BINNENLAND
De „Nieuw-Amsterdam"
78'sie Jaargang
WPKH DAGBLAD, Zaterdag 10 April 1937
Vierde Had
Ne. 23(31
SPREEKCEL
Bemoeizucht of
behulpzaamheid
De 'deputatenvergadering
van de Anti Rev. partij.
Toespraak van minister De Wilde.
In de gistermiddag te Utrecht gehouden
Bitting van deputatenvergadering van de
A -R- Partij, kwam, gelijk reeds bekend,
aan de orde het verkiezingsmanifest, dat
de partij bij de komende stembus zal doen
verschijnen. Het concept-manifest werd
met algemeene stemmen en zonder discus
sie goedgekeurd.
Vervolgens kwam aan de orde de voor
gestelde wijze van candidaatstelling. Aan
de discussies namen deel de heeren B.
Roorda, te Oudeschip (Roodeschool), H. v.
Meer te Onnen (Haren), Van der Heuvel
te Ooltgensplaat en ds. D. Steenhuis, eme
ritus-predikant te Haren. Nadat de heer
Schouten de gemaakte opmerkingen had
beantwoord en de heer Roorda een motie
met betrekking tot de volgorde der can-
didaten had ingetrokken, werd de voorge
stelde wijze van candidaatstelling, alsook
de candidatenlijst, die reeds gepubliceerd
werd, vastgesteld.
De voorzitter richtte een woord van
erkentelijkheid tot de heeren Van Dobben
"de Bruyn. burgemeester van Bodegraven,
Van Baren, burgemeester van Delft.
Schwarz. burgemeester van Maassluis, en
Wieünga, oud-inspecteur L. O., die in de
nieuwe Kamer niet zullen terugkeeren. Hij
stelde aan de vergadering voor de nieuwe
'candidaten de heeren W. Wagenaar, H. J.
W. A. Meyerink, A. B. Roosjen en mr. Jan
Algera, wier namen op de nieuwe candi
datenlijst voorkomen
Alvorens dr. Colijn zijn rede hield, ver
leende de voorzitter het woord aan mi
nister De Wilde. Deze herinnerde er aan,
dat het 26 Mei a.s„ de dag van de stem
bus, precies 4 jaar geleden zal zijn. dat
het kabinet-Colijn optrad. Het deed zulks
onder zeer moeilijke omstandigheden en
zou zeker niet zijn geslaagd, Indien het
zoowel in het land als in de Kamer, niet
óf/er steunpunten zou hebben beschikt. Zulk
en steunpunt was de A.-R. Kamerfractie,
nder de bekwame en karaktervolle leiding
van den heer Schouten, waarin het een
roote moreele kracht heeft. Mede door
hem steeg deze fractie ook bij den tegen-
Stander in achting. Spr. dankte den heer-
Schouten voor zijn voortreffelijke leiding
an de A.-R. Partij (daverend applaus).
De heer Schouten, voor dit woord dan
kend, betrok in de gebrachte hulde de ge-
heele fractie.
R.K. Werkliedenverbond
en Kath. Dem. Partij.
Het royementsbesluit en de
werkloosheidsverzekering.
Er is inderdaad een leemte.
Zooals men weet heeft de Verbondsver
gadering van het R.K. Werkliedenverbond
in December j.l. het besluit genomen:
a. dat de daarbij aangesloten bonden
leden, waarvan bekend is. dat zij lid zijn
an de Katholiek-Democratische Partij
en/of regelmatig lezer van het orgaan
dier partij „Onze Vaan", moeten stellen
voor de keuze: het lidmaatschap van de
K.D.P. op te zeggen en/of het regelmatig
lezen van haar or gaan „Onze Vaan" te
staken, of te worden geroyeerd als lid van
den vakbond en/of den plaatselijken
I volksbond of werklicdenvereeniging;
b. dat de daarbij aangesloten bonden zoo
'spoedig mogelijk, doch uiterlijk voor 1 Ja
nuari 1938. zoodanige maatregelen moeten
nemen als noodig zijn om aan dit besluit
uitvoering te kunnen geven.
