LEIDSCH DAGBLAD - Derde Blad Maandag 1 Februari 1937 Rlechtige herdenking te Hoorn van Jan Pieterszoon Coen Offkieele (risispublicalie Gemeenteraad van Leiden STER TABAK PUZZLE Groote belangstelling uit het geheele land Rede van minister dr. H. Colijn over ,,dispereert niet" Uit de Omstreken THIJS IJS EN DE BREELENDE BERG Heeft Li de cd opggtosi decUre goeote optoïfer ord/raruyt een prijf vteuxroncbir f.SOOO auoux gefdpripjm In tegenwoordigheid van vele autori teiten is heden op plechtige wijze de terugkeer op de Tesselsche reede van Hout- man's expeditie, zou toen de 10-jarige 350ste geboortedag van Jan"Pieterszoon i Hoornsche knaap. Jan Pietersz., die in 1587 het- levenslicht in deze stad aanschouwde, hebben meegejuicht, over den gelukkigen afloop van een stoutmoedigen tocht? We kunnen het niet zeggen, want de Coen in zijn geboorteplaats Hoorn her- I dacht. Vele leden van het eere-comité met hun ■dames waren reeds des morgens vrczg Hoorn aangekomen en om half tva"'d aan wezig bij de ontvangst ten Stadhuize. jaren zijner jeugd liggen voor ons grooten- in deels in het duister. Maar we weten wèl, dat. na Houtman's terugkeer in 1597, behalve te Amsterdam, ook elders nieuwe reederijen voor de groote vaart opgericht werden en we weten óók, Om kwart over twaalf ving in de Groote j dat Hoorn daarbij niet achter bleef. Als Kerk de plechtige herdenking aan. men dan verder weet, dat Pieter Jansz. Na orgelspel hield de burgemeester van ..van Twisk" in staat geweest is zijn zoon Hoorn, de heer mr. H. C. Leemhorst, een Jan een zoodanige opvoeding te geven, dat. korte openingsrede. Deze achtte het een 1 deze een zes a zevental jaren te Rome op eer hen, die van heinde en verre waren ge- een handelskantoor werkzaam kon blijven, komen, en onder wie spr. de hoogsten in dan schijnt het niet al te gewaagd om aan den lande zag, te mogen begroeten namens te nemen, dat Coen uit een burgerlijke om- de gemeente Hoorn, in deze plechtige bij- geving stamt, niet van middelen ontbloot eenkomst ter herdenking van Jan Pieters- en dus waarschijnlijk behoorend tot dien zoon Coen, die 350 jaar geleden in deze stad kring van burgers wier belangstelling ver- het eerste levenslicht aanschouwde. der reikte dan hunne onmiddellijke omge- Zijn grooten zoon eerend en diens liefde ving met dagelijksche kleine belangen. En voor zijn vaderstad niet vergetend, is Hoorn dat dus ook deze 10-jarige knaap in 1597 verblijd tot deze herdenking het initiatief te hebben mogen nemen. Coen's nagedach tenis verdient een andere bejegening dan haar ten deel valt van hen, binnen wier al te enge gezichtskring slechts valt, wat hij heeft misdaan en wien ten eenen male ontgaan die prachtige eigenschappen, die hem hebben doen zijn, wat hij voor ons geweest is en die hem hebben doen vol brengen, wat hij ons heeft nagelaten. Vast heid van karakter heeft hem gekenmerkt en getrouwheid aan wat hij als zijn plicht zag. Met ijzeren wil heeft hij, in ononder broken harden arbeid, aan de moeilijkste omstandigheden het hoofd geboden. Bezield met een vurige liefde voor zijn vaderland, toegerust met uitge breide kundigheden, begaafd met een groot verstand, ja met een verzienden blik, beeft bij, onverschrokken in de ^en*s- grootste gevaren en ook dan nimmer wanhopend, de grondslagen gelegd voor Nederland's kolonisatie van Indië. heeft hooren spreken, niet slechts Houtman en de zijnen, maar ook over de nieuwe plannen, waarvan men in die dagen repte. Is van dit alles invloed uitgegaan op de lotsbestemming van dezen knaap, dan heeft het evenwel toch nog tien verdere jaren geduurd alvorens het schip de „Nieuwe Hoorn" hem, als onder-koopman voor