t Nestje in het eikenhout
Zaterdag 8 Mei 1937
Icn mej. Koopmans van Boekeren
Het nummer van ons blad van
stcren bevatte het droevige be-
cht, dat mej. Koopmans v. Boe-
tren, sedert jaren de trouwe
aadseltante van onze en jullie
inderkrant, is heengegaan
edurende ongeveer 15 jaren heeft
trouw iedere week de correspon-
entierubriek en de raadsels ver-
irgd en slechts twee keer in dien
heeft zij, door ziekte gcdwon-
in, dezen arbeid moeten onder-
reken.
|Ondanks haar langdurig ziekbed
haar vaak ernstig lijden, ging
|j door het contact met jullie al-
te bewaren door in alles met
Uie mede te leven.
[Voor talloos velen was zij m-
jerdaad een vraagbaak, die nim-
[er het antwoord schuldig bleef,
laar altijd en voor iedereen een
liendelijk en bemoedigend woord
[ad. Wij zijn er innig van over-
P'grd, dat onze jeugd haar Raad-
fltante zéér zal missen en aan
ar steeds een blijde herinnering
I bewaren.
IMoge zij rusten in vrede.
Freddie wilde maar héél eventjes
kijken, en toen.Bijna was er
een groot ongeluk gebeurd.
Op de groote Veluwsche heide, waar in
den zomer de zon zoo heerlijk branden en
stoven kan, waar de hooge blauwe luchten
zijn met de statig drijvende wolkkasteelen,
daar liggen ook, tusschen de heidevlakten
in, geurige, wuivende dennenbosschen en
heuvels met prachtige vergezichten.
Daar is het zóó heerlijk, zóó heerlijk, dat
je 't je nauwelijks kunt indenken, als je er
nog nooit zelf geweest bent.
Freddie weet er wel van mee te praten,
want hij gaat er ieder jaar wel zes weken
naar toe; de heele vacantie van half Juli
tot begin September en soms nog wel eens
een weekje erbij, omdat Freddie heel goed
leeren kan en de onderwijzer het dus niet
zoo erg vindt, dat hij 't er eens flink van
neemt.
Midden op die heerlijke hel ligt een bree-
de strook eikenhakhout en daarin hebben
ze nu al 'n jaar of tien geleden, een open
plek gemaakt. En toen die er was, werd
daar een aardig klein huisje gebouwd, met
een gezellig tuintje eromheen. En in dat
huisje woont nu onze Freddie ieder jaar.
Ja, hij mag wel dankbaar zijn, dat hij
steeds weer zoo'n fijne vacantie heeft en
dat is hij ook. Van alles kan je daar buiten
doen. Roovertje spelen, fietsen, in de hoo
rnen klimmen, liggen lezen op het zachte
mos in 't dennebosch aan den overkant van
den weg, fijn spelen met de boeren-kinde-
ren, met wie hij de, beste maatjes is!
Maar 't allerverrukkelijkste vindt Freddie
de twee uurtjes vóór het ontbijt, als het
buiten nog koel en frisch is, als de -heele
natuur begint te jubelen in blijdschap over
den nieuwen zomerdag! Dat is pas fijn! Nie
mand hoeft Freddie wakker te maken: hij
is steevast al om half zes uit z'n bed, kleedt
zich vlug en heel stil aan (dat mag van
moeder!) en sluipt het huis uit.
Diep snuift hij de heerlijke morgenlucht
in, die geuren uit het dennebosch mee
draagt en dan zoekt hij een stevige stok
uit, waar hij héél echt als een toerist
een eind mee gaat loopen of hij neemt een
boek en zoekt een fijn plekje uit tusschen
de struiken om te liggen lezen.
Doodstil is alles om hem heen: een enkel
windvlaagje door de bladeren boven zijn
hoofd, het zoet gekwetter van een klein vo
geltje, 't gegons van een bij of hommel is
alles, wat je hoort. Nee, tóch niet, eens op
een morgen is er méér geluid: een krachtig
gerutsch van vleugels boven het boschje en
dan opeens een luid en vlug gepiep, net als
van blijde kindern, die om moeder heen
dringen om wat lekkers te krijgen.
