BINNENLAND De „Nieuw-Amsterdam" 78'sie Jaargang WPKH DAGBLAD, Zaterdag 10 April 1937 Vierde Had Ne. 23(31 SPREEKCEL Bemoeizucht of behulpzaamheid De 'deputatenvergadering van de Anti Rev. partij. Toespraak van minister De Wilde. In de gistermiddag te Utrecht gehouden Bitting van deputatenvergadering van de A -R- Partij, kwam, gelijk reeds bekend, aan de orde het verkiezingsmanifest, dat de partij bij de komende stembus zal doen verschijnen. Het concept-manifest werd met algemeene stemmen en zonder discus sie goedgekeurd. Vervolgens kwam aan de orde de voor gestelde wijze van candidaatstelling. Aan de discussies namen deel de heeren B. Roorda, te Oudeschip (Roodeschool), H. v. Meer te Onnen (Haren), Van der Heuvel te Ooltgensplaat en ds. D. Steenhuis, eme ritus-predikant te Haren. Nadat de heer Schouten de gemaakte opmerkingen had beantwoord en de heer Roorda een motie met betrekking tot de volgorde der can- didaten had ingetrokken, werd de voorge stelde wijze van candidaatstelling, alsook de candidatenlijst, die reeds gepubliceerd werd, vastgesteld. De voorzitter richtte een woord van erkentelijkheid tot de heeren Van Dobben "de Bruyn. burgemeester van Bodegraven, Van Baren, burgemeester van Delft. Schwarz. burgemeester van Maassluis, en Wieünga, oud-inspecteur L. O., die in de nieuwe Kamer niet zullen terugkeeren. Hij stelde aan de vergadering voor de nieuwe 'candidaten de heeren W. Wagenaar, H. J. W. A. Meyerink, A. B. Roosjen en mr. Jan Algera, wier namen op de nieuwe candi datenlijst voorkomen Alvorens dr. Colijn zijn rede hield, ver leende de voorzitter het woord aan mi nister De Wilde. Deze herinnerde er aan, dat het 26 Mei a.s„ de dag van de stem bus, precies 4 jaar geleden zal zijn. dat het kabinet-Colijn optrad. Het deed zulks onder zeer moeilijke omstandigheden en zou zeker niet zijn geslaagd, Indien het zoowel in het land als in de Kamer, niet óf/er steunpunten zou hebben beschikt. Zulk en steunpunt was de A.-R. Kamerfractie, nder de bekwame en karaktervolle leiding van den heer Schouten, waarin het een roote moreele kracht heeft. Mede door hem steeg deze fractie ook bij den tegen- Stander in achting. Spr. dankte den heer- Schouten voor zijn voortreffelijke leiding an de A.-R. Partij (daverend applaus). De heer Schouten, voor dit woord dan kend, betrok in de gebrachte hulde de ge- heele fractie. R.K. Werkliedenverbond en Kath. Dem. Partij. Het royementsbesluit en de werkloosheidsverzekering. Er is inderdaad een leemte. Zooals men weet heeft de Verbondsver gadering van het R.K. Werkliedenverbond in December j.l. het besluit genomen: a. dat de daarbij aangesloten bonden leden, waarvan bekend is. dat zij lid zijn an de Katholiek-Democratische Partij en/of regelmatig lezer van het orgaan dier partij „Onze Vaan", moeten stellen voor de keuze: het lidmaatschap van de K.D.P. op te zeggen en/of het regelmatig lezen van haar or gaan „Onze Vaan" te staken, of te worden geroyeerd als lid van den vakbond en/of den plaatselijken I volksbond of werklicdenvereeniging; b. dat de daarbij aangesloten bonden zoo 'spoedig mogelijk, doch uiterlijk voor 1 Ja nuari 1938. zoodanige maatregelen moeten nemen als noodig zijn om aan dit besluit uitvoering te kunnen geven. In verband hiermede heeft de heer Arts schriftelijke vragen gericht tot den minis ter van Sociale Zaken, waarop deze thans het volgende antwoordt: Ter beoordeeling van dit besluit dient men in het oog te houden, dat In Neder land sedert de totstandkoming van het werkloosheidsbesluit 1917 een vrijwillige verzekering tegen