Ons Kort Verhaal
|T5ErU*HtT WITTE kO
NO. 2
113ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 13 Maart 1937
Zesde Blad
De „Kreutzersonate" verfilmd
Een sensationeele „gangster''-film
De Gruwelkamer
Tolstoi's meening over muziek
„Paarlenroof'
Door NETTY UBINK.
Toen Marja de groote poort van het
I Collegegebouw uittrad, regende het. Een
I haastige, zwiepende regen, die boosaardig
I op haar parapluie kletterde. De boomen
l;oor het raadhuis aan den overkant ston-
I den zwart en glimmend en riepen najaars-
I visioenen op. inplaats van idylle's der zoete
I Meimaand. De wind gierde langs de gracht
Isaar de bloemenmarkt gehouden werd. Er
I kocht niemand. De venters stonden met
I diep in de oogen getrokken petten onder
leen afdak ontevreden te morren. Wat
Idwarrelend groen stoof treurig in 't rond.
Marja hield haar pas in en stond stil
Ivoor een hoog huis. dat nummer 13 droeg.
I Even aarzelde ze. Toen trok ze resoluut aan
I de bel. Ze hoorde het geluid dof opgalmen
Ischter de zware eikenhouten deur.
Na eenige minuten ging er een raampje
met ijzeren spijlen open.
„Wat moet U." vroeg een norsche stem.
„Ik kwam de kamer zien, juffrouw," ant-
lnoordde Marja. ,Ik kom op de adverten-
tie".
De deur werd blijkbaar ontgrendeld en
|?eopend.
„Kom U maar mee," zei de vtouw die
I Marja om de een of andere reden aan een
Iheks uit de Middeleeuwen deed denken,
lom de sluwe, groen-grijze oogen piekten
I verwarde flarden grijs haar.
Het mensch slofte voor haar uit door een
Ikronkelende breede gang met hooge, witte
I muren. Aan het eind was een smalle nis,
I waarnaast een donkere trap begon, met
kale. uitgesleten houden treden.
De vrouw kloste naar boven.
Marja voelde naar een leuning, maar
Ijreep in een open ruimte, waar iets voch-
Itig-kouds haar hand beroerde. Eenmaal
I boven, weer een donkere gang. Slechts één
I raam kwam hierop uit, waarvoor een heele
I rij vreemdsoortig gekleurde griezelige
I beeldjes stonden, die haar met grijnzende
I gezichten spottend schenen aan te kijken.
I Er hing een zurige bedompte lucht, alsof
I in jaren niet gelucht was. Ze gingen nog
Itenige trapjes op en af. en net vroeg het
I meisje zich af of ze inderdaad nog in het-
lielfde huis zouden zijn. toen de vrouw voor
Ihaar, stilhield.
„Hier is hef", zei ze kort-af. Ze haalde
een bos sieutels onder haar schort vandaan
en stak er een van in het slot, dat roestig
en sinister knarste.
De gordijnen in het vertrek waren half
neergelaten, zoodat ds eerste indruk iets
had van een doodenkamer.
..Ik kan geen licht maken", verontschul
digde de vrouw zich, ,,de heeren boven
hebbe al m'n lampe verrinneweerd".
Toen Marja's cogen een beetje aan den
schemer gewend waren, onderscheidde ze
een enorm hemelbed, waarnaast plomp
verloren een houten waschtafel met een
gebarsten lampetkan stond.
Op den schoorsteen bevonden zich on
telbare afschuwelijke vaasjes, terwijl bij de
deur een kolossaal geval met veel pluimen
opgesteld was. Op de plaats waar een
spiegel behoorde te hangen, was een krans
van dolken gerangschikt om een soort
scalp.
„Hoe komt zoo'n mensch aan een scalp";
dacht Marja, „die hoort in een museum
thuis".
Terwijl het meisje rondkeek, scheen een
droefgeestige stemming haar ziel te gaan
doordrenken. Naast haar ratelde de oude
vrouw de voordeelen van huis en kamer op.