In verband hiermede heeft de heer Arts
schriftelijke vragen gericht tot den minis
ter van Sociale Zaken, waarop deze thans
het volgende antwoordt:
Ter beoordeeling van dit besluit dient
men in het oog te houden, dat In Neder
land sedert de totstandkoming van het
werkloosheidsbesluit 1917 een vrijwillige
verzekering tegen de nadeelige geldelijke
gevolgen van werkloosheid bestaat, welke
■dusdanig is opgezet, dat vereenigingen van
(werklieden en bedienden, welke een werk-
-loozenkas wenschen op te richten, daar
voor subsidie van rijk en gemeenten kun
nen bekomen. Deze regeling brengt mede,
dat zich tegen werkloosheid kunnen ver
zekeren zij, die tot deze vereenigingen op
hun wensch worden toegelaten, terwijl de
verzekering ophoudt te bestaan voor hen,
voor wie, om welke reden dan ook, het lid
maatschap van de betrokken vereenlging
een einde neemt. Verzekering tegen de
nadeelige geldelijke gevolgen van werk
loosheid is dus alleen mogelijk voor hen,
die deel uitmaken van een vereeniging,
waaraan een werkloozenkas is verbonden.
Bestaat een zoodanige kas niet, dan is
verzekering derhalve uitgesloten.
Dit stelsel heeft sedert ruim 20 jaren
goed gewerkt, ook al hebben zich in den
loop van de jaren enkele malen bezwaren
voorgedaan, wanneer iemand door het
bestuur van zijn vereeniging geroyeerd
weid. Men kan dan in veel gevallen over
gaan naar een andere gesubsidieerde
vereeniging met werkloozenkas. Niet altijd
is dit echter mogelijk, gesteld al, dat men
daar als lid wordt aangenomen. De soms
bestaande onmogelijkheid om zich in ge
vallen. als hier bedoeld, elders te verzeke
ren, wordt meer en meer als een bezwaar
gevoeld in verband met de verscherping
van de onderlinge verhoudingen in den
laatsten tijd.
Het spreekt echter vanzelf, dat in het
licht van het vorenstaande van een te kort
doen aan het Werkloosheidsbesluit 1917
geen sprake kanzijn, omdat dit besluit
geen andere bedoeling heeft en ook nooit
heeft gehad dan een aanmoediging te vor
men voor het zich vrijwillig verzekeren
tegen de nadeelige geldelijke gevolgen van
werkloosheid door vereenigingen van werk
lieden en bedienden.
Bij de overheid heeft nimmer de bedoe
ling voorgezeten een verzekeringsinstituut
harerzijds op te richten, waai' iedere arbei
der zich tegen de nadeelige geldelijke
gevolgen van werkloosheid zou kunnen
verzekeren.
Dc minister, van oordeel, dat inder
daad van een leemte gesproken dient
teworden, heeft dc vraag, of en, zoo ja,
welke voorziening in het bestaande
systeem getroffen kan worden, aan
hangig gemaakt bij de rijkscommissie
van advies voor de werkloosheidsver
zekering, terwijl hij mede een rapport
wachtende is van een interdeparte
mentale commissie inzake werkloozen-
zorg, dat, naar hij vertrouwt, ook op
dit punt van nut zal kunnen zijn bij
het overwegen van de door hem even
tueel te nemen maatregelen. Zoodra
de bedoelde adviezen zijn binnengeko
men, zal de minister niet nalaten te
overwegen wat hem te doen staat.
Taxi-staking te Amsterdam
opgeheven.
Na een bemiddelingsvoorstel van
wethouder Kropman.
Binnen zes weken nieuwe
loonregeling.
Onder voorzitterschap van den heer
Dijkstra, van de Federatie van Transport
arbeiders zijn gistermiddag in de groote
zaal van Krasnapolsky te Amsterdam de
ongeveer zeshonderd stakende chauffeurs
in vergadering bijeengekomen. De alge
meene Nederlandsche Chauffeursvereeni-
ging liet in het begin van de vergadering
verklaren, dat zij zich geheel achter de
leiding der besturen van de vier organisa
ties stelt.
Hierna sprak de heer van Duuren van
den Centralen Bond van Transportarbei
ders. Deze gaf een kort verslag van de be
sprekingen. die gedurende de afgeloopen
dagen gevoerd werden. Voor de besprekin
gen met den rijksbemiddelaar hebben de
besturen met den wethouder Kropman
vergaderd in het gebouw van de Eerste
Kamer. In die bespreking zijn de besturen
niet met den wethouder tot overeenstem-,
ming gekomen. Nadat de rijksbemiddelaar
des middags de bekende beslissing had
genomen, hebben de besturen des avonds
nogmaals met den wethouder vergaderd.