de nadeelige geldelijke gevolgen van werkloosheid bestaat, welke ■dusdanig is opgezet, dat vereenigingen van (werklieden en bedienden, welke een werk- -loozenkas wenschen op te richten, daar voor subsidie van rijk en gemeenten kun nen bekomen. Deze regeling brengt mede, dat zich tegen werkloosheid kunnen ver zekeren zij, die tot deze vereenigingen op hun wensch worden toegelaten, terwijl de verzekering ophoudt te bestaan voor hen, voor wie, om welke reden dan ook, het lid maatschap van de betrokken vereenlging een einde neemt. Verzekering tegen de nadeelige geldelijke gevolgen van werk loosheid is dus alleen mogelijk voor hen, die deel uitmaken van een vereeniging, waaraan een werkloozenkas is verbonden. Bestaat een zoodanige kas niet, dan is verzekering derhalve uitgesloten. Dit stelsel heeft sedert ruim 20 jaren goed gewerkt, ook al hebben zich in den loop van de jaren enkele malen bezwaren voorgedaan, wanneer iemand door het bestuur van zijn vereeniging geroyeerd weid. Men kan dan in veel gevallen over gaan naar een andere gesubsidieerde vereeniging met werkloozenkas. Niet altijd is dit echter mogelijk, gesteld al, dat men daar als lid wordt aangenomen. De soms bestaande onmogelijkheid om zich in ge vallen. als hier bedoeld, elders te verzeke ren, wordt meer en meer als een bezwaar gevoeld in verband met de verscherping van de onderlinge verhoudingen in den laatsten tijd. Het spreekt echter vanzelf, dat in het licht van het vorenstaande van een te kort doen aan het Werkloosheidsbesluit 1917 geen sprake kanzijn, omdat dit besluit geen andere bedoeling heeft en ook nooit heeft gehad dan een aanmoediging te vor men voor het zich vrijwillig verzekeren tegen de nadeelige geldelijke gevolgen van werkloosheid door vereenigingen van werk lieden en bedienden. Bij de overheid heeft nimmer de bedoe ling voorgezeten een verzekeringsinstituut harerzijds op te richten, waai' iedere arbei der zich tegen de nadeelige geldelijke gevolgen van werkloosheid zou kunnen verzekeren. Dc minister, van oordeel, dat inder daad van een leemte gesproken dient teworden, heeft dc vraag, of en, zoo ja, welke voorziening in het bestaande systeem getroffen kan worden, aan hangig gemaakt bij de rijkscommissie van advies voor de werkloosheidsver zekering, terwijl hij mede een rapport wachtende is van een interdeparte mentale commissie inzake werkloozen- zorg, dat, naar hij vertrouwt, ook op dit punt van nut zal kunnen zijn bij het overwegen van de door hem even tueel te nemen maatregelen. Zoodra de bedoelde adviezen zijn binnengeko men, zal de minister niet nalaten te overwegen wat hem te doen staat. Taxi-staking te Amsterdam opgeheven. Na een bemiddelingsvoorstel van wethouder Kropman. Binnen zes weken nieuwe loonregeling. Onder voorzitterschap van den heer Dijkstra, van de Federatie van Transport arbeiders zijn gistermiddag in de groote zaal van Krasnapolsky te Amsterdam de ongeveer zeshonderd stakende chauffeurs in vergadering bijeengekomen. De alge meene Nederlandsche Chauffeursvereeni- ging liet in het begin van de vergadering verklaren, dat zij zich geheel achter de leiding der besturen van de vier organisa ties stelt. Hierna sprak de heer van Duuren van den Centralen Bond van Transportarbei ders. Deze gaf een kort verslag van de be sprekingen. die gedurende de afgeloopen dagen gevoerd werden. Voor de besprekin gen met den rijksbemiddelaar hebben de besturen met den wethouder Kropman vergaderd in het gebouw van de Eerste Kamer. In die bespreking zijn de besturen niet met den wethouder tot overeenstem-, ming