lBollenmarsch - Brandte Leeuwarden - Hockey Nederland B-België B
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
HET ROODE KENTEEKEN
78sfe Jaargang
FEUILLETON
EEN BLOEMBOLLEN MA RSCH, - uitgeschreven door
de wandelsportvereeniging ,,Jan Pastoors" uit Haarlem.
De wandelaars onderweg bij Hillegom.
EEN KIJKJE AAN HET DEK VAN EEN WALVISCHVAARDEK. Zes
groote walvischvaarders zullen deze maand van de Zuidpool rechtstreeks naar
den Waterweg varen om te Vlaardingen en Schiedam een deel van hun la
ding te lossen; aan boord van het Noorsche schip Kosmos 2".
REPETITIE VOOR DE KRONINGSFEESTEN. Gistermorgen vroeg hebben duizen
den Londenaars gekeken naar de repetitie voor den stoet bij de kroningsfeesten. De
Koninklijke koets, die werd gevolgd door troepen-afdeelingen.
'ij
IR. DE KOK, directeur-generaal van de Konink
lijke, verricht den aftrap bij den voetbalwedstrijd op
Ypenburg tusschen de elftallen van de vliegvelden
Soesterberg en Ypenburg.
BRAND IN GOEDERENLOODS DER SPOORWEGEN TE
LEEUWARDEN. Met groote snelheid greep het vuur om
2ich heen. Een aantal arbeiders kon zich met de grootst moge
lijke moeite in veiligheid stellen. Tijdens het blusschingswerk.
DE HOCKEY-WED STRIJD NEDERLAND BBELGIE B, gisteren gespeeld op het sportterrein van het Kennemer RUITERFEEST TE DOETINCHEM, op het vliegveld Groenendaal. Bij het concours
Lyceum te Haarlem. De Hollandse he midvoor bij een enthousiasten aanval op schoonste rijpaard bracht „Pronostic", bereden door den heer L. H. M. van Loon, het
het Belgische doel. publiek een groet
OTTWELL BINNS.
S3)
„Als die kerels, waar Kelsey mee gespro
ken heeft, werkelijk van plan zijn te doen
wat hij hun gezegd heeft, is dat niet on
waarschijnlijkMaar we zullen wel zien.
hi ieder geval moeten de passagiers aan
boord zijn voordat de vloed morgen opge
komen is."
„We kunnen best direct meegaan, als je
dat liever hebt."
..Er is geen haast bij. Je kunt komen,
wanneer je wilt, als je er maar met zons
ondergang bent."
Hij sprak luchtig, maar uit een blik, dien
hJJ naar Norma wierp, begreep zijn vriend,
aat hij om harentwille geringschattend
mogelijken aanval op het jacht
spiak en toen ze dien middag aan boord
gingen, bleek dat ook inderdaad het geval
..Het is onnoodig om Norma onge-
maken, maar het zou me sterk ver-
VaJ? en' als er vannacht niets gebeurde.
de Ieden van onze bemanning is er
„p"contend, toen ik aan wal was, van door
ton.'.' twee anderen naar hem la-
hro.S?6 Toen ze hem weer aan boord
li.w.™ hij meer dan half dronken en
j'. V? die hem gevonden hadden, zeiden
nmr, pimpelen zat met een grooten
in w r.°°de bakkebaarden in een kroeg
srhiinitr. hiboorlingenkwartierWaar-
gehoord^' K hem wel grondig uit-
„Maar veel heeft hij toch niet kunnen
vertellen."
„Nee, dat niet. Alleen maar dat we mor
gen willen vertrekken. Maar dat kleine be
richtje zal de boel wel verhaasten, denk ik.
We zullen wel zien. Ik zal je onze tegen
maatregelen wel vertellen."
De duisternis viel en na het eten betrok
ieder den post, die hem door Seabright
toegewezen werd. Er waren heel wat sche
pen in de haven, maar het dichtstbijzijnde
vaartuigje was een kaag, die vlak voordat
het donker werd, binnen was komen zeilen
en die, volgens Borlase, voor een dergelijk
bootje te ver buiten de haven geankerd lag.
Dus werd 't scheepje angstvallig bewaakt,
want, zooals de parelhandelaar verklaarde,
het vormde een prachtig uitgangspunt,
voor ieinand, die iets tegen de „Kestrel" in
den zin had. Maar voor zoover ze konden
zien, bewoog er niets aan boord en in leder
geval werd er geen boot uitgezet. Uren
gingen voorbij zonder dat er iets gebeur
de. De 'schitterende en gekleurde lichtjes op
den wal begonnen een voor een uit te
gaan. De vage geluiden van een feest, dat
op een mailboot, die niet ver van de „Kest
rel" voor anker lag, gevierd werd, stierven
langzaam uit en even later was er, be
halve het geklots van de golven tegen de
verschansing en het eeuwige geruisch van
water op strand en rotsen, practisch geen
geluid meer te vernemen. De nacht was
donker en er hing een mist, die de sterren
verborg en het oppervlak van het water
slechts een paar meter zichtbaar liet. Van
een kanonneerboot klonk het geluid van
een klok.
„Een!" Twee!" Drie!"
Half twee! Midden in den nacht en nog
was er niets gebeurd. Het zag ernaar uit,
dat hun lange wake tevergeefsch zou zijn en
dat, wat Kelsey's gehuurde boeven ook
voor plannen hadden, die nog niet uitge
voerd zouden worden. Terry keek in de rich
ting van de stad en gaapte en een seconde
later hoorde hij Seabright zachtjes roepen.