„En dan heeft U nog de piano", kraste
haar stem. „In welk pension heeft U dat,
of U moet er huur voor betalen. Eerst had
den de heeren boven 'm. maar die gooiden
er met eieren naar, en aangezien 't een
meubel is van zeshonderd...
Marja luisterde al niet meer.
De deur van de kamer naar de gang was
half open blijven staan en zij zag, dat er
voortdurend schaduwen langs den muur
aan den overkant schoven, terwijl ze geen
stappen hoorde.
Ze wist allang, dat niets haar ooit zou
kunnen bewegen deze kamer te nemen.
Desondanks vroeg zij nog naar den prijs
en treuzelde ze.
De juffrouw trok de gordijnen op. Zij
liep naar 't raam, dat uitzag op een grauwe
binnenplaats, waar het gras tusschen de
steenen groeide. Marja veinsde aarzelend
belangstelling, maar haar oogen werden
als door een magnetische kracht naar de
gang getrokken, waar de violette schadu
wen elkaar bleven opvolgen. Eensklaps
begon haar hart. heftig te bonzen. Ze had
duidelijk een onderdrukt gekreun gehoord.
Dit deed haar besluiten zich los te maken
van de drukkende sfeer der kamer, waar
de vrouw weer over de piano stond te
zeuren.
Het lijkt wel een doodkist, dacht Marja
somber en ze zei' dat ze het nu wel wist
en dat ze over een paar dagen zou be
slissen.
Toen zij op den schemerigen omloop van
het trappenhuis weer achter de vrouw
aanliep was er niets meer te zien of te
hooren.
De gang scheen alleen nog hooger en
verlatener dan zooeven en ze hoorde den
regen ratelend kletteren op een afdak en
suizend wegstroomen.
„Eric heeft geloof ik toch gelijk", dacht
ze. „Ik heb te hard gewerkt den laatsten
tijd. Ik ben bepaald zenuwachtig en begin
me van alles te verbeelden."
Beneden gekomen zag Marja nog net, dat
aan het eind der gang een witte gestalte
in den muur gleed. De schim was te snel
verdwenen, zoodat zij niet kon onder
scheiden wat het was.
Ook herinnerde zij zich niet op die
plaats zooeven een deur gezien te hebben.
Weer hoorde zij het gekerm, maar nu har
der en heviger, als van iemand die hevige
pijn leed. Het scheen te komen uit de
richting, waar de witte gestalte verdwenen
was.
Marja hield haar pas in, en wist nu
opeens zeker, er is hier iets niet in orde.
Doch tevens was er een stem. die scheen
te fluisteren:
„Bemoei je niet met dingen die je niet
aangaan, en maak dat je hier zoo gauw
mogelijk wegkomt."
De vrouw voor haar draaide eenmaal
argwanend het hoofd om, alsof zij iets van
de aarzeling van het meisje bemerkt had.
Toen liep zij weer haastig verder, alsof zij
verlangend was haar bezoekster zoo snel
mogelijk uit te laten.
Zij waren nu op de plek aangekomen,
waar Marja de zwevende vlek in den muur
had zien verdwijnen. Hier stond een ka
merdeur open. doch een gordijn sloot de
kamer voor het oog af.
Plotseling snerpte een doordringende gil,
die weerkaatst werd door de hooge por
taalmuren en hol opklonk in de diepte van
het donkere trappenhuis. Door een onver-
wachten tocht woei eensklaps het gordijn
de hoogte in. en dit korte oogenblik was
voor het meisje voldoende een luguber
tafereel in zich op te nemen.
Achterover, als door een bezwijming be
vangen, lag in een hoogen stoel een vrouw.
Alhoewel haar gezicht nauwelijks te onder
scheiden was, zag Marja wel, dat haar
huidskleur bleek was als van eenf stervende.