gekomen. Nadat de rijksbemiddelaar des middags de bekende beslissing had genomen, hebben de besturen des avonds nogmaals met den wethouder vergaderd. Deze heeft toen een bemiddelingsvoorstel gedaan. Het is B. en W. niet mogelijk het besluit der tariefverhooging te niet te doen of de inwerkingtreding ervan op te schor ten. Uitgangspunt van het voorstel van B. en W. is, dat gedurende de zes komende weken het oude inkomen, inclusief fooien, voor de chauffeurs collectief wordt gega randeerd. Aangenomen wordt een basisloon van f 21.50. Indien bij voorbeeld een bedrijf 180 chauffeurs heeft, wordt een garantieloon betaald van f. 1980 (d.i. 180 x f. 10.50). Indien de chauffeurs per dienst 14 ritten doen met een gemiddelde van f. 0.125 fooi per rit, dan worden per week 15120 ritten gemaakt, en brengen de fooien f. 1890 op. waarmee een collectief inkomen van f. 21.50 is bereikt. Worden echter minder ritten gemaakt, dan zal aan de gezamen lijke chauffeurs een bedrag worden ver goed. overeenkomende met het verschil tusschen het verdiende bedrag en het gegarandeerde bedrag van f. 1890 aan fooien. De bonden hebben tegenover B. en W. de voorwaarde gesteld, dat alle betrok kenen. ook de coöperatieve ondernemin gen, zich stipt zuilen houden aan het vast gestelde dienstrooster. B. en W. zijn hier mede accoord gegaan. Na lange gedachtenwisseling zijn de werkgevers hiermede accoord gegaan. Bovendien wordt er voor de periode van zes weken een klein bijzonder scheids gerecht van drie man samengesteld, onder voorzitterschap van den wethouder voor arbeidszaken, ten einde rancuneuze ont slagen te voorkomen. Ter controle op de regeling zullen de werkgevers van de kleine bedrijven de ritkaarten der chauffeurs wekelijks bij het gemeentebestuur moeten inleveren. Binnen de zes weken moeten de partijen over de loonregeling tot overeenstemming zijn gekomen, zoo zeide de heer van Duu ren. Er blijft voor de werknemers-nog veel te wenschen over De collectieve, arbeids overeenkomst zal vóór het einde dezer maand officieel aan de werkgevers worden opgezegd. Er zal worden onderhandeld over een nieuw contract, waarin tariefsverhooging aan het loon zal worden vastgekoppeld. Er zullen garantieloonen worden bedongen van f. 15 voor het stationneerend bedrijf en f. 12 voor het garagebedrijf. Nadat nog eenige stakers over deze voorwaarden opmerkingen hadden ge maakt. stelde de voorzitter van de ver gadering den stakers de vraag of z'd op deze voorwaarden het werk wilden hervatten. Eerst nadat de heer van Duuren nog wees op dén chaos, die zal ontstaan indien deze staking wordt voortgezet en dat alle door het ge meentebestuur toegestane beloften zul len worden ingetrokken, bleken de stakers hiertoe bereid. Toen de vergadering om zeven uur uiteenging, was besloten, dat ieder, die avonddienst had, het werk terstond zou hervatten. DE PRIJS VAN VOORVERKOOP CONTRACTEN TARWEBLOEM B. Naar aanleiding van de uitspraak van de commissie-Gerbrandy inzake de verla ging van den prijs van tarwe-bloem B met f. 1.15 per 100 K.G.. voorzoover betreft het nog niet uitgevoerde gedeelte van de per 4 April 1937 nog loopende voorverkoopcon tracten worde medegedeeld, dat de heffing op tarwebloem B per 3 April 1937 verhoogd is van f. 2 op f. 3.15 per 100 K.G., waar door de prijs van bovengenoemde contrac ten tarwebloem B ongewijzigd blijft. Hedenmiddag zal te Rotterdam de „Nieuw Amsterdam", het grootste schip der Nederlandsche koopvaardij, door H. M. de Koningin te water worden gelaten. Onze foto toont het schip tusschen de bouwstcigers. gereed voor de plechtigheid. Zooals men weet moet de „Nieuw-Amsterdam" in 't begin van het volgend jaar geheel voltooid zijn. Onderstaand lijstje, ont leend aan de „Msb." geeft een interessant beeld van de grootte van verschillende schepen in Nederland. 