De 362 ste Dies Natalis der Leidsche Universiteit 77ste Jaargang LEEDSCH DAGBLAD, Maandag 8 Februari 1937 Vierde Blad No. 23580 Interessante rede van den rector-magnificus, prof. dr. J. van der Hoeve Over „De voorkoming van blindheid" KERK- EN SCH00LNIEUWS Nieuw schoolhoofd te Katwijk-Zee. in—rnrnn-i—itth^i—1".rsai hettt—11 in i c—— Ter gelegenheid van den 362sten Dies Natalis der Leidsche Universiteit heeft de rector-magnificus, prof. dr. J. van der Hoeve hedenmiddag, der tra ditie getrouw, een rede uitgesproken over een onderwerp, betrekking heb bende op het door hem gedoceerde vak, in casu over „De voorkoming van blindheid". Prof. Dr. J. van der Hoeve. •tan deze, in hooge mate belangwekken- s voordracht, welke door een talrijk aditorium werd aangehoord, is het vol- imde ontleend: De zintuigen verzorgen ons contact met de buitenwereld; hoe slechter de zintuigen functioneeren, hoe meer de mensch van zijn omgeving wordt afgesloten, waardoor hij hoe langer hoe meer vereenzamen kan. Gelukkig gaat bij velen met de verminde ring van heit contact met de buitenwereld een verdieping van het geestesleven ge paard. Het gezichtsvermogen neemt in de rij dier zintuigen voorzeker de voornaamste plaats in. Gelukkig behoeft de blinde zich niet geheel als nietswaardige arbeidskracht te beschouwen. Velen hunner oefenen een beroep uit, waardoor zij in hun levensonder houd kunnen voorzien, maar toch, blinden blijven op de arbeidsmarkt steeds onvolwaardigen, behoeven bo vendien hulp van anderen. Geen wonder dan ook, dat het lot der blinden altijd diepen indruk op het ont vankelijk gemoed der menschheid heeft gemaakt en men steeds niet alleen tracht <iit zoo veel mogelijk te verzachten, maar ook het aantal der blinden te verminderen boor alles te doen, wat kan geschieden om blindworden te verhoeden. De schattingen omtrent het aantal blin dt" in de wereld loopen ver uiteen en wisselen van 2 -millioen tot vele millioenen Deels wordt dit verschil veroorzaakt door bet feit, dat juist in de landen waan- de oeeste blinden zijn als Afrika, China, In- <ué de statistieken weinig betrouwbaar zijn. maar ook daardoor, dat men in ver schillende landen een geheel andere maat- sinl gebruikt om blindheid te diagnosti- ceeren. Wij kunnen de gezichtsscherpte alleen niet als basis voor de gezochte definitie gebruiken, want er zijn zelfs personen met voile, ja meer dan normale gezichtsscherp te. die als praktisch blind beschouwd moe ten worden. Evenmin is zulks de mate van invali diteit alleen, daar er totaal blinden zijn, die als musici, planostemmers, typisten e.d. vouedig in staat zijn in hun onderhoud je voorzien: bovendien zal deze mogelijk heid met de sociale omstandigheden tel kens wisselen en de blinde altijd sterk ge handicapt zijn. Als men bedenkt hoeveel ellende een enkel geval van blindheid berokkenen kan aan den lijder en zijn omgeving, hoeveel economische schade het veroorzaakt, dan het wel duidelijk dat het de plicht der fflenschheid is dit euvel zoo veel mogelijk te trachten te voorkomen. Op hoe breeder basis dit getracht wordt, ooe beter. Het is daarom goed zich inter nationaal aaneen te sluiten opdat de vol keren gezamenlijk dezen strijd voeren. De oogartsen hebben dit besef reeds ™g; in 1927 hebben zij te Scheveningen '"gesteld een internationalen oogheelkun dige raad, die sinds 1933 tevens is het be- Sjtur van de Fédération internationale des "deletes nationales d'Ophtalmologie en die ™s de vertegenwoordiging beschouwd mag «orden van alle ongeveer 10.000 oogartsen ter wereld. in ons land en in