„Een nest!" denkt Freddie. Hij houdt z'n
adem in en luistert.
Ja hoor, daar moet ergens een nest zitten
van groote vogels, misschien wel een paar
houtduiven.
Telkens komen de ouders met voedsel
aanvliegen: eerst, als ze weg zijn, hoor je
een langzaam, regelmatig piepen uit het
nest: piep-piep-piep-piep (dat beteekent:
honger-honger-honger!), dan de vleugel
slag der oude vogels, direct gevolgd door dat
vlugge, blije gekwetter, waarmee ze zeggen
willen! ik ook wat, ik ook wat, ha fijn!
dank u wel! En allemaal roepen ze door el
kaar.
Freddie zit doodstil tegen een boompje
geleund en luistert met kloppend hart. Nog
nooit heeft hij van zóó dichtbij een vogel
gezin beluisterd. Wat is dat eenig! Wel vijf,
zes keer hoort hij, hoe de ouders uitvliegen
en weer terugkomen. Zou dat zoo den hee-
len dag doorgaan? Wat zullen die vogels
dan moe worden!
„Dan heeft mijn moeder het toch gemak
kelijker", denkt Freddie.
„Die snijdt 's morgens maar een stapeltje
boterhammen en dan is ze tot twaalf uur
van me af!"
Hoe zouden die jonge vogels er-uit zien?
Zouden ze al veertjes hebben? Even komt
de gedachte bij Freddie op om bij het nest
te klimmen en even, héél eventjes te kij
ken!
Maar hij bedwingt zich en blijft zitten.
Hij zou voor geen geld de vogels willen sto
ren!
Den volgenden morgen wordt Freddie
wakker met het gevoel, dat er iets bizonders
is: iets ongewoons en prettigs. O ja, hij weet
het al: het nestje in het eikenhout! Vlug is
hij in de kleeren, en als hij een poosje op
z'n gewone plekje heeft gezeten, hoort hij
weer 't bekende gepiep. En Freddie luistert
weer met 't boek op z'n knie Toch sneu,
denkt hij, dat ik die kleine vogeltjes niet
eens even zien kan! Ik zou 't zoo dolgraag
aan vader vertellen, maar dan moet ik toch
ook kunnen zeggen, wat voor vogels het
zijn!
Nu zijn de oude vogels weg: Zou ik nu
niet eventjes kunnen kijken? Ik wil toch
heusch, heusch geen nest uithalen! Alleen
maar héél even precies weten, hoe zoo'n
jonge houtduif eruit ziet!
En één minuut later komt Freddie al met
een klein trapje aandragenhéél, héél
voorzichtig, op z'n teenen loopend.
Nu goed luisteren, of de ouders op 't nest
zijn. Ja, even wachten. Daar vliegen ze weg.
N u moet hij 't wagen, 't Trapje wordt te
gen de struik gezet, hè, wat is die grond on
gelijk! Nog eens probeeren. Een beetje wie
belig is 't nog welMaar die niet waagt,
die niet wint! Freddie klimt erop, met klop
pend hart en kijkt tusschen de bladeren
door. Even een tak opzijdaar ligt het
nest voor hem.
Maar Freddie schrikt! Wat is dat nu? Een
nog half naakt, vrij groot vogeltje fladdert
wild en angstig omhoog, al maar omhoog,
en valt dan weer in het nest terug.
Freddie heeft al spijt. Zou 't vogeltje zóó
bang voor hem zijn? Hij steekt z'n hand uit
om het te streelen en gerust te stellen.
Maar dat begrijpt het arme beest heelemaal
verkeerd, het fladdert weer op. de tak
schudt en plotseling tuimelt het kleine
lichaampje naar beneden, op den grond.
De twee andere jongen die in het nest
zitten, beginnen nu ook luid en angstig te
piepen, en hoor. daar komen de ouders!
Ze weten zeker, dat er een ongeluk gebeurd
is. Wild schreeuwend cirkelen ze boven zijn
hoofd. Freddie heeft een gevoel of z'n hart
stilstaat: dat heeft hij niet bedoeld of ge
wild! Er is maar één gedachte in hem:
wat kan ik doen om 't weer goed te maken?