't Gezellige winkeltje Zaterdag 10 April 1937 No. U LEIDSCH DAGBLAD 8ste Jaargang ioe een grauwe regendag toch nog prettig werd Van een slimmen loopjongen en een bijdehande verpleegster I O wat een weer op dien Woensdagmid- Aas! Echt April! De regen kletterde tegen •de ruiten en de wind floot en gierde.... hu .huhuhu .Heerlijk we_r om een eind te loopen". fond Jan. die acht laar was. .,Met je muts Jlink o?er ja ooren en je cape wapperend oir- ie lijf. je handen in je zakken en je I»eu5 in den wind tegen den storm op- fbrnenfijn. jö! Mag het, moeder?" ..Heerlijk weer om héél, héél dicht bii Jen haard te kruipen, op je buik op het chapenvacht te gaan liggen, met je beide Fingers in de ooren en een prachtig boek voor je Robinson Crusoe bijvoorbeeld en dan met je kuif zóó dicht bij het vuur. lat je bijna in brand vliegt, den heelen dag e liggen lezen. Pijn jó. en niemand, die ets tegen je zegt of je wegstuurt om e*n oodschap te doen!" zei de negenjarige Vim. „Mag het, Moeder?" ..Geen sprake van", zei moes tegen SkUebeL haar jongens tegelijk „Eén drijfnat «n één verbrand jongetje? Dank Ie wel. Kom. Wim, doe niet zoo vreeseliik lui. Ga lijn wat met elkaar spelen en laat zus ook pieedoen". ..Wat zullen we. vroeg Jan. „ballen, baasje over, touwtje springen, winkeltje?" Moeder was voor 't laatste, rustigste spel. ^.Daar kan je bij in de kamer blijven", zei „En dan krijgen jullie van mij de koop baar" Dat was eenig! Zus. die juist met haar Jriendinnetje Mies was komen binnen waaien. had de laatste woorden opgevan gen. Ze riep al: „O. heerlijk, winkeltje!" en kwam bedrijvig aanloopen met een stapel peine schoteltjes, waarop de kruideniers waren zouden worden uitgestald. „Maar ik ben de koopman", riep Wim „en ■Tan moet m'n knecht zijn.". ..Best", zei zus. dan zijn wij de dames, ie komen koopen". Tien minuten later was de „winkel" keu- ig in orde. Wim en Kees hadden wel een tuk of twintig schoteltjes met kruideniers aren op een tafeltje uitgestald, zooals itte en bruine suiker, griesmeel. bloem, leine stukjes biskwie. een reep in stukjes esneden. havermout, bruine en witte boo- en. groene erwten en nog veel meer. Ook en paar kopjes, waarin r--"- thee. suiker- ater en stroop, kwamen er bij te staan. „Piekfijn voor elkaar, baas", zei Jan. „Nou og de weegschaal erbij" en hij zette vaders ie ven wegen tusschen de waren in. Ja. jó en papier en inkt moet ik ook ebben, voor de briefjes", vond Wim. JSn n een echte bril. O, ik weet al wat!" estommel in de speelgoedkast en een jnuut later kwam hij terug met een wit hort van zus voor, een zwart alpinootje, t een kalotje moest verbeelden, op z'n oord en een groote gele zonnebril op. De ongens bulderden 't uit van den lach. „Baas. ik ga de etalage maken", kondigde Jan aan. Hij zette een klein tafeltje dicht bij de toonbank tegen den muur en daarop twee poppen van zus op stoeltjes, ieder met een biskwietje op schoot. Op het school bord. dat hij er achter zette, kwam met sierlijke krulletters te staan: ..Wij eten fijne koek, van baas Bril op den hoek". Toen gingen de jongens een groot stuk papier halen en knipten en plakten er netjes een heelen stapel zakjes van Nau welijks was dit klaar, of de dames kwamen aangewandeld. Ze hadden in de kast met oude kleeren gegrasduind en zich prachtig toegetakeld met 'n langen rok, die over den grond sleepte. Zus. met een witten doek om heb hoofd gedrapeerd, was de verpleeg ster en Mies, die een zwart zomerhoedje van moeder op had, de oude mevrouw. Ze leunde zwaar op zus haar arm en trok zoo nu en dan een echt .ouwelijk" gezicht, om het spel zoo natuurlijk mogelijk te maken. Baas Bril trok z'n gezicht in de plooi: „Wat wenschen de dames?" „Baas", zei de verpleegster, „wij wenschen een heel licht verteerbaar maaltje voor mevrouw. Mevrouw heeft een zwakke maag. ziet u". „Ja. ja", steunde mevrouw. Baas Bril krabde zich eens achter het oor. „Grauwe erwten dan maar. dames?" vroeg cii. O nee, baas", kreet mevrouw, „véél te zwaar voor m'n maag!" „Nu. dan weet ik het al", zei baas Bril. „Een pond fijne havermout en een liter melk. Dat geeft een heerlijk zacht papje". Maar de dames konden nog niet direct besluiten. De verpleegster neusde de toon bank. eens rond. .JEen pond chocolaadjes en een half pond biskwie en een half pond bruine suiker dan maar. Dat zal mevrouw echt goed doen". Baas Bril keek angstig naar zijn waren, maar de knecht kwam hem te hulp. „Pardon, dames", zie die,ehdie chocola en biskwie zijn voor de reclame week. Speciaal voor reclame, ziet u. Wie tien pond bruine of witte boonen. tien pond grauwe erwten en twaalf pond havermout koopt, krb'gt eheen half ons choco laadjes cadeau". „Juist", zei zus uit de hoogte, „laat ons dat dan allemaal maar thuis bezorgen, maar denk erom, de chocolaadjes er ook bij' „Maar dames, ik dacht, dat de dames zulke zwakke magen hadden", sprak baas Bril verbaasd. „Daar hebt u zich heelemaal niet mee te bemoeien Zorgt u maar. dat we de bood schappen thuis-krijgen. En vlug een beetje", zei de snibbige zuster. De baas en de knecht bogen als knip messen en de dames schreden waardig naar huis. Toen ging Bril aan het afwegen en Jan nam z'n autoped en ging de bood schappen bezorgen, met de rekening erbij. Die was erg hoog uitgevallen. Baas Bril be rekende de grauwe erwten tegen een gulden het pond. waar maar vijf erwtjes ingingen; de bruine boonen kostten 80 cent en dé havermout eventjes 50 cent per pond. Maar er was zoowaar een klein zakje chocoiade- schraapseltjes bii voor de reclame en dat vonden de dames de hoofdzaak. „De erwten en zoo geven, we wel aan onzë geit", legde de zuster uit. En ze betaalde prompt met groote en kleine knoopen. Een heelen tijd Weven ze zoo gezellig spelen. De baas en de knecht merkten al gauw, dat het zakendoen niet meevalt. Er moest heel wat worden afgefluisterd om te voorkomen, dat de dames juist de lekkere dingen kochten en hen met de erwten en boonen lieten zitten. Bruine suiker kostte weldra 10 gulden per ons. witte suiker was heelemaal uitverkocht en chocolade en biskwie bleven „reclame", nu bij dit. dan bil MIR^r De meisjes hadden zich. prachtig toegetakeld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 19