Oplossingen De ondankbare meester Van een vlinder en een vogel De wraak van den tooneelspeler Hansje in het bad Eetbare bloemen Het eind van de wereld Rang en stand in de dierenwereld der raadsels uit het vorige nummer. 1. Eigen haard is goud waard. 2. De rook, een luchtballon, een vlieger. 3. De sneeuw. 4. Springtouw.-ruw. ring, ton, nooit, put, worst. 5. Klooster, rookstel, koolrest. 6 Zeven, aar. Zevenaar. 7. Korporalen en generalen. 8. Een ongeluksvogel. Hoe de wolf den hond door een slimme streek te hulp kwam. Er was eens een man, die een mooien, grooten hond bezat. Toen deze jong en sterk was en allerlei werk kon doen, was zijn meester bijzonder vriendelijk voor hem: hii kreeg volop tc eten en had steeds een schoon en warm hok. Maar toen hij zoo oud was geworden, dat de tanden hem uit zijn bek vielen en hij niet meer werken kon. was het ook met de goede behandeling gedaan. Zijn ondankbare meester gaf hem heelemaal geen eten meer, sloeg hem met een stok en joeg hem tenslotte 't huis uit. De arme. oude hond liep verdrietig het bosch in. Daar ontmoette hij een grooten, grijzen wolf en daar deze heel vriendelijk legen hem was. begon hij hem zijn nood te klagen „Maar, dat is verschrikkelijk!" zei de wolf. ..Die meester van jou heeft een lesje noodig, dat is vast. Wacht maar, ik heb een goed plannetje" De hond spitste de ooren en luisterde. Toen zei de grijze wolf: „lederen mor gen zet je meesteres de wieg met 't kleine kindje erin in den tuin. terwijl zij de ka mer schoonmaakt, is het niet?" „Ja", zei do hond. „Juist. Nu morgen ga ik op den loer lig gen en zoodra het kindje buiten is, kom ik aanhollen, grijp het uit de wieg en ren er mee weg. En dan moet jij komen aanloo- pen en me achterna zetten. Blaf dan zoo hard ie kunt. dan zul je zien, wat er ge beurt" „Goed" zei de hond „dat zullen we doen". Den volgenden morgen lagen beide op den loer in het bosch en zagen hoe de moe der het kindje in zijn wieg buiten zette. En zoodra zij weer binnen was kwam de wolf aangerend. Hij greep het kind en hold° weg. het bosch in. „Woef. woef!" klonk het woest en daar was de hond al. Hij sprong den wolf naar den keel en rukte en trok aan zijn vacht met zijn tandeloozen bek. „Woef, woef!" Tom merkte de vrouw wat er gaande was. Doodelijk verschrikt kwam ze aange sneld met den bezem in de hand, roepend en schreeuwend van: „Mijn kind. mijn arm kind!" De wolt' was een goede comediant. Hij gon onder ci?n aanval van den hond te rug te krabbelen en riep: „Au, au!" bij iederen stoot., dien deze hem toebracht, En tenslotte liet hij het kindje vallen en rende als een pijl uit den boog het bosch in. Wat was de moeder blij, dat zij haar kindje ongedeerd terug had. Ze streelde en liefkoosde den .hond en zei: „Ik zal al les aan je baas vertellen, hoor. En dan zal hij ie 7?ker beter gaan behandelen." En zoo gebeurde het ook. De hond had verder een best leventje! In de tropen leeft een bepaald soort vlinders, die „lakkeistaarten" worden ge noemd. omdat hun achterlijf in een kwast- vormig aanhangsel uitloopt. Als deze vlin ders op den grond gaan zitten, laten ze den kop voorover vallen doch het harige kwastje steekt omhoog. Dit is een fopperijtje van de vlinders om de vogels, die iacht op hen maken, om den tuin te leiden Wat gebeurt er n.l.? De vogel pikt in het haarfcundeltje en.... de vlinder vliegt pijl snel weg slechts een paar haartjes in den snavel van haar belager achterlatend. Je begrijpt dat de vogel een verbaasd gezicht trekt, voorzoover hij hiertoe in staat is! Een van onze groote Nederlandsche too- neelspelers, die wij maar Pleterse zullen noemen, kreeg eens van een vriend een ongefrankeerden brief, waarin niets anders stond dan: „Het gaat mij goed Met vrien delijke groeten". Pleterse ergerde zich over het dubbele port. dat hij voor den brief moest betalen en besloot zich te wreken. Hij nam een groote, sterke kist, deed er een enormen keisteen in en zond die zijn vriend ongefrankeerd toe. Deze betaalde natuurlijk voor zulk een groot zwaar ca deau graag de hooge vracht! Maar zijn gezicht werd voortdurend langer en lan ger, toen de onverwachte inhoud van de kist te voorschijn kwam en hij het schrij ven van Pleterse las: „Beste vriend! Van blijdschap dat het U goed gaat is mij bij gaande steen van het hart gevallen ge vallen! Vele groeten, Pleterse". Hansje-pansje moet in 't bad O. wat is dat water nat! O. wat is die badkuip vol! Hansje schudt z'n krullebol Kijk. nu steekt de kleine guit Heel bedaard één teentje uit. Voelt eens even in het bad Huwat is dat water nat! Maar z'n moeder, heel kordaat, Zonder zeuren of gepraat. Dompelt Hansje-krullebol In de badkuip, warm en vol! Hansje-pansje heeft nu schik! Floep-floep, in een oogenblik Poedelt moe met schuim hem vol. Sneeuwwit is z'n krullebol! Straks moet Hans het badje uit Maar.... eerst komt de koude spuit! Dit stemt 't baasje niet tevrêe. Hoort, hij gilt: nee-nee. moe. nee! Maar de kleine da pp're vent Is er spoedig aan gewend. Druppels spatten in het rond, Toemaar. moesje, 't is gezond! Kijk, ons Hansje is al klaar. Vlug nu in de handdoek maar! Onder 't drogen roept hij uit: Dat was fijn. die koude spuit! MARIE MICHON. Daar heb je zeker nog nooit van ge hoord? 