Urtiversiteits~roeiwedstrijden te Amsterdam Jubileum Leger des Heils LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad 78s(e Jaargang FEUILLETON Het Mysterie rondom Larissa HET GOUDEN JUBILEUM VAN HET LEGER DES HEILS. Ter gelegenheid daarvan werd te Amsterdam een receptie gehouden. In het midden v.l.n.r. commandant Bouwe Vlas, mevr. Vlas, de burgemeester van Amsterdam, dr. de Vlugfc en mevr. de VlugtFlentrop. DE HERTOG VAN WINDSOR BEZOEKT MRS. SIMPSON - op het kasteel de Candé te Verneuil. Gendarmen bewaken het kasteel. DE N.J.V. AFSTANDSMARSCHEN IN DE OMGEVING VAN DE RESIDENTIE. Ook dit jaar namen weer tal van burgerlijke en militaire autoriteiten aan de mar- schen van het Nationaal Jongeren Verbond deel. Het vertrek van de adelborsten van het Kurhausterras te Sclieveningen. DE WINNAARS VAN HET HOOFDNUMMER OUDE VIER - in de universiteits- roeiwedstrijden te Amsterdam. Triton met boot ,,TjabehRawit". L. C. Brands,- boeg, Kalt, J. I. v. d. Leeuw en H. de Langen, slag en Willebrand (stuurman). DE UNIVERSITEITS-ROEIWEDSTRIJDEN 01» DE BOSCHBAAN TE AMSTERDAM. De finish van het nummer oude vier: 1. Triton, 2. Laga, 3. Nercus, 4. Njórd en 5. Acgir. NIEUWE ENGELSCHE POSTZEGELS, in verband met de kronings feesten verschenen. Twee zegels uit de nieuwe $erie. DE TSJECHOSLOWAAKSCHE MINISTER VAN ONDERWIJS, dr. Franke, die morgen het Comenius Mausoleum zal openen, bij aankomst in den Haag. V.r.n.r.l. de heer Visser, secretaris-generaal dept. van O., K. en W., minister Slotemaker de Bruine en de gezant van Tsjedho-Slowakije, dr. Krno. Achter den minister en den gezant, dr. S. Franke, (nog even zichtbaar) Roman van WERNER SCHEFF. 1) De auto stopte in de stille Wester- strasse. Commissaris Dr. Lombach stak het contactsleuteltje in zijn zak en sprong uit den wagen. Uit de diepe duisternis van den Decembernacht lichtten de vensters van de villa als de onrustig fonkelende oogen 'in een groot dier. Lombach overtuigde dch met een snellen blik van het feit, dat er niemand te zien was achter de dichtge trokken gordijnen van de parterre. Bij het smeedijzeren tuinhek stond een donkere gestalte. Hij herkende zonder moeite het kamermeisje Manja, toen deze snel op hem toekwam. Haastig begon zij in haar hard "tiitsch met Slavisch accent te spreken, cn op den commissaris maakte het den in druk, alsof zij de zinnen uit het hoofd ge teerd had. ■■Zoo gaat het niet meer, mijnheer, wij kloeten weg! Madame Larissa is hier in oerlijn niet zeker van haar leven. Over een Paar dagen kan het al te laat zijn. Helpt u ons toch, mijnheer!" »wat voor onzin is dat nu, meisje! Dat B toch maar verbeelding". «Mijnheer de commissaris, mijn mevrouw "eelt nu al een derde waarschuwing ont leen." weet alleen van één waarschuwing," zei Lombach, die nu toch ook geschrokken was, „waarom heeft Mevrouw Larissa mij niet tijdig bericht gestuurd?" „Het ging alles zoo vlug achter elkaar. Maar komt u binnen, de dames en heeren wachten op u. In mljnheer's kamer is nie mand geweest sedert wij gezien hadden, dat er ingebroken was." Dr. Lombach had het meisje nog gaarne een paar vragen gesteld om niet geheel onvoorbereid de villa binnen te gaan, maar hij voelde, dat haast hem niet zou helpen. Hij kon geen samenhang zien tusschen een inbraak in de kamer van Prins Hadjieff met de derde waarschuwing waarvan Man- ja hem zoo juist verteld had, maar op dit moment was dat niet zoo belangrijk. Het was niet voor de eerste maal, dat Dr. Lombach de groote Russische danseres Larissa Buradiewa behulpzaam was. Se dert hij drie jaren geleden een van haar kostbaarste sieraden, dat de hebzucht van een bekende Berlijnsche dievenbende had opgewekt, weer aan haar terugbezorgd had, was zij hem zeer dankbaar en uit deze dankbaarheid was iets gegroeid, dat op vriendschap geleek. Dr Lombard was een van de bekendste detective-commissarissen van de Alexan- derplatz. Hij vond de danseres, hoewel zij haar eerste jeugd reeds aardig gepasseerd was, zeer aantrekkelijk en charmant, en zij. die zijn vereering opgemerkt had, be antwoordde deze met een roerende aan hankelijkheid, waardoor de commissaris zich dikwijls gedwongen zag haar wan neer zij zijn raad behoefde, midden in zijn drukke werkzaamheden, uren af te staan. Pierre, het elegante factotum van Ma dame Buradiewa uit haar Parijsche dagen, stond ln de groote voorhal de komst van Dr. Lombach af te wachten. Hij stond als een steenen beeld precies in het midden van de ballustrades van de monumentale trap. Hij begroette den nieuw aangekomene ietwat uit de