Dicht over haar heen gebogen stond een
kleine gedrongen, zwarte man, met. fon
kelende donkere oogen. Met een grijnzen-
den lach draaide hij zich om, en bekeek
aandachtig een glinsterende vlijmend
scherp uitziend instrument tegen het
licht van een staande lamp. Een moment
stond hij met zijn rug naar de deuropening
toe. De man had een opvallend uitpuilende,
dikke, roode nek.
Toen sloeg het gordijn weer dicht. Maar
wat Marja in die enkele seconden gezien
had, deed haar den adem in den keel
stokken.
Als in een droom liep zij naar den uit
gang. waar de oude tooverkol al in de bui
tendeur op haar stond te wachten.
Ternauwernood vond ze de kracht een
groet te stamelen. Met een zwaren, be-
vrijdenden slag sloeg de deur achter haar
dicht. Op een drafje liep ze door den regen
de gracht af en doornat kwam ze bij haar
verloofde aan.
Hortend en stootend, over haar zenuwen
heen, vertelde ze wat ze had beleefd.
„Eric zei niet veel toen ze uitgesproken
had en schonk haar goedmoedig 'n kopje
thee in. „Hier drink dat maar eens uit,
dan kalmeer je wat".
„Ik heb het heusch duidelijk gezien." be
gon Marja opnieuw, „de vrouw zag doods
bleek en lag achterover, en hij hield een
mes in z'n hand. Het schitterde in het
licht."
„In ieder geval", zei Eric rustig, „is het
nog vroeg genoeg om naar de politie te
loopen, als er iets van een moordpartij be
kend wordt. Ik zou er voorloopig m'n mond
maar over houden, en steek nu maar een
sigaret op".
„Je gelooft me niet", zei ze klagend, „je
zult zien dat morgen de kranten vol staan
over weet ik wat voor vreeselijks. En dat
had ik kunnen voorkomen als ik wat flin
ker geweest was".
Nog nahuiverend van de emoties kroop
ze in zijn armen.
„We zullen zien", zei Eric.
Den volgenden middag zaten ze met z'n
drieën in het intieme bekende studenten-
cafétje op het marktplein.
Marja, Eric en Harry, een clubgenoot van
den laatste.
Het weer was heelmaal opgeklaard.
Marja vertelde een vroolijke grap, die de
nieuwe, jonge professor vanmorgen op het
college gedebiteerd had.
Even voor de pointe verstomde echter
haar klaterende stem. Haar glas dom in de
lucht, staarde ze vol afgrijzen naar een
kleinen zwarten man, die uit een glanzende
Cadillac stapte en fluitend het portier
dichtwierp.
Nerveus klemde Marja den arm van Erie.
Dagbladreclame helpt
veehouders.
Dank zij doelmatig toegepaste dag«
bladreclame zijn vorigen zomer mij*
lioenen Amerikaansche veehouders
voor ernstige financieele moeilijk»
heden gespaard.
Het aantal stuks geslacht vee be
reikte reeds in Juni een recordc
Bovendien kreeg men te kampen met
stijgende vleesoh-importen, dalendd
consumptie tengevolge van hitte
golven en een vermindlering van
rejksaankoopen van 2.000.000 stuks.
Men was zoo verstandig met een
collectieve reclame-campagne het
vleeschverbruik te stimuleeren. Deze
poging slaagde uitmuntend, dank zij
de gnootschè wijze waarop in dag
bladen was geadverteerd'. De vee
houders ontvingen per dag ongeveer
een millioen dbllars meer dan in 1935
„Dat is hem", fluisterde ze met groota
angstoogen.
„Ken jij dien vent?" vroeg deze op quasi
onverschillige toon aan Harry. Marja voel
de, dat hij haar verhaal van gisteren eens
klaps geloofde.
„Allicht", zei Harry, ,,'t Is m'n tandarts.