Nederlandsch- •jjwe, waar in dit opzicht nog zoo veel "Seririjk Werk verricht kan worden, zijn "'gelijke vereenigingen opgericht, die mo- i s en materieele steun van alle welden- vttten ten zeerste verdienen. Als hoofdgroepen kunnen wij onder scheiden erfelijke blindheid en blindheid veroorzaakt door uitwendige omstandig heden. Men vergete echter nooit dat de beide hoofdoorzaken erfelijke Invloed en uitwen dige omstandigheden ook door samenwer king blindheid kunnen opwekken; eigen lijk mag men wel zeggen, dat beide mo menten bij alle menschelijke eigenschap pen altijd samenwerken, niet de eigen schappen als zoodanig worden overgeërfd. Wanneer wij thans beginnen met de be spreking der niet erfélijke oorzaken van blindheid, zoo is het wel duidelijk, dat het aantal zoo groot, dat het onmogelijk is ook maar te trachten dit onderwerp hier in zijn geheel te behandelen. Wij zullen ons daarom tevreden stellen met grepen te doen uit de stof, die de voornaamste oor zaken van blindheid door uitwendige om standigheden ons aanbieden en wij zullen achtereenvolgens in het kort beschouwen blindheid door verwonding, door primaire oogziekten, door oogziekten secundair aan ziekten van het lichaam en door voedings stoornissen. Op twee manieren zal men kunnen trachten deze zooveel mogelijk te voorko men of tot een minimum te beperken; ten eerste door de apparaten en instrumenten, die gebruikt worden zoo sterk en veilig mogelijk te maken, ten tweede door de personen zelf beschuttingsapparaten te doen gebruiken en hen zooveel mogelijk omtrent de gevaren in te lichten. De middelen ter voorkoming van blindheid door primaire oogziekten zullen zijn, voorkóming der ziekte en tijdige, goede behandeling daarvan al vorens de blindheid is opgetreden. Oogziekten komen voor het groote meerendcel voor bij onhygiënisch le vende personen, hygiëne vooral rein heid is een der krachtigste wapenen tegen het optreden van oogziekten. Een van de hoofdoorzaken van verwon dingen en beroepsziekten van het oog is wel de groote mate van onvoorzichtigheid, waarmede vele personen gevaren voor het oog trotseeren. Oogziekten kunnen wij voorkómen door ziektekiemen, die hen zouden opwekken tijdig te vermijden. Om tegen infecties bij operaties te waken, steriliseeren wij het oog van den patient van te voren zoo goed mogelijk. Er bestaan nog andere manieren om blindheid door primaire oogziekten te voor kómen dan alleen het voorkómen of gene zen dezer oogziekten. Willen wij den invloed nagaan, die een enkele oogziekte kan uitoefenen, dan wen den wij ons vanzelf tot het trachoom, een ziekte, die over de geheele wereld haar slachtoffers maakt. Welk een zee van ellende deze ziekte veroorzaakt voor den enkeling, voor het aangetaste individu, kan men eerst be seffen wanneer men deze lijders ziet in die landen waar de ziekte het ergst woedt, als Egypte en Palestina. Is de desbetreffende toestand in ons land gunstig, in het rijk bulten Europa komt trachoom veelvuldig voor, zoowel in Oost als in West-Indië. Het ontzettende van deze enorme verbreiding over de geheele wereld is. dat wij allen de overtuiging hebben, dat het mogelijk is deze ziekte uit te roeien en verder te voorkómen. Hoe dit te bewerk stelligen? Elk land tracht zulks voor zich zelf te bereiken en men doet daarbij wederom de ervaring op, dat, zooals boven reeds gezegd werd, twee zaken het allerbelangrijkst zijn: le. hygiëne en 2e goede behandeling van de gevallen, opdat verdere infectie (geluk kig is de ziekte niet erg besmettelijk) wor de voorkómen. Blindheid door oogziekten secundair