de Oost-Indische Compagnie, naar het Verre Oosten vcsrde, om daar de loopbaan te be ginnen, die hem maken zou tot den man van eminent formaat, tot den grondlegger van het Nederlandsch gezag in Azië. wiens werken de eeuwen heeft verduurd en die daarom aanspraak maken mag op de dank bare herinnering van het nageslacht. Spr. bracht hierna uitvoerig de feiten uit Coen's loopbaan in herinnering en besprak in den breede diens groote betee- .Dispereert nietzoo klinkt zijn woord bij een andere gelegenheid. Wan hoop niet, ook al stuwen de golven van moeiten en zorgen tegen u op. Die woorden zijn niet aan tijd of plaats gebonden. Ze werden geuit in den aan vang der 17e eeuw, ze gelden óók voor onzen tijd. Ze hadden betrekking op den arbeid in Indiè, ze hebben gelijke be teeke nis voor het moederland. Deze man spreekt tot ons, eeuwen nadat hij gestorven is. Hij eischt iets van ons. Hij wil dat wij zijn voorbeeld zullen volgen in opofferingsgezindheid, in kloekheid, in zorgvuldig beraad, als het er om gaat de zaak van het vader land en die van „Grooter Nederland" te dienen. Zóó zou hij verlangd heb ben dat zijn nagedachtenis zou wor den geëerd! In die stemming herdenken wij zijn 350sten geboorte dag, daarbij niet verge tend, dat het de almachtige God is die in het leven van een volk mannen als Coen roept om Zijn wil op aarde te volbrengen! De plechtigheid in de kerk werd daarop besloten met het gezamenlijk zingen van het Wilhelmus met orgelbegeleiding. De kranslegging. Onmiddellijk na afloop van de plechtig heid in de kerk begaven autoriteiten en genoodigden zich naar het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen op de Roodesteen. Allereerst legde de minister-president, dr. H. Colijn, een krans aan den voet van het standbeeld. Daarna volgden kransen van het gemeentebestuur van Hoorn en van een aantal organisaties. De stafmuziek der Koninklijke Marine luisterde deze pechtigheid op. Receptie ten stadhuizc. Des middags tusschen half drie en half vier had ten stadhuize 'n ontvangst plaats. Deze geschiedde in de raadzaal, waar door de zorgen van den conservator van het Westfriesch Museum te Hoorn, den heer J. C. Kerkmeyer, nog een Coen-tentoonstel- ling Is ingericht. De herdenking werd besolten met een concert door de stafmuziek der Koninklijke Marine in den Parkschouwburg. Heden avond wordt op de Veemarkt door dezelfde stafmuziek met medewerking van tamboers en pijpers der mariniers een taptoe ge geven. Bijna alle ontvreemde voorwerpen, die gezamenlijk een waarde hebben van meer dan f. 1000, zijn door de po litie opgespoord. De vier verdachten zijn te Oegstgeest in gesloten en zullen voor den Officier van Justitie te 's-Gravenhage worden geleid. De politie heeft het vermoeden, dat de gearresteerden zich ook nog aan eenige andere inbraken in deze omgeving hebben schuldig gemaakt. STEUNVERGOEDING ERWTEN EN VELDBOONEN. De Nederlandsche Akkerbouwcentrale maakt bekend, dat de steunvergoeding voor groene erwten van de kwaliteits klasse C., gedenatureerd in het tijdvak 18 Januari 1937 tot en met 23 Januari 1937 f. 1,20 per 100 Kg. zal bedragen. Voor in datzelfde tijdvak gedenatureerde groene erwten van ae laagste klasse en andere erwten is de steunvergoeding be paald op f. 0,70 per 100 Kg. 5955 De steunvergoeding voor veldboonen, welke volgens de dateering van het dorsch- briefje zijn gedorscht in het tijdvak 18 Januari 1937 tot en met 23 Januari 1937 zal f. 1,75 per 100 Kg. bedragen. Een herdenking van Coen moest een na tionale herdenking zijn: niet aan Hoorn behoort zijn figuur, maar aan geheel Neder land in Europa en in de tropen. Spr. memoreerde o.a., dat de nagedach tenis