Heel geschikte kerel met betalen. Boven
dien heeft hij een schattig assistentje en
de man trekt vrijwel pijnloos. Hij woont
eigenlijk niet hier en oefent daarom zijn
practijk uit in één van de kamers van die
oudé studentenkast op de Bloemgracht, je
weet wel".
Er viel een stilte.
Marja keek schichtig in haar glas en
vermeed Eric aan te zien. Na een lange
pauze bracht zij er met moeite uit:
„Van dat pijnloos, dat is niet waar; ijc
heb de menschen zelf hooren schreeuwen."
Maar zelfs dat klonk nu zwakjes.
Gelukkig kwam er net een draaiorgel en
Eric bestelde tactvol: „Nog allemaal een
van 't zelfde".
Onder regie van Veit Harlan heeft de
Ufa Tolstoi's beroemden roman „Die
Kreutzersonate" verfilmd. Wekenlang heb-
'*n regisseur, spelers, speelsters en technici
jerblijf gehouden in een groote villa in
Blanksee, die van den schrijver Herman
Saderman is geweest. Aan de bezetting der
hoofdrollen heeft men meer dan gewone
besteed. De namen van drie groote
fors schitteren op de bezettingslijst. Daar
in de eerste plaats Lil Dagover. Haar be
hoeven wij nauwelijks nader bij het Neder-
audsche jxibliek te introduceeren. Haar
hem dateert reeds uit den tijd der stomme
jjtai. Zij heeft zich door alle evoluties der
wnmdustrie en dat zijn er heel wat!
'etfen te handhaven, ja ze heeft haar jx>-
talariteit ononderbroken zien toenemen,
pok In haar laatste Ufafilm, die wij van
faar hebben gezien „Slotaccoord"
weft zij weer groote lauweren geoogst.
Haar tegenspelers zijn Peter Petersen en
Utrecht Schoenhals. Eerstgenoemde is de
•bstenrljksehe acteur Max Paulsen, die
®der het pseudoniem Peter Petersen voor
film optreedt. Z'n grootste triomph
•'oeft hij gevierd in „Maskerade".
Pe tweede tegensjoeler van Lil Dagover is
•Uorecht Schoenhals.
Eigenlijk Dr. Albrecht Schoenhals. Want
"brdat hij aan het tooneel en aan de füm
ttwi heeft hij met succes medicijnen ge-
judeerd. Hij behaalde de doctorsgraad,
•kli toen hij als officier van gezondheid in
wond, die hem de verdere uitoefening van
dit ambt onmogelijk maakte.
In zijn novelle „De Kreutzersonate",
schildert Tolstoi, de Russische schrijver en
filisoof, den invloed van een sterk gemeen
schappelijk gevoel voor muziek op het
zieleleven van twee menschen.
Het is de tragedie der jalouzie, waardoor
de jonge grootgrondbezitter Posnydschew
zich laat overmeesteren, en die daarmede
eindigt, dat hij zijn vrouw om het leven
brengt, hoewel zij tot op het laatste oogen
blik haar onschuld bezweert.
De muziek van Beethoven speelt hierbij
een groote rol. De violist Tuchatschewski,
een jeugdvriend van Posnydsohew, ls een
geniaal vertolker van deze muziek. Tijdens
een intiem feest spelen Tuschatschewski
en de vrouw van den groot-grondbezitter
samen de Kreutzersonate, die voor piano
en viool geschreven is. Posnydschew ziet in
de muziek slechts de openbaring van twee
zielen, die tot elkaar komen, zooals da
klanken van piano en viool elkaar zoeken
en in elkaar vloeien.