Deze heeft toen een bemiddelingsvoorstel
gedaan. Het is B. en W. niet mogelijk het
besluit der tariefverhooging te niet te doen
of de inwerkingtreding ervan op te schor
ten. Uitgangspunt van het voorstel van B.
en W. is, dat gedurende de zes komende
weken het oude inkomen, inclusief fooien,
voor de chauffeurs collectief wordt gega
randeerd.
Aangenomen wordt een basisloon van
f 21.50. Indien bij voorbeeld een bedrijf 180
chauffeurs heeft, wordt een garantieloon
betaald van f. 1980 (d.i. 180 x f. 10.50).
Indien de chauffeurs per dienst 14 ritten
doen met een gemiddelde van f. 0.125 fooi
per rit, dan worden per week 15120 ritten
gemaakt, en brengen de fooien f. 1890 op.
waarmee een collectief inkomen van
f. 21.50 is bereikt. Worden echter minder
ritten gemaakt, dan zal aan de gezamen
lijke chauffeurs een bedrag worden ver
goed. overeenkomende met het verschil
tusschen het verdiende bedrag en het
gegarandeerde bedrag van f. 1890 aan
fooien. De bonden hebben tegenover B. en
W. de voorwaarde gesteld, dat alle betrok
kenen. ook de coöperatieve ondernemin
gen, zich stipt zuilen houden aan het vast
gestelde dienstrooster. B. en W. zijn hier
mede accoord gegaan.
Na lange gedachtenwisseling zijn de
werkgevers hiermede accoord gegaan.
Bovendien wordt er voor de periode van
zes weken een klein bijzonder scheids
gerecht van drie man samengesteld, onder
voorzitterschap van den wethouder voor
arbeidszaken, ten einde rancuneuze ont
slagen te voorkomen. Ter controle op de
regeling zullen de werkgevers van de kleine
bedrijven de ritkaarten der chauffeurs
wekelijks bij het gemeentebestuur moeten
inleveren.
Binnen de zes weken moeten de partijen
over de loonregeling tot overeenstemming
zijn gekomen, zoo zeide de heer van Duu
ren. Er blijft voor de werknemers-nog veel
te wenschen over De collectieve, arbeids
overeenkomst zal vóór het einde dezer
maand officieel aan de werkgevers worden
opgezegd.
Er zal worden onderhandeld over een
nieuw contract, waarin tariefsverhooging
aan het loon zal worden vastgekoppeld.
Er zullen garantieloonen worden bedongen
van f. 15 voor het stationneerend bedrijf
en f. 12 voor het garagebedrijf.
Nadat nog eenige stakers over deze
voorwaarden opmerkingen hadden ge
maakt. stelde de voorzitter van de ver
gadering den stakers de vraag of z'd
op deze voorwaarden het werk wilden
hervatten. Eerst nadat de heer van
Duuren nog wees op dén chaos, die zal
ontstaan indien deze staking wordt
voortgezet en dat alle door het ge
meentebestuur toegestane beloften zul
len worden ingetrokken, bleken de
stakers hiertoe bereid.
Toen de vergadering om zeven uur
uiteenging, was besloten, dat ieder, die
avonddienst had, het werk terstond
zou hervatten.
DE PRIJS VAN VOORVERKOOP
CONTRACTEN TARWEBLOEM B.
Naar aanleiding van de uitspraak van
de commissie-Gerbrandy inzake de verla
ging van den prijs van tarwe-bloem B met
f. 1.15 per 100 K.G.. voorzoover betreft het
nog niet uitgevoerde gedeelte van de per
4 April 1937 nog loopende voorverkoopcon
tracten worde medegedeeld, dat de heffing
op tarwebloem B per 3 April 1937 verhoogd
is van f. 2 op f. 3.15 per 100 K.G., waar
door de prijs van bovengenoemde contrac
ten tarwebloem B ongewijzigd blijft.
Hedenmiddag zal te Rotterdam de „Nieuw Amsterdam", het grootste schip der Nederlandsche koopvaardij, door H. M. de
Koningin te water worden gelaten. Onze foto toont het schip tusschen de bouwstcigers. gereed voor de plechtigheid. Zooals
men weet moet de „Nieuw-Amsterdam" in 't begin van het volgend jaar geheel voltooid zijn. Onderstaand lijstje, ont
leend aan de „Msb." geeft een interessant beeld van de grootte van verschillende schepen in Nederland.
