Geestdriftige begroeting van het Prinselijk paar - Nieuwe tinbaggermolen LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad HET ROODE KENTEEKEN 78ste isamg FEUILLETON OTTWELL BINNS. 50) In de hall, nadat hij zich ervan overtuigd had, dat er niemand in de buurt was, vroeg hij Norma: ..Wat is het adres van Mr. Sarony? Ik ga hem uit jouw naam een telegram sturen." „Waarom?" „O, ik wou graag op een punt zekerheid hebben Als je nu eens met me mee naar het postkantoor ging, dan kunnen we het meteen doen," Hoewel ze er niets van begreep, vroeg Norma toch niets meer, maar reed met hem mee naar het postkantoor en hoorde on derweg, wat er te Molokai gebeurd was. „Dus," fluisterde ze en huiverde even, had je toch gelijk en heeft kapitein xBab- bage inderdaad zijn prijs genoemd." 1 „Ja," antwoordde hij en hoopte van harte, dat niets de betaling ervan zou ver hinderen. „En moeten we nog een week wachten?" „Nog een week," antwoordde hij, „maar die zal in Honolulu wel gauw voorbij gaan." „Maar er kan zooveel in een week ge beuren," zei Norma. „Ja." gaf hij toe en voelde zich niet heelemaal op zijn gemak toen hij bedacht, dat de „Dusty Miller" Janey Wakinshaw en Chan was komen halen en dat Jimmy Bab- bage zijn plan om Molokai te verlaten zoo grondig voorbereid had. Maar hij zei daarvan niets aan Norma en toen ze bij het postkantoor gekomen waren, gaf hij zijn telegram op en zei toen lachend: „Het is jouw telegram. Lees het eerst even en tee- ken het dan." En terwijl ze het potlood opnam om het bericht te teekenen, las het meisje: „Wie is Charles B. Kelsey uit Frisco?" HOOFDSTUK XIV. Ternauwernood ontsnapt. „Denk je, dat de man zijn waren naam in het hotel opgegeven heeft?" vroeg Norma, nadat het telegram verzonden was. „Het zou me ten zeerste verwonderen," antwoordde Terry opgewekt. „Is het dan niet zonde van het geld, om dat telegram te versturen?" „Nee! Elke dollar zal zijn geld opbren gen. Ik ben er van overtuigd, dat Kelsey de man is, waar Sarony niets van wilde zeggen. Als hij antwoordt dat Charles B. Kelsey hem onbekend is, mogen we wel aannemen, dat de kerel zich achter een valschen naam verschuilt en wanneer een man dat doet. zijn zijn bedoelingen meestal niet zuiver, Wanneer integendeel zijn naam wel aan den advocaat bekend is, kan hij ons misschien inlichtingen verschaffen. Maar we zullen wel zien." Ze keerden naar het hotel terug, dineer den in het gezelschap van Seabright en namen totaal geen notitie van Charles B. Kelsey, die aan een naburig tafeltje scherp door Borlase in het oog gehouden werd. Na het diner verliet de man het hotel, gevolgd door den parelhandelaar, die zijn vrienden een knipoogje gaf, toen hij langs hen kwam en Seabright bedacht een uit vlucht en liet Terry en Norma alleen. Het was over eenen in den ochtend, toen Borlase terug kwam. Norma was allang naar bed en Seabright zat met Terry op zijn kamer, toen een klop op de deur de komst van den parelhandelaar aankon digde en toen hij binnenkwam was het duidelijk aan zijn gezicht te zien, dat hij nieuws had. Op Seabright's ultnoodiging schonk hij zichzelf een whisky in, stak een pijp op en zei: „Die Kelsey heeft niet veel goeds in den zin." „Dat wist ik ook!" zei Terry en wachtte. „Ik ben hem de heele stad door gevolgd. Ben in een paar kroegen achter hem aan gegaan, waar ik op moest passen, dat hij me niet zag en daarna ging hij een bar binnen, waar hij kennis maakte met een verloopen blanke met roode bakkebaarden, echt het type van een strandjutter, en nadat ze wat gedronken hadden, gingen ze samen weg. Ik volgde ze zoo dicht op de hielen als ik maar durfde en zag ze weer een bar binnengaan, die vol fuivende matrozen was en meisjes van alle kleu ren onder de zon. Ik ben in mijn tijd in heel wat van dergelijke dingen geweest, maar dit was wel zoo'n gemeene kroeg. Kelsey en zijn strandjuttersvriend pikten een Japanner op, een kleine rat van een kerel, met een gezicht, dat als je hem in den dierentuin tegengekomen was, je ge dacht zou hebben, dat hij uit een apenkooi ontsnapt was. Ze gingen met zijn drieën in een soort kamertje zitten drinken. Er was een leeg hokje naast, waar ik neer streek en ik had me nauwelyks geïnstal leerd of twee inboorlingen-meisjes kwamen bij me binnen. Om den schijn te bewaren bestelde ik champagne en liet mezelf door hun fratsen amuseeren, terwijl ik mijn ooren inspande om zooveel mogelijk op te vangen van wat er naast me besproken werd. Er heerschte in de kroeg