Deze voorstelling van zaken, die Tolstoi
zijn helden in den mond legt, is typeerend
voor zijn meening over muziek in het alge
meen. Hij verheelt niet. dat Beethoven's
„wetenschappelijke" muziek hem onaan
genaam aandoet. De bekende pianovirtuoos
Gabrilowitsch heeft er voor ingestaan, dat
deze meening authentiek is, waar hij ver
klaart, dat Tolstoi hem persoonlijk deze
eigenaardige muzikale „geloofsbelijdenis"
heeft gedaan. Gabrilowitsch was niet wei
nig verbaasd, toen Tolstoi ook de werken
van een Johann Sebastian Bach droogweg
„zwendel" noemde, alleen omdat hij ze niet
begreep. Hetzelfde lot onderging den toen
nog veel bestreden Richard Wagner, wiens
scheppingen Tolstoi zelfs een geweldigen
afkeer inboezemden.
Een biograaf vertelt, dat Tolstoi, toen hij
in Moscou een opvoering van „Siegfried"
van Wagner had bijgewoond, vertwijfeld
geweest moet zijn en dat hij den eersten
tijd den indruk niet kwijt kon raken, dien
hij van deze hem volkomen onbekende we
reld had opgedaan. Toch heeft Tolstoi zelf
veel en goed piano gespeeld, en ook in Jas-
naja Poljana heeft hij zich menigmaal
voor den vleugel gezet, om zijn dochters of
een muzikalen gast bij hun zang te bege
leiden. Haydn en Schubert waren de lieve-
lings-componisten van den genialen schrij
ver. Dit kan misschien worden verklaard
door de tegenstelling, die deze comjxmisten
van de idylle en het vroolijke lied vormen
tot de van pessimisme vervulde scheppin
gen der Russen. De muzikale ilustratie van
de nieuwe Ufafilm „De Kreutzersonate"
heeft den componist Leo Leux voor een
uiterst moeilijke opgave gesteld. Het gaat
er om. zoowel Beethoven's kunstwerk recht
te doen wedervaren alsook rekening te
houden met de eischen van de tijdelijke
begrenzing en muzikale herschepping, die
de geluidsfilm met zich mee brengt.
BENIAMINO GIGLI S LEVEN.
Van „apothekertje" tot beroemd zanger.
„Geld, roem. carrièretoejuichingen
van het publiek, schitterende beoordeelin
gen in de pershet is alles mooi en
prachtig, maar meer dan dat alles tezamen
zijn mij m'n kinderen waard", zoo verzekert
de beroemde zanger Benlamino Gigli iede-
ren weetgierige, die hem vraagt hoe het nu
wel moet zijn als de grootste zanger ter
wereld bekend te staan.
Deze uitspraak typeert den zanger, wiens
stem via de gramofoonplaat over alle radio
zenders reeds heeft weerklonken en die in
tal van films groote triomfen oogstte. Want
Gigli is voor alles „mensch". Het is in de
wereld van de film en de opera een bekend
feit. dat eiken avond voor zijn optreden
Gigli een telegram ontvangt, van zijn
viouw. De inhoud is altijd dezelfde: „Gods
beste zegen"en eiken avond, wanneer
de laatste toon van Gigli's heerlijke stem
door de zaal heeft geklonken, rinkelt de
telefoon in zijn kleedkamer. Een verre
stem die van zijn vrouw thuis vraagt
„hoe het was".
Deze week is men weer in de gelegenheid
Gigli's gezicht op het witte doek te zien en
zijn prachtig geluid te hooren. Tijdens de
film „Jij bent mijn leven" zal menigeen
weer denken: „Wat moet het toch heerlijk
zijn, wanneer men met zulk een prachtig
geluid begenadigd isen wat moet het
gemakkelijk zijn om met zulk een gave car
rière te maken."
De levensgeschiedenis van Beniamino
Gigli leert echter, dat het oöfc met zulk een
begaafdheid als Gigli, niet gemakkelijk is
om de wereld te overtuigen van zijn talent.
Gigli is geboren in het Italiaansche
dorpje Recanati. Het ligt klein en verscho
len aan de zuidelijke uitloopers der Ape-
nijnen. Niemand vermoedde, dat 't zoontje
van den armen schoenlapper Gigli de
grootste triomfen als zanger zou vieren.