aan algemeene ziekten kan op verschillende wijze voorkómen worden, hetzij door voor kómen of tijdig behandelen van de pri maire ziekte of door tijdig behandelen van de secundaire oogziekte. Het voorkómen der primaire ziekte is wel het meest afdoende middel; zou men leeren de geslachtsziekten te voorkómen, zoo zou het aantal gevallen van blindheid zeer be langrijk afnemen. Een mooi voorbeeld van den invloed van het verdwijnen eener ziekte op het vóórko men van blindheid geeft ons de pokken. Een niet zoo evidente, maar toch zeer duidelijke verbetering nemen wij waar op het gebied van blindheid door scrofulose. De behandeling en de voorkóming van diphterie hebben de gevallen van blindheid door deze ziekte tot een minimum beperkt. Ter voorkóming van blindheid is groote voorzichtigheid bij de aanwending van ge neesmiddelen aan te bevelen. De grootste teleurstelling op dit gebied beleefden de oogartsen bij de invoering van het gebruik van insuline. De zegenrijke in vloed, die deze stof heeft op vele verschijn selen der suikerziekte, waardoor het leven der diabetici zoo belangrijk minder onaan genaam werd, had de hoop levendig doen worden, dat dit middel ook in staat zou zijn de blindheid, die de suikerziekte voorna melijk door het optreden van staar en van degeneratie van het netvlies veroorzaakte, te voorkómen. En wat is het voorloopige resultaat? De gevallen van ernstige gezichtsstoornissen en blindheid door diabetes zijn enerm toege nomen. Fn toch: wanneer mijn optimistische Intuïtieve opvatting juist is en in alle ge vallen van diabetes vanaf het eerste op treden de ziekte door dieet of insulinege- bruik geneutraliseerd wordt, zal blindheid door diabetes geheel kunnen verdwijnen en dus insuline ondanks het voor den oogarts zoo schrikwekkend begin een prachtig middel ter voorkoming van blind heid blijken te zijn Een oorzaak voor blindheid, die den laatsten tijd sterk de aandacht trekt, is het optreden van blindheid door ondervoeding, hetzij door algemeen gebrek aan voedsel, hetzij door slecht verteren van voldoende voedsel of door ondoelmatige voeding bijv. door gebrek aan vitaminen. De ziekten, die optreden tengevolge van gebrek aan vitaminen, worden avitamino sen genoemd. Het overwegend meerendeel der slacht offers van keratomalacie zijn jonge kin deren, welke blijkbaar hieraan veel min der weerstand kunnen bieden dan ouderen Het is een bekend feit, dat nog onge boren dieren voor verschillende schade lijke invloeden veel gevoeliger zijn dan volwassen dieren Vele experimenten hebben bewezen, dat door vergiftigingen, bestraling en voedings stoornissen; oogafwijkingen en blindheid kunnen optreden, die volkomen gelijken op erfelijke afwijkingen maar geen erfelijke afwijkingen zijn. Blijkbaar wordt hierdoor het gezichts orgaan van het zich ontwikkelend indi vidu zelf beschadigd en niet het kiem plasma van moeder of kind. althans niet in die mate, dat dit bij het verdere nage slacht nog verschijnselen geeft. Deze zoo hoogst interessante waarne mingen vormen voor ons een overgang tot de bespreking van erfelijke blindheid De mensch en al wat leeft, is het pro duct van erfelijkheid en uitwendige om standigheden: dit geldt voor alles wat des menschen is, ook voor blindheid. Deze reeds lang bekende waarheid is eerst in de laatste decenniën meer wetenschappe-' lijk onderzocht geworden. Wanneer wij onderscheid maken tus- schen erfelijke blindheid en blindheid ont staan door uitwendige omstandigheden, dan wil dat niet zeggen dat de grens tus- öchen deze beide vormen van blindheid zeer scherp