" „Ik vertrouw op je, Heinke. Al het an dere moet waohten. Ik zou graag willen weten, wanneer de volgende personen in den loop van de eerstvolgende dagen Ber lijn verlaten en waar ze naar toe gaan. Schrijf op: Professor von Kaaden, adres breng ik je straks wel; juffrouw Irene Wallon uit Miinchen. adres mij niet bekend en verder Dr. Felix Streubel. Vooral deze laatste moet nauwkeurig geschaduwd worden." „Ben nieuwsgierig te weten, commissa ris, welke kolossale misdaad u daar aan het najagen bent." Lombach zuchtte: „Wie weet of ik niet een onschuldig spook nazit. Maar onder zekere omstandigheden kan het om men- schenlevens gaan. Nu, straks vertel ik je alles, Heinke. Overigens is het niet uitge sloten. dat ik je spoedig vacantie geef." „Nou, nou. wat heb ik nu weer gedaan chef?" „Zou je het prettig vinden, Heinke, om een paar dagen in de bergen door te bren gen, lekker eten en drinken, alles op kos ten van den dienst en zonder dat het je regelmatig verlof ook maar in het minste bekort?" „Mijnheer de commissaris, u neemt een loopje met mij! Zoo iets bestaat nietP' .Misschien gebeurt het wonder toch! Maar nu aan den arbeid, Heinke. Ik heb vanmorgen nog veel te doen; om twaalf uur ben ik bij je. Tot straks." Lombach hing den hoorn op en stond nog eenigen tijd in diep gepeins verzonken. De komst van zijn moeder stoorde hem pas en bracht hem tot de werkelijkheid terug. VII. Prins Peter Hadjieff dacht er niet aan, om in zijn lichtgrijze automobiel naar huls te rijden en Larissa verslag te geven van zijn bespreking met Dr. Lombach. Hij reed zoo snel, dat hij onderweg meermalen met tegenliggers in botsing dreigde te komen. Midden op de breede Charlottenburger- strasse, in den Tiergarten liet hij zijn wa gen stoppen, stapte er uit en liet hem non chalant aan den kant van den weg staan, 't Had 's morgens geregend en 'n fijne nevel hing boven den vochtigen grond van den Tiergarten; slechts weinig menschen von den 't noodig om In dit weer de hoofdwegen van het park te verlaten. Maar Peter Hadjieff scheen een hartstochtelijke lief hebber van de natuur te zijn; met snelle stappen ging hij door laantjes en zijpaden, tot hij op een bruggetje, dat over een vijver geslagen was, een gestalte zag, waarop hij zijn gang nog meer versnelde. De jonge dame, In een elegante, lichte regenjas, keek, met nerveuze ongeduldig heid neer op het grauwe vijverwater en bemerkte Peter's nadering eerst, toen hij vlak achter haar was. Toen keerde zij zich om en had nog juist de gelegenheid om een omhelzing te voorkomen, waarmede hij haar begroeten wilde „Irene," zei hij te leurgesteld, toen zij zoover achterover week, dat haar bovenlichaam ovej de ijzeren leuning van het bruggetje boog, „wat beteekent dat nu?" Irene Wallon greep zijn hand „Wees als 't je blieft niet boos, Peter. Als Je eens wist. wat ik vannacht doorgemaakt heb!" „Maar Irene, alles is nu weer in orde." Om den mond van het meisje verscheen een harde trek. „In orde?" herhaalde zij bitter. „Wat noem je in orde? Heb je dan heelemaal niet nagedacht, over het gebeur de van gisteren? Zie je het gevaar niet voor jezelf en voor mij?" Peter lachte luidkeels. „Ik heb niet alleen nagedacht, maar ik heb een paar mijnen gelegd, waarop de scheepjes van onze tegenstanders te pletter geslagen zullen worden." „Onze tegenstanders?" vroeg Irene scherp, „ik geloofde bijna, dat alles, wat gisteravond gebeurd is, door een goeden vriend in scène gezet was." Het gezicht van Hadjieff vertrok. „Streubel is dus nog steeds een goede vriend van je?" „Ja, daar ben lk van overtuigd." „Je bent ervan overtuigd!" lachte Peter luid. Toen keek hij in het rond en zag een paar menschen. die hun kant uitkwamen. „Wij kunnen hier niet blijven staan, laten we toch oploopen." Zij liepen langzaam, over het vochtige, reeds halfvergane bladerdek, dat op de paden van den Tiergarten lag. „Je hebt gisteravond dus nog met Streu bel gesproken?" hoorde hij haar uit. „Ik heb het willen vermijden, maar hij dwong mij er toe, en heeft me in zijn wa gen naar huis gebracht. Wat bedoel je met die zonderlinge vraag? We bleven nog een poosje bij zijn auto praten en hij heeft me steeds weer hetzelfde verzekerd." „Un dat is?" „Dat hij van mij houdt en dat hij nooit zal ophouden op mij te passen." „Nu, dat is mij allesbehalve aangenaam," sprak Hadjieff. „Je weet niet, hoe het mij ergert, dat Streubel onze verhouding kent of ze maar vermoedt, en dat hij mij in den weg staat. Heeft hij er ook op gezinspeeld, in wat voor een betrekking hij met het voorval van gisteren staat?" „Neenja, toch! Hier en daar heb ik uit zijn woorden opgemaakt, dat hij bij zonder in zijn schik was. Zeg eens, Peter, is er iets gestolen?" „Ja, en juist datgene, wat ons belden betreft!" Irene Wallon bleef als vastgenageld staan. Hulpeloos staarde zij den man aan, die sedert maanden haar denken en voelen uitmaakte, en die uit haar een willoos werktuig voor zijn eigen toekomstplannen gemaakt had. „Ja. nu ben je verwonderd. Had je je dan wat anders voorgesteld? De heele zaak ging daarom, dat Streubel zeer goed wist, dat jij het mij gegeven had." „Hij wist echter niet, dat jij het van mij genomen had," riep zij afwerend, „anders had hij je wel aangepakt en andere stap pen genomen. Ik bewonder zijn instinct. Hoe hij dat alles geraden heeft; hij schijnt in mijn ziel te kunnen lezen. Ik ben er dikwijls bang van!" „Het zou beter zijn als je hem de bons gaf," zei Peter met een aanvechting van brutaliteit. „Het verloop van gisteravond heeft mij doen zien hoe ernstig men hem nemen moet. Tot nu toe heb ik om den man gelachen. Nu weet ik. dat hij capabel genoeg is om mij tegen te werken. En ik laat mij niet dwars zitten (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd)..

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 5