1. Nieuw-Amsterdam 36.000 b.r.t.
2. Statendam 28.291
3. Rotterdam 24.148
4. Johan van Oldenbarnevelt 19.428
5. Marnix van St. Aldegonde19.355 b.r.t.
6. Baloeran 16.981
7. Dempo 16.979
DE GROOTSTE SCHEPEN DER WERELD ZIJN:
1. Normandië (Frankrijk) 82.799 b.r.t.
2. Queen Mary (Engeland) 80.774
3. Majestic (Engeland) 56.599
4. Beren gar ia (Engeland) 52.101
5. Bremen (Duitschland) 51.656
6. Europa (Duitschland) 51.656 b.r.t.
7. Rex (Italië) 51.062
8. Leviathan (Amerika) (ex-Vaterland) 48.942
9. Nieuw-Amsterdam (Nederland) 36.000
10. Paris (Frankrijk) 34.569
Overeenkomst met Japan
aanstaande.
De Nederlandsch-Japansche
onderhandelingen.
Terzake van de onderhandelingen tus
schen Nederland en Japan ontving Aneta
de volgende officieele mededeeling:
De onderhandelingen tusschen Nederland
en Japan betreffende een verdere verbete
ring van dè handelsbetrekkingen tusschen
de beide landen hebben onlangs het laatste
stadium bereikt, doordat op de meest be
langrijke punten overeenstemming van
meening is bereikt tusschen dr. G. H. C.
Hart. directeur van economische zaken der
regeering van Nederlandsch-Indië en den
heer Y. Ishizawa. consul-generaal van Ja
pan te Batavia.
De resultaten van deze overeenstemming
van meening worden nu uitgewerkt in den
vorm van een overeenkomst, welke binnen
kort zal worden gesloten.
Het departement van buitenlandsche
zaken te Tokio heeft gisteravond om 10 uur
een verklaring uitgegeven, waarin groote
voldoening tot uitdrukking wordt gebracht
over de volledige overeenstemming van
opvattingen, die tot stand is gebracht tus
schen de Japansche regeering en het be
stuur van Nederlan^sch-Oost-Indië ten
aanzien van verschillende punten betref
fende de wederaanpassing der handelsbe
trekkingen tusschen Japan en Neder-
landsch-Oost-Indié
Zooals men weet werden deze handels
onderhandelingen sedert Mei 1934 te Bata
via'gevoerd.
GEREFORMEERDE VEREENIGING
VOOR DRANKBESTRIJDING.
Prov. Zuid-Hollandsche Bond.
Onder presidium van den heer W. C. F.
Scheps van 's-Gravenhage, werd heden
in het gebouw „De Eendracht" te Rotter
dam, de 16de jaarvergadering gehouden
van den Prov. Bond van Afdeelingen van
de Geref. Ver. voor Drankbestrijding in
Zuid-Holland.
De jaarverslagen van secr. en penning
meester, de heeren A. v. Roon Jr. van
Rotterdam en J. M. de Zoete van Rotter-
dam-Z. werden goedgekeurd en de pen
ningmeester van zijn beheer gedechar
geerd. Het verslag van den secr. maakt
melding van 10 afdeelingen met 537 leden
en 140 verspreide leden, dat van den pen
ningmeester van 'n batig saldo van f32.21.
Ook het rapport betreffende het werk der
afdeelingen werd vastgesteld.
De aftredende bestuursleden, de heeren
W. C. F. Scheps te Den Haag en ds. J.
Smelijk. Geref. predikant te Loosduinen,
werden herkozen. Beide heeren werden
ook herkozen ais primus- en secundus-lid
van het hoofdbestuur.
Na afhandeling van het agendum hield
ds. M. Heuzeveldt, Geref. predikant te
Hazerswoude, een rede, getiteld: „Aan
stoot en ergernis".
Namens het district Zuid-Holland van
de Nat. Chr. Geh.-Onth. Ver. sprak de heer
G. v. Herwijnen van Dordrecht 'n woord
van gelukwensch en sympathie.
KLACHT VAN WERKLOOZE.
Een werklooze, die in de avonduren zijn
stempelplicht moet vervullen, vraagt of het
niet mogelijk zou zijn de werkloozen daar
van één avond per week vrij te stellen, aan
gezien men thans nooit de kans krijgt om
■in de week zijn avond naar eigen keuze in
•te richten.