1. Nieuw-Amsterdam 36.000 b.r.t. 2. Statendam 28.291 3. Rotterdam 24.148 4. Johan van Oldenbarnevelt 19.428 5. Marnix van St. Aldegonde19.355 b.r.t. 6. Baloeran 16.981 7. Dempo 16.979 DE GROOTSTE SCHEPEN DER WERELD ZIJN: 1. Normandië (Frankrijk) 82.799 b.r.t. 2. Queen Mary (Engeland) 80.774 3. Majestic (Engeland) 56.599 4. Beren gar ia (Engeland) 52.101 5. Bremen (Duitschland) 51.656 6. Europa (Duitschland) 51.656 b.r.t. 7. Rex (Italië) 51.062 8. Leviathan (Amerika) (ex-Vaterland) 48.942 9. Nieuw-Amsterdam (Nederland) 36.000 10. Paris (Frankrijk) 34.569 Overeenkomst met Japan aanstaande. De Nederlandsch-Japansche onderhandelingen. Terzake van de onderhandelingen tus schen Nederland en Japan ontving Aneta de volgende officieele mededeeling: De onderhandelingen tusschen Nederland en Japan betreffende een verdere verbete ring van dè handelsbetrekkingen tusschen de beide landen hebben onlangs het laatste stadium bereikt, doordat op de meest be langrijke punten overeenstemming van meening is bereikt tusschen dr. G. H. C. Hart. directeur van economische zaken der regeering van Nederlandsch-Indië en den heer Y. Ishizawa. consul-generaal van Ja pan te Batavia. De resultaten van deze overeenstemming van meening worden nu uitgewerkt in den vorm van een overeenkomst, welke binnen kort zal worden gesloten. Het departement van buitenlandsche zaken te Tokio heeft gisteravond om 10 uur een verklaring uitgegeven, waarin groote voldoening tot uitdrukking wordt gebracht over de volledige overeenstemming van opvattingen, die tot stand is gebracht tus schen de Japansche regeering en het be stuur van Nederlan^sch-Oost-Indië ten aanzien van verschillende punten betref fende de wederaanpassing der handelsbe trekkingen tusschen Japan en Neder- landsch-Oost-Indié Zooals men weet werden deze handels onderhandelingen sedert Mei 1934 te Bata via'gevoerd. GEREFORMEERDE VEREENIGING VOOR DRANKBESTRIJDING. Prov. Zuid-Hollandsche Bond. Onder presidium van den heer W. C. F. Scheps van 's-Gravenhage, werd heden in het gebouw „De Eendracht" te Rotter dam, de 16de jaarvergadering gehouden van den Prov. Bond van Afdeelingen van de Geref. Ver. voor Drankbestrijding in Zuid-Holland. De jaarverslagen van secr. en penning meester, de heeren A. v. Roon Jr. van Rotterdam en J. M. de Zoete van Rotter- dam-Z. werden goedgekeurd en de pen ningmeester van zijn beheer gedechar geerd. Het verslag van den secr. maakt melding van 10 afdeelingen met 537 leden en 140 verspreide leden, dat van den pen ningmeester van 'n batig saldo van f32.21. Ook het rapport betreffende het werk der afdeelingen werd vastgesteld. De aftredende bestuursleden, de heeren W. C. F. Scheps te Den Haag en ds. J. Smelijk. Geref. predikant te Loosduinen, werden herkozen. Beide heeren werden ook herkozen ais primus- en secundus-lid van het hoofdbestuur. Na afhandeling van het agendum hield ds. M. Heuzeveldt, Geref. predikant te Hazerswoude, een rede, getiteld: „Aan stoot en ergernis". Namens het district Zuid-Holland van de Nat. Chr. Geh.