is. Het tegendeel is waar, bij na steeds bemerken wij dat als een der beide oorzaken den allergrootsten invloed uitoefent, de ander toch mede een rol speelt Het meest erfelijke aan den mensch is het leven zelf. de fakkel van het leven wordt van het eene individu, van het eene geslacht op het andere overgedragen. Even erfelijk als het leven schijnt de dood te zijn; voor zoover wij weten is al wat leeft gedoemd te sterven, maar hierbij spelen de uitwendige omstandigheden een zeer groote rol. Een open vraag blijft, hoe, als het ons zou gelukken alle ziekten en on gevallen te weren, de erfelijke dood zal wezen. Sterft de mensch dan geleidelijk? Houden alle organen tegelijkertijd op te functioneeren, of houdt het eene orgaan eerder op te werken dan het andere? Wol- den wij, wanneer alle schadelijke uitwen dige invloeden geweerd worden eerst doof, dan blind, zoodat ieder orgaan op ver schillende tijden de verschijnselen van slijtage, van erfelijken dood vertoont? Gaarne wil ik aannemen, dat elk mensch die lang genoeg blijft leven, blind wordt door de op erfelijke basis berustende slij tage van het gezichtsorgaan die het net vlies atrophisch. de lens troebel maakt, maar het komt mij voor onze plicht te zijn te trachten de uitwendige omstandigheden te bepalen, die zulks voortijdig het geval doen zijn, vroeger dan physiologisch noo- dig is om deze evenals bij den dood, zoo lang mogelijk te bestrijden. Wat wij erfelijke blindheid zouden kun nen noemen, komt zeer veel voor, al weet men nog niet precies hoeveel: de aangiften ■wisselen van 8 a 107e (Fleischer) tot 251 (Lenz-Hertel) van alle blinden. Deze blin den kosten de gemeenschap jaarlijks mil lioenen guldens. Geen wonder dat men niet alleen ter wille van de lijders maar ook terwille van de gemeenschap zich af vraagt hoe erfelijke blindheid kan worden voorkomen. In de eerste plaats zagen wij reeds, dat een middel om hiertoe te gera ken zal zijn de uitwendige omstandighe den zoo goed mogelijk te maken, 't Meest zal hiervan te verwachten zijn bij die er felijke afwijkingen, die eerst na de ge boorte soms zeer lang daarna hun ver schijnselen doen gelden als glaucoom, ouderdomscataract, Leber's ziekte, myopie ei; vel" andere. Wat is in het algemeen tegen zuiver erfelijke afwijkingen te doen? In Duitschland rekent men tegenwoordig erfelijke blindheid tot de afwijkingen, die men met alle mogelijke middelen moet trachten te voorkomen. Waar wij alsnog geen middelen kennen, die bij de zuiver erfelijke blindheid het kiemplasma dusdanig kunnen wijzigen, dat deze afwijking niet meer optreedt, is het eenlge middel om erfelijke blindheid te voorkomen, dat men alle degenen die deze afwijking zouden kunnen overbrengen op hun nageslacht tot onvruchtbaarheid doemt. Wij willen thans de voor- en de nadeelen van sterilisatie als voorbehoedmiddel van erfelijke blindheid tegen elkaar afwegen. De voordeelen van de sterilisatie bij erfe lijke blindheid zouden zijn: voorkoming van leed voor de getroffenen en hunne ouders, welke het verwijt zou treffen willens en wetens hun nakomelingen aan de ramp van blind te zijn te hebben bloot gesteld: be sparing van moeiten, en zorgen en kosten voor de nabestaanden en de Staat en voora! rasverbetering. De vraag is echter: kan men door sterili satie een verbetering van het ras verkrijgen Met voorbeelden toonde spr. aan, dat het nut van sterilisatie der lijders alleen uit 't oogpunt van rasverbetering al zeer ge ring is. De nadeelen van de gedwongen sterilisa tie komen hem daarentegen voor zeer groot te zijn. Onze theoretische