't Komt ook heel zelden voor. dat een bloem kan worden gegeten. Van al onze groenten is het alleen de bloemkool, waarvan de bloem en de verdikte bloem stelen als voedsel worden gebruikt. Eén plant levert echter bloemen, die in een ge deelte van Engelsch-Indië in groote hoe veelheid worden gegeten en wel een soort boekweit. Die bloemen hebben een sterken geur. die aan rijpe aardbeien doet denken en ze worden door de inboorlingen in grooten getale verzameld en op de markt gebracht. Men noemt deze spijs „balanja" of „phok". Gewoonlijk worden tfe bloemen, nadat ze bewaard zijn. eenigen tiid in een steenen pot bewaard, totdat ze min of meer verwelkt zijn, waardoor de geur en smaak blijkbaar toenemen. Dan worden ze met meel of alleen met wat zout vermengd, rauw gegeten of ook wel gebakken. Ze bevatten 46 pet. suiker en zijn dus zeer voedzaam. Als je later nog eens in Zweden komt en aan een Stockholmer vraagt, je den weg te wijzen naar het eind van de wereld, dan zal hij er niet aan denken, je uit te lachen. Integendeel, hij zal heel ernstig kijken en antwoorden: „Volg den grooten weg naar het Zuiden en als je ongeveer 48 K.M. ge reden hebt, sla dan linksaf en volg het riviertje, dat in de richting van de zee stroomt". Waar dit riviertje in de Baltische baai uitloopt, ligt het stadje Frosa, in Zwe den algemeen bekend als „het eind van de wereld". Frosa is een romantisch klein stadje, dat bijna 600 jaar oud is. Het kreeg stedelijke rechten in 1354. In Frosa zijn geen geplaveide straten. Midden door de stad loopt het riviertje, dat ook Frosa heet en op iederen oever ligt een rij kleine huisjes en achter iedere rij nog een rijtje. Er zijn dus maar twee straten in Frosa. Tegenwoordig wordt het aardige stadje veel door toeristen bezocht. De be volking leeft van de vischvangst. Fabrieken mogen in de omgeving niet worden ge bouwd, zoo bang is de regeering, dat de eigenaardige bekoring van Frosa verloren zal gaan. Nu weet je dus meteen, waar „het eind van de wereld" is en als men je er hier soms eens naar vraagt, hoef je nooit met den mond vol tanden te zitten! Aardige waarnemingen bü apen, honden en steenbokken. Je weet, dat in de dierenwereld 't recht van den sterkste vrijwel onbeperkt heerscht Daar is men nog zoo ouderwetsch, dat men den sterkste respecteert en als aanvoerder erkent. Onder alle dieren, die in troepen samen leven, bestaan aanvoerders, die hun aanzien te danken hebben aan hun li chaamskracht, Erkend gezag bestaat ook onder de honden, waar ze in troepen sa men leven. De Eskimo's van Groenland ge bruiken zulke hondentroepen voor hun sledevaarten: je hebt dat natuurlijk ai me nigmaal gelezen, of op de film gezien. On der deze troepen is er altijd één, die „baas" genoemd wordt. Die „baas" is baas ge worden na herhaalde vechtpartijen met de andere honden. Nu heerscht hij met onbe perkt gezag, is scheidsrechter in honden geschillen, en bestraft, met zijn tanden, wie lui is bij het trekken. Elke hond, die hem nadert, laat zijn staart hangen, wat in de hondsche goede-manïeren-code over eenkomt met ons afnemen van den iioed. Als de baas oud wordt, komt er een nieuwe candidaat, een jonge hond. die net zoo lang den baas bestrijdt, tot hij hem overwint. Dan geldt hij voor baas, en de onttroonde vorst zoekt een eenzaam plekje op, en sterft van verdriet, evenals Napoléon op St Helena Ook de apen, die over 't algemeen in troepen leven, kennen oversten, die hun rang door strijd hebben verkregen. En 't is eigenaardig, dat, wanneer verschillende apensoorten samen worden opgesloten, er duidelijk stammen blijken te bestaan. De jonge gorilla in de Berlijnsche diergaarde speelt gaarne mee in 't groote apenhuis, en als hij binnenkomt, is hij terstond baas Zelfs de chimpansé die anders het hoog ste woord voert, betuigt zijn eerbied En van zijn kant blijkt de gorilla den chimpansé ook te bëschouwen als hoogerstaande dan 't apenplebs. Hij speelt met dezen en lief koost hem, terwijl hij de anderen meer uit dc hoogte behandelt. Men heeft waargenomen, dat onder de gevangen steenbokken in een dierentuin te Weenen, een bepaalde rangorde in acht genomen werd Aan de ruif namen de ouderen'steeds ieder hun eigen plaats in; bij het rusten had ieder zijn eigen hoekje, dat hem door niemand betiVist werd. Ging een jonger dier in jeugdige onbezonnen heid eens liggen op zulk een gereserveer de plaats en kwam dan de oudere, dan stond de jongere onmiddellijk beleefd op en stelde zich tevreden met een lagere plaats. En dat niet uit vrees, want die lagere plaats koos hij dan gewoonlijk dicht bij den oude, voor wien hij was opgestaan. Dor deze en andere waarnemingen wordt bewezen, dat ook in de dierenwereld de be grippen rang en stand wel degelijk aan wezig zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 22