-Onth. Ver. sprak de heer G. v. Herwijnen van Dordrecht 'n woord van gelukwensch en sympathie. KLACHT VAN WERKLOOZE. Een werklooze, die in de avonduren zijn stempelplicht moet vervullen, vraagt of het niet mogelijk zou zijn de werkloozen daar van één avond per week vrij te stellen, aan gezien men thans nooit de kans krijgt om ■in de week zijn avond naar eigen keuze in •te richten. Eigenlijk bemoeien we ons in 't algemeen veel te veel met eikaars zaken. Nu is dat misschien 'n gevolg van 't feit, dat wij men- schen ongetwijfeld gezellige wezens zijn. We benutten alle mogelijke gelegenheden om elkaar visites te maken (of scheppen die gelegenheden), we vergaderen grondig en veelvuldig, we gaan zelfs in kudden op reis en naar tentoonstellingen op allerlei manieren zoeken we elkaar op. En daar is ontegenzeggelijk veel goeds 'in: Wie zich aan al die min of meer gezellige „samen scholingen" onttrekt, staat al gauw alleen. We hebben elkaar noodig, al was 't alleen maar om met 'n beetje goeden wil elkaar den tocht door dit aardsche tranendal te veraangenamen, zoodat het bijna 'n feest- reis wordt. Dat klinkt nu heel idyllisch, maar is 't daarom nog niet altijd daar voor zorgt de wet van de tegenstellingen. Want zooals ,,'n groeizaam regentje" per fect is voor 't jonge groen, maar fataal voor onzen nieuwen hoed, waarop je elk water spatje ziet. zooals de zon ons aller vriend is. behalve als we met 'n zware Rucksack 'n schaduwlooze berghelling beklimmen. zooals dus goed en kwaad meestal dicht naast elkaar liggen, zoo kan soms de nabij heid van sommige medemenschen tot 'n obsessie worden. Dat behoeven nog niet onze vijanden te zijn, evenmin onze natuur lijke antipoden, waarmee we eenvoudig niet kunnen harmonieeren, al willen we 't nog zoo graag water en vuur zijn nu eenmaal elementen die nooit samengebracht kun nen worden, of er ontstaat gesis. Maar ik denk aan hen, die ieder van ons onder z'n kennissen telt. die we waardeeren. mis schien zelfs graag mogen, maar die 'n on weerstaanbare neiging hebben overal hun neus in te steken en ons eens even te ver tellen, hoe 't nu eigenlijk moet. Hebt u wel eens 'n, overigens gezellige, logé gehad, die u met 'n zucht van verlichting zag vertrek ken, omdat ze (want het is meestal 'n „Zij", die aan deze ziekte lijdt!) 't niet kon laten op allerlei gebied de lakens uit te deelen? Bij sommige menschen is 't een soort levensbehoefte geworden om ons steeds aan boord te komen met: „Waarom zet je dezen stoel niet bij de haard?" of „Je moet je haar eens anders dragen" of: „Als ik jou was. zou ik eens 'n anderen slager nemen". Soms gebruiken ze met 'n bescheiden stem den „ik"-vorm: „Ik doe 't altijd zoo". „Ik zou...." wat vertaald moet worden door: „Mijn methode is te verkiezen boven alle andere". Nu is 't typisch voor ons vrouwen, dat we deze inmenging al heel slecht kunnen ver dragen, als 't om onze huiselijke regelen en gewoonten gaat. Hoe cosmopolitisch de Hol landers ook genoemd worden, wat betreft de beslotenheid van haar eigen „home" is de Hollandsche huisvrouw toch zeer indivi dualistisch. Kazerne-woningen, zooals Pa rijs, Berlijn. Weenen ze kent, zouden typisch on-Hollandsch zijn. Hier geldt: „Elk z'n eigen voordeur"; zijn we eenmaal daardoor of liever daarachter, dan zijn we in onze vesting, waar we baas zijn en waar niemand zich met ons heeft te bemoeien! Of dit altijd 'n deugd is en niet vaak duidt op be nepenheid? Maar verander den volksaard nu maar eens: We zijn nu eenmaal 'n beetje stroef en weinig toeschietelijk. En wie wel eens gehoord heeft van geharrewar tus schen twee gezinnen, die in één huis wonen met één voordeur! w^et, dat bemoeien met eikaars Interne aangelegenheden vaak gelijk staat met het deponeeren van een bom in een brandende kachel. Elk gezin, eik individu zelfs, is 'n rijkje apart, 'n gemeenschap op zichzelf, met z'n eigen wetten, z'n eigen gewoonten en ge bruiken, waarop 'n vertegenwoordiger uit 'n ander „rijk", al is 't ook 'n „bevriende na- buurstaat". al gauw inbreuk maakt. Waar om bemoeien we ons dan zooveel met el- kaars affaires? 