hoogte; maar daaraan was Dr. Lombach al gewoon. Hij wist, dat de danseres de betrouwbaarheid van dezen Franschman en de voorbeeldige leiding die hij aan het huishouden gaf, boven alles waardeerde. Terwijl Pierre den commissaris van hoed en jas ontlastte, waagde hij het te vragen: „Verlangt mijnheer de commissaris eerst naar boven te gaan naar mijnheer's kamer?" „Je hebt mij aan de telefoon gezegd, Pierre, dat het voorval zich gedurende Madame's soirée afgespeeld heeft. Ik wilde daarom eerst naar den wintertuin gaan om eens met de dames en heeren kennis te maken, die nu bij Madame zijn." „Om u te dienen, mijnheer." Pierre opende de zware glazen deur, die tot den salon toegang gaf, ging vlug om den commissaris heen naar de volgende deur en liet hem binnentreden. De wintertuin was een hoog vertrek, dat, voorbij alle an dere verdiepingen van het huis, tot vlak onder het dak reikte. Instinctief voelde Dr. Lombach een spanning van angst en onrust, die door hét geheele huis waarde. Hij zag de oogen van het aanwezige gezelschap in afwachting op hem gevestigd en in zijn brein legde hij met fotografische accuratesse het beeld vast van de plaats, waar iedereen zich bij zijn binnenkomen bevond. Bij een groote haard, waarin een paar reusachtige houtblokken smeulden, zat de slanke gastvrouw. Naast haar, noncha lant als altijd, zat op de armleuning van een fauteuil Prins Hadjieff haar echt genoot. Daarachter zag hij het gladgescho ren tooneelspelersgezicht van Professor von Kaaden, wiens aanwezigheid voldoen de was om bij den commissaris een ge voel van verbazing op te wekken. Groot was het gezelschap van deze soirée niet. Buiten de drie genoemde per sonen. waren er nog drie anderen aanwezig, die aan een klein tafeltje iets verwijderd van de gastvrouw, gezeten waren, en die bij het binnentreden van Lombach nerveus opstonden. Er was een meisje van zulk een verras sende sohoonheid en frischheid, dat de vrouwenkenner in den commissaris even de overhand dreigde te nemen; verder een zeer magere elegante man, die een onbe rispelijk rokcostuum droog en een iets jon gere man, die van alle aanwezigen de koel ste en onverschilligste leek; hij glimlachte zoo. dat zijn rond, vol gezicht een uitdruk king van de grootste naïvieteit verkreeg. Dat alles zag Lombach in een fractie van een seconde. Hij boog en stapte snél op Madame Buradiewa toe. Voor het eerst merkte hij op hoe oud en verlept zij er uit zag. Daar hielp geen opmaken, geen poeder, geen gezichtsmassage meer; deze vrouw kon met behulp van den besten Berljjnschen kapper niet langer verbergen, dat meer dan vijftig jaren over haar hoofd gegaan waren. Zij had rimpels om haar mond en oogen. De huid was slap, en en kele wallen onder de oogen gaven haar gezicht een uitdrukking van een groot moeder, want in dit uur van ontzetting had haar wil, om jong en begeerlijk te schij nen, haar totaal verlaten. Zij stond op, waarbij Prins Hadjieff haar behulpzaam was. Het flitste door Lom bach's gedachten; welk een onderscheid toonden die twee. De prins had haar zoon Kunnen zijn. Lombach wist, dat Hadjieff minstens tien jaar jonger was dan zijn vrouw. Zijn niet onknap, klein gezicht had iets jongens achtigs dat voor vrouwen aantiekkelijk was. Ook nu zag hij er goed uit in zijn rok costuum, en Lombach kon zich best voorstellen, hoe hij vroeger in Parijs de danseres ingepalmd had, en eerst als haar chauffeur, later als haar danspartner ln haar leven gekomen was. Dat was een romantische affaire ge weest. Deze vrouw, die als een der groot ste ballet-danseressen millioenen menschen in alle werelddeelen verrukt, en dui zenden mannen het hoofd op hol gebracht had, was daarna op vijftigjarigen leeftijd in het net gevangen door iemand, die wist, hoe hij haar betooveren moest. Dikwijls had madame Buradiewa. hoe wel aarzelend, met Dr. Lombach over dit huwelijk gesproken, steeds met de bedoe ling zich bij haar Duitsche vrienden te ver ontschuldigen. Zij zag in Peter Hadjieff het ideaal van een man. Hij was de nakomeling van een Russisch vorstengeslacht en zij had hem lief, zooals een kind een stuk speelgoed, maar tege lijkertijd zoo slaafs, dat deze liefde geen gTenzen kende. Het enorme vermogen, dat zij én aan haar talent én aan de vrijgevig heid van een Amerikaanschen groot industrieel dankte, scheen in de laatste drie jaren slechts er toe te moeten dienen om Prins Peter Hadjieff een gouden om lijsting voor het leven aan te bieden, het leven naast haar, zijn vrouw. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 5