kennis van de wet ten volgens welke en de banen waar langs de erfelijkheid zich beweegt, is zeer zeker niet voldoende om op grond daarvan een zwaarwichtig besluit ais sterilisatie is, te nemen. Voorloopig zal men zijn gevolgtrekkingen moeten maken uit de praktijk en zeggen in die families komen zoo veel gevallen van erfelijke blindheid voor, dat hier tot steri lisatie moet worden besloten. Ook op deze wijze echter stuit men op groote moeilijkheden, zooals blijkt uit het verschil van inzicht bij overweging van de vraag bij welke gevallen van oogafwijkin gen moet sterilisatie worden toegepast? Wanneer wij het gebied der erfelijke blindheid overzien dan kunnen wij tot de volgende Algemeene conclusies komen a. Waarschijnlijk kunnen enkele er- felijk-bepaalde afwijkingen of hun manifestatie voorkómen worden; men iegge zich niet fatalistisch neer bij het feit, dat een afwijking erfelijk is. b. Wettelijk voorgeschreven sterilisee ring voor oogafwijkingen is niet toe laatbaar, wettelijke toestemming tot vrijwillige steriliseering verdient over weging. c. De raadgevende arts zal voor elk geval afzonderlijk moeten overwegen in overeenstemming met den ernst der afwijking, de wijze van overerving, den psychischen en lichamelijken toestand van het desbetreffede individu, welke voorlichting en welken raad hij moet geven. In vele gevallen zal het wen- schelijk zijn, dat hij zelf advies aan wint van iemand, die in de erfelijk- heidsproblcmen doorkneed is. d. Onze kennis van de erfelijkheids problemen is nog zoo onvoldoende, dat men wat eugenetiek betreft in maat regelen, voorlichting en raadgeving zeer groote terughoudendheid moet betrachten en sterk zal moeten indi- vidualisceren. e. Men trachtc bij elke erfelijke af wijking na te gaan of het waargeno men verschijnsel als zoodanig in het kiemplasma is voorbeschikt, of dat uitwendige omstandigheden bij het optreden een groote rol spelen. f. Men probeere steeds of het moge lijk is de erfelijke afwijkingen te neutraliseeren. g. Het is noodig onze kennis van erfelijke afwijkingen zooveel mogelijk uit te breiden. Wanneer wij aan het einde onzer be schouwingen gekomen, er op terugzien, zoo blijkt inderdaad het aantal problemen, waarvoor het voorkómen van blindheid ons stelt, zeer groot te zijn en komen er daaronder van de voor de menschheid allergewichtigste voor. Op één van de aller belangrijkste wil ik hier ten slotte nog kort terugkomen, het probleem der oor- logsblinden. Voorzeker is oorlogsblindheid een vorm van blindheid, die voorkómen moet kunnen worden. Ik heb mijn vaderland lief met hart en ziel en ben bereid waar noodig met alle lichamelijke en geestelijke krach ten, die mij resten, aan de verdediging daarvan deel te nemen, maar diep ben ik overtuigd, dat het menschonteerend is, dat er steeds in de wereld geld be schikbaar blijkt te zijn voor het ver vaardigen van aanvals-materiaai, waardoor van jonge mnnen het leven of de zoo prachtige organen vernietigd zullen worden; maar niet om een ziekte als trachoom, die tientallen, ja honderdtallen millioenen oogen met blindheid bedreigt of ten minste ern stige afbreuk doet aan arbeidskracht #en levensgeluk der lijders, op afdoende wijze te bestrijden. Uitbannen van den oorlog zal heel moei lijk zijn, ook hier speelt erfelijkheid een groote rol, maar men vergete het nooit, de uitwendige omstandigheden niet minder. Hét moge al onmogelijk en zelfs onge- wenscht zijn, den aangeboren, den erfe lijken strijdlust in den mensch, waardoor op andere gebieden zoo enorm veel goeds tot stand gebracht wordt, geheel