De kroning van Koning George VI en Koningin Elisabeth LEIDSCH Mm *0 Tweede Blad FEUILLETON Het Mysterie rondom Larissa DE KRONINGSPLECHTIGHEID IN WESTMINSTER ABBEY. De Koningin wordt door den aartsbisschop van Canterbury plechtig de kroop op het hoofd gezet (voorgrond). Op den achtergrond de Koning zittend na zijn kroning. ÜE NAASTE VERWANTEN VAN DEN ENGELSCHEN KONING IN DEN KRONINGSSTOET. De koets met de Princess Royal, Lord Lascelles en de prinsesjes Elizabeth en Margaret Rose, dochtertjes van het Engelscho koningspaar. Roman van WERNER SCHEFF. 6) „De commissaris legde weer zijn hoofd in Jin nek en keek weer naar het glazen yak van den wintertuin. Toen keerde hij Mi zoo snel om, dat hij eensklaps voor bene Wallon stond. ..Mademoiselle Wallon," zei hij met over geven vriendelijkheid, waarmede hij vaak opereerde, „u bent de eenige persoon hier, te ik nog onder vier oogen wensch te spreken." Deze woorden van den commissaris ver- jokten de meest verschillende gevoelens Pi de aanwezigen. Madame Buradiewa, aau man, professor von Kaaden en baron jtonenberg schenen verrast, misschien iet- *at gegeneerd. Dr. Streubel's gezicht werd vuurrood en de direct betrokkene, 't jonge g^e, sloot de oogen en scheen te wan- ,,Het is voldoende als wij even in de «urn hiernaast gaan," stelde Dr. Lombach tin toen zij daar zonder getuigen tegen- te ?ll!aar stonden, versterkte de politie- reambte zijn vriendelijkheid tot een peil, sit ,.Irene Wallon het pijnlijke van de Wen zoovee* mogelijk zou helpen ver- u'Üïfc 11 nlet Saan zitten, Mademoille? u Wujnt moe te zijn en ietwat nerveus." „Dank u. Dr. Lombach, u heeft het ge raden. Ik ben sinds het moment dat het licht weer opging als verdoofd." Zij ging zitten en Dr. Lombach nam te genover haar plaats. „Kijkt u eens nier, mademoiselle," ging hij voort. „U bent in het gezelschap van dezen avond en daarom dus in mijn com binaties een gewichtige factor. U moet het niet als ijdel gevlei opvatten, als ik u ver tel, waarom u zulk eentgewichtige factor bent. Het is steeds mijn principe, in zulke gevallen, om na te gaan, welke vrouw, op welke manier dan ook, in aanmerking zou kunnen komen voor of in mijn combina ties, Andere mannen hebben u reeds zeker meer dan eens verteld, dat u zeer mooi bent en daarbij nog zeer jong, waarschijn lijk hoogstens negentien jaar." „Een paar dagen geleden werd ik zoo oud. Maar toch vergist u zich. Men zal toch om een knap meisje geen inbraak plegen?" Daarop had de commissaris moeten ant woorden, dat het bij hem niet om de in braak ging, maar hij vond dat niet noodlg. „Onbewust kunt u toch de door mij ge noemde factor in het spel zijn, dat ge speeld wordt. Zegt u mij eens ronduit. Heeft u eenige verdenking?" „Een verdenking wat betreft een van de aanwezige personen," vroeg Irene Wallon voorzichtig. „Ja." „Absoluut niet, Dr. Lombach, wie zou dat kunnen zijn?" „Het gedrag van Dr. Streubel is mij op gevallen!" „Nu, dan vergist u zich!" „Zegt u dat niet Dat zijn waarnemingen, waarover u niet oordeelen kunt, made moiselle Wallon Ik heb een soort instinct ontwikkeld en als ik oprecht mag zijn, dan is Dr. Streubel's gedrag voor mij op de een of andere manier verdacht. Niet met betrekking tot de inbraak, maar verdacht, omdat hij iets weet van wat zich hier Af speelt en deze kennis verbergt hij voor mij. Hij was de eenige, die glimlachte, toen Ik voor het eerst binnenkwam." „Dit glimlachen kan ik wel verkla ren," zei het meisje met een haast, die overbodig was. „Felix Streubel is een scepticus. Hij heeft mij dikwijls verteld, dat hij geen geloof hecht aan al die ver halen van successen bereikt door beroem de detectives. Ik veronderstel dat hij naief genoeg is, om er van te voren ple zier in te hebben, dat u, mijnheer de com missaris, niets zou bereiken." „U moet mij toestaan, mademoiselle, om aan die naiveteit van dr, Streubel niet te gelooven. U bent er dus van overtuigd, dat hij geheel buiten al deze