Eigenlijk bemoeien we ons in 't algemeen
veel te veel met eikaars zaken. Nu is dat
misschien 'n gevolg van 't feit, dat wij men-
schen ongetwijfeld gezellige wezens zijn.
We benutten alle mogelijke gelegenheden
om elkaar visites te maken (of scheppen die
gelegenheden), we vergaderen grondig en
veelvuldig, we gaan zelfs in kudden op reis
en naar tentoonstellingen op allerlei
manieren zoeken we elkaar op. En daar is
ontegenzeggelijk veel goeds 'in: Wie zich
aan al die min of meer gezellige „samen
scholingen" onttrekt, staat al gauw alleen.
We hebben elkaar noodig, al was 't alleen
maar om met 'n beetje goeden wil elkaar
den tocht door dit aardsche tranendal te
veraangenamen, zoodat het bijna 'n feest-
reis wordt. Dat klinkt nu heel idyllisch,
maar is 't daarom nog niet altijd daar
voor zorgt de wet van de tegenstellingen.
Want zooals ,,'n groeizaam regentje" per
fect is voor 't jonge groen, maar fataal voor
onzen nieuwen hoed, waarop je elk water
spatje ziet. zooals de zon ons aller vriend
is. behalve als we met 'n zware Rucksack 'n
schaduwlooze berghelling beklimmen.
zooals dus goed en kwaad meestal dicht
naast elkaar liggen, zoo kan soms de nabij
heid van sommige medemenschen tot 'n
obsessie worden. Dat behoeven nog niet
onze vijanden te zijn, evenmin onze natuur
lijke antipoden, waarmee we eenvoudig niet
kunnen harmonieeren, al willen we 't nog
zoo graag water en vuur zijn nu eenmaal
elementen die nooit samengebracht kun
nen worden, of er ontstaat gesis. Maar ik
denk aan hen, die ieder van ons onder z'n
kennissen telt. die we waardeeren. mis
schien zelfs graag mogen, maar die 'n on
weerstaanbare neiging hebben overal hun
neus in te steken en ons eens even te ver
tellen, hoe 't nu eigenlijk moet. Hebt u wel
eens 'n, overigens gezellige, logé gehad, die
u met 'n zucht van verlichting zag vertrek
ken, omdat ze (want het is meestal 'n „Zij",
die aan deze ziekte lijdt!) 't niet kon laten
op allerlei gebied de lakens uit te deelen?
Bij sommige menschen is 't een soort
levensbehoefte geworden om ons steeds aan
boord te komen met: „Waarom zet je dezen
stoel niet bij de haard?" of „Je moet je
haar eens anders dragen" of: „Als ik jou
was. zou ik eens 'n anderen slager nemen".
Soms gebruiken ze met 'n bescheiden stem
den „ik"-vorm: „Ik doe 't altijd zoo". „Ik
zou...." wat vertaald moet worden door:
„Mijn methode is te verkiezen boven alle
andere".
Nu is 't typisch voor ons vrouwen, dat we
deze inmenging al heel slecht kunnen ver
dragen, als 't om onze huiselijke regelen en
gewoonten gaat. Hoe cosmopolitisch de Hol
landers ook genoemd worden, wat betreft
de beslotenheid van haar eigen „home" is
de Hollandsche huisvrouw toch zeer indivi
dualistisch. Kazerne-woningen, zooals Pa
rijs, Berlijn. Weenen ze kent, zouden typisch
on-Hollandsch zijn. Hier geldt: „Elk z'n
eigen voordeur"; zijn we eenmaal daardoor
of liever daarachter, dan zijn we in onze
vesting, waar we baas zijn en waar niemand
zich met ons heeft te bemoeien! Of dit
altijd 'n deugd is en niet vaak duidt op be
nepenheid? Maar verander den volksaard nu
maar eens: We zijn nu eenmaal 'n beetje
stroef en weinig toeschietelijk. En wie wel
eens gehoord heeft van geharrewar tus
schen twee gezinnen, die in één huis wonen
met één voordeur! w^et, dat bemoeien
met eikaars Interne aangelegenheden vaak
gelijk staat met het deponeeren van een
bom in een brandende kachel.