te onder drukken; wat echter de uitwendige om standigheden betreft, is ieder mensch verplicht op zijn wijze er toe mede te wer ken deze dusdanig te vormen, dat oorlog den erfelijken strijdlust ten spijt, niet tot stand kan komen. Ieder die daaraan medewerkt toont, dat hij tracht te gehoorzamen aan het dwin gend gebod „Hebt Uw naaste lief" en dat de sprank van het goddelijke, die in eiken mensch aanwezig is in hem werkelijk leeft. Voorzeker handelt hij aldus dc-ende in den geest van den man. die ook al was hij ge durende het grootste deel van zijn leven omringd door strijd, waarvan hij het mid- 5-15 et PER HALF ONS 25-75<h PEP HALF POND 6254 (Ingez. Med.) delpunt vormde, toch in zijn hart een vredevorst bij uitnemendheid was, in den geest van den stichter van deze Universi teit, in den geest van Willem van Oranje". De plechtigheid werd muzikaal ingeleid met de „Priestermarsch" uit Mendelssohn's Athalia, door een strijkkwartet uit „Sem- pre Crescendo", bestaande uit de heeren Emmerling, Van Nievelt, Ruys en Van Haeften, in samenwerking met Leo Mens, orgel. Een bewerking van enkele opgewekte oud-Nederlandsche wijzen diende als uit leiding. Na afloop van deze rede begaven de meesten der aanwezigen zich naar het voormalige woonhuis van wijlen prof. Snouck Hurgronje, Rapenburg 61, waar de rector een drukbezochte receptie hield. Hedenavond vereenigen zich de hoog leeraren aan een maaltijd in Huize Bruyns waarbij de leden van het L.S.C. de gebrui kelijke serenade zullen brengen. In verband met de ernstige ongesteld heid van prof. dr. S. G. de Vries, zullen de studenten een van de gewone route af wijkenden weg volgen. Om halftien vertrekken zij van Minerva en trekken dan langs Breestraat, Steen- schuur, Nieuwsteeg, Pieterskerkhof, Mus- kadelsteeg. Gerecht, Houtstraat, Rapen burg en Breestraat terug naar de sociëteit Minerva. Van alle academische gebouwen, musea en laboratoria wapperde heden de vader- landsche driekleur, terwijl ook diverse par ticulieren, vooral in de naaste omgeving der Universiteit de vlag hadden uitgestoken. PREDIKBEURTEN. VOOR DINSDAG 9 FEBRUARI. KATWIJK AAN ZEE. Geref. Gem. (Remisestr.)Nam. halfacht, ds. Lamain van Rotterdam. SASSENHEEVI. Pinkstergemeente: Nam. 8 uur, bidstond. WADDINXVEEN. Chr. Afg. Gem.: Nam. 7 uur, ds. Baay van Tholen. NED. HERV. KERK. Drietal te Breukelen J. P. v. Leusden te Steenwijk, K, J. v. d. Berg te Amersfoort en M. Bons te Colijnsplaat. Bedankt voor Wijngaarden P. P. J. Mon ster, candidaat te Rotterdam. PROF. MAX WEBER OVERLEDEN. Op ruim 84-jarigen leeftijd is gister morgen te Eerbeek overleden prof. Max Weber, oud-hoogleeraar in de zoölogie. De heer W. Panman. De heer W. Panman. De heer Wicher Panman, die gelijk gemeld tot hoofd der Openbare School te Katwijk aan Zee in de vacature van wijlen den heer J. J. Kraal is benoemd, werd in 1901 geboren te Oosterbeek. Zijn opleiding tot onderwijzer ontving hij aan de Rijkskweekschool te Nijmegen. Van voorjaar 1921—16 December 1928 was hij onderwijzer in de gemeente Ede. Van 16 December 1928 tot ultimo Februari 1937 hoofd der Openbare School te Nieuw- veen (Z.H.). De heer Panman is gehuwd en heeft een kind. Behalve in 't bezit van de lagere akto en de hoofdakte heeft hij akte gymnastiek (vak j.), akte Engelsch (L.O.), akte Han denarbeid en studeert hij nu voor akto Fransch (L.O.). De heer Panman is géén politieke lich ting toegedaan en een voorstander van het Openbaar Onderwijs. Op Maart as. treedt hij als hoofd te Katwijk Zee in functie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 13