't Is heusch niet alleen har telijkheid en u en ik behoeven ons niet te verbeelden, dat wij er ons niet aan schuldig maken! Misschien is 't wel 'n aangeboren menschelijke eigenschap: de neiging tot Ingrijpen, raad geven, be- en veroordeelen schijnt in elk geval nogal sterk verbreid te zijn. Dat we die neiging echter niet tot de deugden rekenen, blijkt wel hieruit, dat, naarmate iemand meer beschaafd is, hij zijn. bemoeizucht minder toont en in de plaats daarvan 'n grootere bescheidenheid treedt. Tegenover kinderen dienen we onze nei ging tot ingrijpen al heel sterk aan banden te leggen, tot heil van 't jonge menschen- kind zelf. U kent dat wel: 'n kind is inge spannen bezig er achter te komen, hoe 'n doosje opengaat of 'n stuk speelgoed werkt en de wijze volwassene, die de handgre pen kent en „dat gepruts niet kan aan zien" grijpt in: „Kijk, Jantje, zóó moet je 't doen". En dan verweert Jantje zich door '11 keel op te zetten waar hij gelijk in heeft of als hij van kneedbaarder materiaal gemaakt is, vindt hij de oplossing wel goed, zoekt bij 'n volgende gelegenheid weer de behulpzame hand en maakt 'n goede kans om 'n gemakzuchtig mensch te wor den zonder eenig initiatief. Wie erg lijdt aan de bemoeiziekte want 'n ziekte wordt het bij sommigen is geneigd alles te rege len, behalve z'n eigen zaken. En daar ligt volgens hen. die 't weten kunnen, de verkla ring van die ziekelijke bemoeizucht: 'n po ging om het tekort van 't eigen karakter aan te vullen, 'n Gevoel van minderwaar digheid wordt verdrongen door 'n schijn van macht; wie zichzelf niet heelemaal regeeren kan. is geneigd het anderen te doen al is 't dan maar in woorden. Ze weten altijd precies, welke verbeteringen er aangebracht moeten worden op 't gebied van de regeering, van den bruggenbouw, van de werkloozenzorg, enfin, op welk gebied niet! „Als u 't mij vraagt, ze moesten Maar niemand vraagt het ze. „Ze moesten" dat is hun lijfspreuk; ik heb me laten vertellen, dat er zelfs politieke partijen zijn, die volgens dat devies ageeren! Maar mis schien is dat slechts 'n sprookje uit den verkiezingstijd; want welk verstandig mensch zou zich nu alleen tot „betweterij" en „afbreken zonder opbouwen" bepalen? Zij, die zich geroepen voelen aan iedereen hulp en raadgevingen op te dringen, die 't altijd beter weten, zullen op den duur meer vijanden dan vrienden maken. 't Andere uiterste is natuurlijk ook niet aan te bevelen: wie steeds het systeem van de „noninterventie" huldigt in z'n parti culiere leven, gedachtig aan 't gezegde „Ben ik mijns broeders hoeder?" is mis schien wel heel zakelijk, maar toont niet veel hart. Allicht zullen we ons bemoeien met de zaken van onze medemenschen, als we ze daardoor kunnen helpen of behoe den voor nadeel of gevaar. Maar wanneer is dat het geval en wanneer wil iemand ge holpen worden? Zal hij onze inmenging als bemoeizucht of als behulpzaamheid be schouwen? Daar zit het 'm: den gulden middenweg te vinden, maar gemakkelijk is dat niet. Wat niet wegneemt, dat we er toch wel naar kunnen zoeken. Als we ons daarop eens toelegden? (Hetgeen niet be doeld is als 'n opmerking van bemoeizuch- tigen aard). CRITICA. Ik geloof, dat ze ons met die dobber bedrogen hebben, dat ding wil niet boven blijvenl

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 13