Elk gezin, eik individu zelfs, is 'n rijkje
apart, 'n gemeenschap op zichzelf, met z'n
eigen wetten, z'n eigen gewoonten en ge
bruiken, waarop 'n vertegenwoordiger uit 'n
ander „rijk", al is 't ook 'n „bevriende na-
buurstaat". al gauw inbreuk maakt. Waar
om bemoeien we ons dan zooveel met el-
kaars affaires? 't Is heusch niet alleen har
telijkheid en u en ik behoeven ons niet te
verbeelden, dat wij er ons niet aan schuldig
maken! Misschien is 't wel 'n aangeboren
menschelijke eigenschap: de neiging tot
Ingrijpen, raad geven, be- en veroordeelen
schijnt in elk geval nogal sterk verbreid te
zijn. Dat we die neiging echter niet tot de
deugden rekenen, blijkt wel hieruit, dat,
naarmate iemand meer beschaafd is, hij
zijn. bemoeizucht minder toont en in de
plaats daarvan 'n grootere bescheidenheid
treedt.
Tegenover kinderen dienen we onze nei
ging tot ingrijpen al heel sterk aan banden
te leggen, tot heil van 't jonge menschen-
kind zelf. U kent dat wel: 'n kind is inge
spannen bezig er achter te komen, hoe 'n
doosje opengaat of 'n stuk speelgoed werkt
en de wijze volwassene, die de handgre
pen kent en „dat gepruts niet kan aan
zien" grijpt in: „Kijk, Jantje, zóó moet je 't
doen". En dan verweert Jantje zich door '11
keel op te zetten waar hij gelijk in heeft
of als hij van kneedbaarder materiaal
gemaakt is, vindt hij de oplossing wel goed,
zoekt bij 'n volgende gelegenheid weer de
behulpzame hand en maakt 'n goede
kans om 'n gemakzuchtig mensch te wor
den zonder eenig initiatief. Wie erg lijdt
aan de bemoeiziekte want 'n ziekte wordt
het bij sommigen is geneigd alles te rege
len, behalve z'n eigen zaken. En daar ligt
volgens hen. die 't weten kunnen, de verkla
ring van die ziekelijke bemoeizucht: 'n po
ging om het tekort van 't eigen karakter
aan te vullen, 'n Gevoel van minderwaar
digheid wordt verdrongen door 'n schijn
van macht; wie zichzelf niet heelemaal
regeeren kan. is geneigd het anderen te
doen al is 't dan maar in woorden. Ze
weten altijd precies, welke verbeteringen er
aangebracht moeten worden op 't gebied
van de regeering, van den bruggenbouw, van
de werkloozenzorg, enfin, op welk gebied
niet! „Als u 't mij vraagt, ze moesten
Maar niemand vraagt het ze. „Ze moesten"
dat is hun lijfspreuk; ik heb me laten
vertellen, dat er zelfs politieke partijen zijn,
die volgens dat devies ageeren! Maar mis
schien is dat slechts 'n sprookje uit den
verkiezingstijd; want welk verstandig
mensch zou zich nu alleen tot „betweterij"
en „afbreken zonder opbouwen" bepalen?
Zij, die zich geroepen voelen aan iedereen
hulp en raadgevingen op te dringen, die 't
altijd beter weten, zullen op den duur meer
vijanden dan vrienden maken.
't Andere uiterste is natuurlijk ook niet
aan te bevelen: wie steeds het systeem van
de „noninterventie" huldigt in z'n parti
culiere leven, gedachtig aan 't gezegde
„Ben ik mijns broeders hoeder?" is mis
schien wel heel zakelijk, maar toont niet
veel hart. Allicht zullen we ons bemoeien
met de zaken van onze medemenschen, als
we ze daardoor kunnen helpen of behoe
den voor nadeel of gevaar. Maar wanneer
is dat het geval en wanneer wil iemand ge
holpen worden? Zal hij onze inmenging als
bemoeizucht of als behulpzaamheid be
schouwen? Daar zit het 'm: den gulden
middenweg te vinden, maar gemakkelijk
is dat niet. Wat niet wegneemt, dat we er
toch wel naar kunnen zoeken. Als we ons
daarop eens toelegden? (Hetgeen niet be
doeld is als 'n opmerking van bemoeizuch-
tigen aard).
CRITICA.
Ik geloof, dat ze ons met die dobber
bedrogen hebben, dat ding wil niet boven
blijvenl