een enorm la waai van een jankende ukulele-band, zin gende meisjes en dansende paren en ik kon niet veel verstaan. Maar na een tijdje ving ik een woord op, dat me een heeleboel wijzer maakte en dat was de naam van het jacht." „De „Kestrel"!" riep Seabright uit. „Ja. Dat gaf me een aanwijzing. Een van de meisjes ging er vandoor naar een man, die juist binnengekomen was en de ander, die ik als camouflage noodig had, maakte het zich gemakkelijk met de champagne en een van mijn armen en ik fluisterde tegen haar, dat ze stil moest zijn, want dat ik naar de band wou luisteren. Het meisje geloofde me niet, dat zag ik ook wel, maar ze deed wat ik haar gevraagd had en met mijn oor tegen het tusschenschot luisterde ik zoo hard ik kon. Door die vervloekte herrie kon ik alleen af en toe een woord verstaan, maar hoorde genoeg om te weten dat ze het een of ander tegen de „Kestrel" op touw zetten, wat kon ik niet precies ontdekken, maar een keer hoorde ik dien kerel Kelsey zeggen: „De propeller onklaar makenDie ellendige ukuleles jankten toen juist extra hard en er ontging me weer wat, maar toen ik weer wat kon verstaan was de kerel nog aan het woord en ik hoorde hem duidelijk zeggen „moeten een week wachten." Daarna hoorde ik een heelen tijd niets, totdat ik iets over dollars opving en uit maakte dat ze het over den prijs van het een of ander hadden. Ze waren het daar blijkbaar spoedig over eens, want twee minuten later brulde de strandjutter iets tegen een Japanschen bediende, die twee flesschen chainpagne naar hun hokje bracht en om mijn Honolulu Mary tevreden te houden, bestelde ik er ook nog een en daar ik wel dacht, dat ik alles gehoord had wat er te hooren viel, besteedde ik een beetje meer aandacht aan haar. Het meisje was snuggerder dan ik gedacht had. „Jij fijn luisteren?" zei ze met een veel- beteekenenden blik naar het tusschenschot. „Ik grinnikte en haalde mijn beurs te voorschijn. „Nogal", zei ik, „maar ik zou graag willen dat jij die mannen naast ons eens bekijkt en me vertelt of je ze kent. Snapje?" „Ik snappen," zei Mary lachend. „Jij politie?" „Dat gaat je niets aan," zei ik en plantte een vijf dollar biljet binnen het bereik van haar hand. .Je kunt er nog een krijgen als we klaar zijn. Heb je me begrepen?' „Ik had de woorden nauwelijks gespro ken of er stond iemand in het hokje naast me op en ik had nog net tijd om mijn hoed diep in mijn oogen te trekken en een arm om de schouders van het meisje te slaan, voordat Kelsey naar buiten kwam. Hij keek naar binnen en zijn oogen fixeerden mij als de oogen van een slang. Maar Mary, die begreep wat er gaande was, acteerde als een filmster en schoof haar donkere ge zicht voor het mijne om gezoend te worden en ik durf zwaren dat Kelsey geen idee had wie ik was en alleen maar dacht, dat ik een slanke dwaas was, die het met een inboorlingenmeisje aanlegde. Hij liep de bar uit, zonder eenmaal achter om te zien en daar ik het idee had, dat ik op het oogen- blik van hem toch niets meer te weten kon komen, bleef ik waar ik was en hoorde kort daarop de strandjutter bulderend lachend een naam uitspreken, waarvan ik alleen maar de eerste helft van verstond en die was Cornelius (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd). DE REIS VAN EEN OLIFANT. ZATERDAG ZAL VAN DE WERF DER N.V. J. EN K. SMIT'S SCHEEPSWERVEN TE Voorwaar geen pretje voor den KINDERDIJK worden te water gelaten een groote tinbaggermolen, welke zelfs nog dikhuid, toen hij in Londen werd iets grooter is dan de vergane „Kantoeng". uitgeladen. De baggermolen op de werf. AR1E VAN VLIET GEH LLDIGD ia verband met zijn fraaie pre-staties in het biljarttournooi te Groningen, door de 's-Gravenhaagsche biljartvereniging. De voorzitter J. Sanders overhandigt van Vliet den lauwerkrans. DE FEESTELIJKE INTOCHT VAN HET PRINSELIJK PAAR TE BAARN. - Nadat aan Prins en Prinses bij de Koningin Emmabrug bloemen waren aangeboden, vetvolgden zij, enthousiast toegejuicht door de bevolking, hun zegetocht dóór Baarn ENGELANDS GROOTSTE VLIEGTUIGMOEDER- SCHIP ,"Aj\k Royal" is te Birkenhead te water ge laten. Het «chip glijdt van de helling. VRIENDELIJK LACHEND DANKT HET PRINSELIJK PAAR - voot de geest- DE M AHA RIN A van driftige toejuichingen, welke duizenden Prinses J.uliana en Prins Bernhard brachten, Nawanager bij haar ver- trek uit Bombay naar de toen ZU hun intooht hielden in Baarn. Engelsche kroningsfeesten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 5