Beniamino Gigli was voor de apotheek
bestemd. Hij zou dan in elk geval een
betere kans op een bescheiden luxe krijgen,
dan zijn vader beschoren was. Terwijl
Beniamino pillen draaide en drankjes be
reidde, zong hij onophoudelijk. De klanten
luisterden met genoegen naar het krach
tige natuurgeluid. Maar Beniamino wilde
hoogerop. Hij wilde zanger worden. Zanger
„Gangster" films blijven, ondanks hetj
feit. dat het gewone leven tegenwoordig
reeds op zichzelf sensationeel genoeg is,
in den smaak vallen. Ditmaal is het de film
„Paarlenroof" („Whipsaw"), met Spencer
Tracy en Myrna Loy in de hoofdrollen,
die de aandacht vraagt.
Een film vol slimheid en energie, ont
plooid voor de ontdekking van de daders
eener hoeveelheid kostbare en beroemde
Koronof-parels, knap en vol spanning in
eikaar gezet door den origineelen regisseur
Sam Wood.
aan de opera. Op een goeden dag zeide hij
wonderolie en zalfjes vaarwel en kocht van
zijn bijeengespaarde geld een kaartje naar
Rome. Na veel moeite gelukte het hem toe
gang te krijgen tot de Academie van St.
Cecilia.
Beniamino studeerde ijverig, maar zijn
leeraren wisten hem er toe te bewegen niet
eerder op de planken te gaan, dan nadat
hij zijn studie geheel had voltooid en wer
kelijk zijn aangeboren natuurgeluid zich tot
volmaaktheid had ontwikkeld.
Dan, eindelijk op 15 October 1914 (Gigli
was toen 24 jaar) zingt hij in het opera
gebouw van Rovigo, in de buurt van Padua
gelegen, de hoofdrol in „La Gioconda" van
Ponchiello.
„Ik had wel succes" vertelt Gigli, „maar
behalve mijn stem ontbrak mij nog vrijwel
alles, wat een zanger tot een kunstenaar
vormt." De directeur schudde zijn hoofd en
zei: „Een goede stem, maar u heeft nog
ontzaglijk veel te leeren. Zingt u maar eerst
een paar jaren in de provincie."
De brave man had volkomen gelijk.
Beniamino Gigli trok door vele steden en
bekwaamde zich hoe langer hoe meer tot
een zanger van groote bekendheid. Deze
periode werd afgewisseld door een drie
jarigen dienst als frontsoldaat. Gigli diende
zijn land en zong. Wanneer er maar een
oqgenblikje gelegenheid toe was, oefende
hij zich en de ijzeren volharding, waarmede
hij studeerde, vond na afloop van dien drie
jarigen diensttijd haar bekroning.
Want nu werd Beniamino al spoedig een
der meest geliefde zangers op de beide
halfronden. Hij bereikte het Ideaal van
eiken Italiaanschen zanger: hij zong name
lijk in het Soala te Milaan. Daarna volgde
Buenos Aires. Madrid, Barcelona, New
York, Berlijn en andere steden.
Het was niet te verwonderen, dat de
filmindustrie al spoedig beslag legde op dit
zang-genie. Milhoenen over de gansche
wereld brandden immers van verlangen om
den man, wiens stem hun zooveel oogen-
blikken van hoog artistiek genot had ver
schaft, ook eens op het witte doek te zien.
In Gigli's nieuwste film „Jij bent mijn
leven" is Gigli een metselaar, begaafd met
een prachtige stem. die zich ondanks vele
moeilijkheden, ook in de liefde, tot een be
roemd operazanger weet op te werken. In
zekeren zin brengt deze film dus een stukje
van Gigli's eigen leven en welllicht is het
aan deze pmstandigheid toe te schrijven,
dat Gigli zélf deze film de beste en mooiste
vindt, die hij ooit gemaakt heeft.