gebeurtenissen staat?" .Absoluut!" „Als u dat nu met een weinig minder aplomb zegt, dan ware dat beter geweest," lachte dr, Lombach. „Het Interesseert mij( nu te weten, hoe u persoonlijk over dr.' Streubel denkt." Zij bloosde. „Hij is een aardige, goede en verstandige man. Gelooft u echter maar niet, dat ik tot hem in de een of andere betrekking sta Heusch, wij zijn slechts vrienden." „Maar hij, wat voelt hij voor u?" „Daarover kan ik niet oordeelen." „Waarom wilt u mij nu doekjes voor de oogen binden? U weet heel goed. dat u mij daarnet niet de waarheid hebt verteld." Het meisje haalde diep adem. „Goed Ik geef toe, dat lk u misleiden wou. Het is waar. Felix Streubel heeft mij lief, ten- minste dat zegt hij." „En waarom wilde u dat voor mij ver borgen houden? Het Is toch iets moois om bemind te worden, U beiden past won derwel bij elkaar. Dr. Streubel is een flinke kerel. Waarom zou hij niet van u houden? En waarom zou dit gevoel door u niet be antwoord worden?" „Dr. Lombach, sta mij toe, daarover te zwijgen." „Zooals u wenscht, mademoiselle. Ik be moei mij niet graag met zaken, die mis schien ik zeg misschienmet onze affaire niets te maken hebben. Maar ik herinner mij eens met een dame over u ge sproken te hebben. Dat was niet zoo lang geleden. Iemand noemde uw naam. O ja, het was een jonge Zweedsche met wie ik toen babbelde." „Een Zweedsche?" „Ja, mademoiselle Wallon, den achter naam van deze dame heb ik jammer ge noeg niet goed gehoord. U weet, hoe dat bij introducties gaat; men uistert feitelijk maar half. Maar den voornaam heb ik dui delijk gehoord en onthouden." Irene Wallon lachte een diep welluidend lachje: ,Als u mij den voornaam noemt, dan zal ik wel direct weten, wie u bedoelt en „Zij heette Senta!" Toen de naam viel, sloot Irene de oogen. Haar hoofd zonk naar links en het scheen alsof zij vocht tegen een opkomende flauwte. Inplaats„ van haar te helpen, sloeg dr. Lombach haar scherp gade. terwijl hij langzaam herhaalde: „Ja, zij heette Senta en als ik mij niet vergis, kent zij ook dr. Streubel De jonge dame richtte zich op Haar neusvleugel? trilden van opwinding „Het spijt mij, maar ik ken geen Zweed sche met den voornaam Senta", verklaar de zij met beslistheid. „Misschien heb ik niet goed verstaan", zei de commissaris, terwijl hij opstond. „Mag ik nu gaan?" vroeg Irene geprik keld. „Zeker, mademoiselle, ons onderhoud is geëindigd." „U zegt onderhoud en wat omtrent het verhoor?" antwoordde zij. „Daar was geen sprake van. Maar lk zou u een goeden raad willen geven, made moiselle, Wanneer u aan de gebeurtenissen van vanavond inderdaad part noch deel heeft, en ik twijfel natuurlijk niet aan de waarheid van uw woorden, dan moet u in het vervolg alles vermijden, wat op u de verdenking zou kunnen werpen van meer te weten, dan u wilt toegeven te weten. U moet mij begrijpen, wanneer ik zeg, dat men vaak in gebeurtenissen meegesleept wordt tegen zijn eigen wil in." Irene Wallon keek hem lang aan. „Ik be grijp en ik zal mij daarna gedragen", be loofde zij. Dr, Lombach had nu nog slechts den tuinman te spreken, dien Pierre voor hem haalde. Het was een eenvoudige man, van wien een eerlijke naiveteit uitging. Ja, hij had inderdaad vergeten het raam in den glazen koepel te sluiten. Hij herinnerde zich nu dit plichtsverzuim, waarover hij zich ongelukkig voelde. De commissaris liet zich door hem den weg naar het dak wijzen. Deze was niet moeilijk, zelfs niet voor een vreemde, indien deze zich van te voren eenigermate georiënteerd had, Ook met den lakei van madame Buradiewa sprak de commissaris en uit de vragen, die hij aan Manja stelde, bleek, dat hij zich een beeld trachtte te vormen van eiken stap, dien zij sinds haar ontdekking van de in braak genomen had. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd). DE KONING BN DE KONINGIN IN DE GOUDEN KOETS OP WEG NAAR WESTMINSTER ABBEY.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 5