Hij haastte zich over het dek en vond zijn
vriend starend in de duisternis.
„Wat is er?" vroeg hij fluisterend.
„Luister!"
Hij luisterde Ingespannen en hoorde in
het eerst niets, daarna bereikte een geluid
zijn ooren, vanuit een geheel andere rich
ting dan die, waarin zij keken een ge
luid dat hij onmiddellijk thuis kon
brengen.
„Een groote visch! Die in de haven rond
zwemt," zei hij.
„Dat is het niet. Wacht! Luister!" fluis
terde Seabright. Weer luisterde hij en na
een halve minuut ving hij een geluid op dat
niet te miskennen was.
„Pagaaien!" fluisterde hij. „Twee. Er is
hier ergens een kano in de buurt!" Hij
hield op om weer te luisteren en voegde er
toen bij: „Hij komt deze kant uit."
„Ja!" Seabright lachte zacht en nam een
marlpriem op, die hij bij de hand had. „Nu
is het oogenblik gekomen! Ik ben benieuwd
wat ze plan zijn."
Dat konden ze niet raden, maar dat er
iets gaande was, scheen duidelijk uit de
voorzichtige nadering van de onzichtbare
kano. Ze konden haar nog niet zien, maar
af en toe verried het geplas van een pa
gaai, waar ze was en eenmaal zag Terry
Domville hoe het lage zijlicht van een klein
bootje door een voorbijschietende schaduw
uitgewischt werd. Toen, terwijl hij zijn
oogen tot het uiterste Inspande, ontwaard-
de hij den donkeren omtrek van 'n kano, die
zich langzaam in de richting van de „Kest
rel" voortbewoog en hij meende te onder
scheiden, dat er drie mannen aan boord
waren. Het slaan van de jagende visch,
dat hij gehoord had, was opgehouden en
alles was doodstil, behalve dat zwak waar
neembare geplas van pagaaien, Seabright,
die ervan overtuigd was, dat het gevaar,
waar ze lang op gewacht hadden, eindelijk
nabij was, sloop over het dek om Borlase
te waarschuwen, die bij den boeg op wacht
stond.
Toen hij terug kwam, was de kano veel
dichterbij gekomen en het lichtglanzende
zog verried haar positie aan hun waak
zame oogen.
Op het dek ineen gehurkt wachtten ze
ademloos en toen ineens werd de stilte
verstoord door het geluid van tierende
stemmen aan boord van de kaag. Het
scheen wel, of twee of drie Kanakas tege
lijk aan het schreeuwen waren, terwijl een
woedende stem hen bulderend tot stilte
aan schen te manen. Het lawaai duurde
voort en leidde een oogenblik Terry Dom-
ville's aandacht af. Hij keek over de strook
water, die hen van de kaag scheidde en
ontwaardde een aantal worstelende ge
stalten.
„De een of andere dronkemans vecht
partij", dacht hij bij zichzelf en voelde
toen Seabright's greep om zijn arm, wat
hem tot belangrijker dingen terug riep
en over de verschansing kijkend, zag hij
de kano vlak bij en hoorde even later een
lichte bons, toen de boeg van het scheepje
naast de scheepstrap tegen den zijkant
van het jacht stootte.
Seabright sloop zachtjes tot bovenaan
de trap en Terry postte zich aan den an
deren kant ervan, evenals zijn vriend met
een marlpriem gewapend.
„Wie er ook komt. je slaat hem neer!"
fluisterde de eigenaar van het jacht zoo
zachtjes, dat Terry het maar net kon ver
staan.
Het dronkemans geraas op de kaag duur
de voort en Terry wenschte de menschen
op het oogenblik naar den bodem der zee,
want het was moeilijk door het rumoer
heen dichtbijzijnde en zachtere geluiden
te verstaan. Maar onder zijn hand voelde
hij de railing van de trap heel even tril
len en wist, dat er iemand naar boven
klom.
„Ze komen," fluisterde hij en maakte zich
gereed om op te springen, zoodra het
oogenblik gekomen was. Weer gebeurde er
een tijdlang niets. Het hoofd, dat Terry
verwachtte, verscheen niet en hij had het
idee, dat de nachtelijke bezoeker op de
ladder stond te luisteren, om er zeker van
te zijn, dat niemand iets van zijn komst
gemerkt had. Toen begon het trillen op
nieuw en een oogenblik later, hoorden ze
duidelijk iemand struikelen en daarna een
vloek mompelen. Beide geluiden klonken
vlak bij en het scheen dat het moment
om te handelen aangebroken was. Hij zag
Seabright zich oprichten en wilde net zijn
voorbeeld volgen, toen hij bij de boeg
iemand zwaar op het dek hoorde neerko
men.
„Mijn God, Borlase", fluisterde hij en
begon naar voren te hollen, waarbij zijn
linnen schoenen met de rubber zolen nau
welijks eenig geluid maakten. Hij viel
bijna over den parelhandelaar, die languit
over het dek lag en terwijl het tot hem
doordrong, dat de man bewusteloos was,
hoorde hij Seabright schreeuwen:
„Ah! Dat zou je wel willen!"
Het geluid van de marlpriem op de rai
ling, bewees dat de slag te vroeg geweest
was. Aan den anderen kant van de ver
schansing schreeuwde een man en toen
hij omkeek, zag hij het licht van een zak
lantaren van het dek naar de ladder schij
nen en hoorde tegelijkertijd een heesche
stem schreeuwen:
„Wacht maar mannetje, ik heb Je in de
gaten!"
(Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).