van den grooten Gouverneur-Gener- raal ter eere ook de rectors-magnifici der beide universiteiten, waar de Indische be stuursambtenaren hun opleiding genieten Leiden en Utrecht een zetel in het comité aanvaard hebben. Spr. besloot met den wensch, dat deze ondanks haren eenvoud schoone immers bezielde herdenking in aller gedachten zal mogen blijven voortleven als een daad van eenvoudige rechtvaardigheid jegens den grooten Nederlander Jan Pieterszoon Coen. De organist speelde hierop een fantasie over .Valerius' „Wilt heden nu treden Herdenkingsrede dr. H. Colijn. Vervolgens betrad de minister-president, dr. H. Colijn, het spreekgestoelte voor het houden van een herdenkingsrede, getiteld: „Dispereert niet Spr. merkte op, dat de vijftig tot zestig jaren, die in ongeveer gelijke deelen, ge groepeerd liggen ter weerszijden van den overgang van de 16e naar de 17e eeuw, in onze rijke volkshistorie de belangrijkste zijn te achten. Als het klokgelui den overgang van de 16e naar de 17e eeuw aankondigt, dan staat de jonge Republiek gereed om de stormen te weerstaan, die haar in de nieuw geboren eeuw omgieren zullen en bereidt zij zich tevens voor, de eerste schreden te zetten op den weg, die naar die grootheid voeren zal, welke haar, naar goddelijk be stel, onder leiding van den derden Willem, een eeuw later tot een beslissenden factor in de historie van Europa maken zal. De Oost-Ihdische Compagnie zou naar het teekenend woord van Busken Huet daar bij het reddend zwemvlies worden voor den vogel der zeven provinciën. Reeds vier jaren voor het eeuweinde had een viertal schepen, namen dragend van goed vaderlandschen klank, onder leiding van mannen met goed-Nederlandsche na men en bemand door stoere zeebonken uit Holland en Zeeland, de reede van Texel verlaten om, op het voetspoor der Portu- geezen, den zeeweg naar Indië te volgen. Het was een tocht om zuivere han- delsvoordeelen begonnen, maar er wa ren er onder deze koene mannen toch óók, die gewaagden van „een werk daar de eere van ons gansche vaderland aan hangt en koningen, prinsen en poten taten van alle landen op zien". Al was het „commercieeren" de hoofdzaak, al werd nog niet gedacht aan vestiging in het Oosten, aan verwerving van bezit, aan oefening van staatkundigen in vloed, er schemerde bij dezen eersten tocht toch reeds iets door van de be wustwording eener tot meerderjarig heid gerakende Nederlandsche natie. In 1597 keert deze eerste expeditie met verlies van één schip en van meer dan de helft der oorspronkelijke bemanning in het vaderland terug. Dan worden spoedig nieu we ondernemingen op touw gezet en nieuwe tochten ondernomen, tot ten slotte, vijf jaren later, in 1602, de verscheidenheid dier ondernemingen opgaat in de geoctroyeerde Oost-Indische Compagnie. Toen in 1597 de klokken beierden bij den Het werk van de grooten uit onzen bloeitijd dwingt het nageslacht tot dankbare erkentelijkheid. Ze waren talrijk die bouwers van „Grooter Nederland". Zij allen dienden het vaderland met eere, bouwden aan zijn roem en groot heid, maar van die allen verdient Coen toch de eereplaats, wijl hij eens en voor al de grondslagen legde van ons Aziatisch rijk en daarmee voor de welvaart en de plaats onder de volken van het huidig Nederland. Groot en forsch is de figuur die voor ons op rijst, indien we op de daden letten van den man. die op 42-jarigen leef tijd van de aarde scheiden moest en toen een taak had volbracht die. door haar omvang en haar beteekenis, ons met verbazing vervult. Maar niet daarop alleen rust zijn faam. Een „ziener" mag men hem zelfs noemen als hij pleit voor ruimere deelneming van het Nederlandsche volk aan den opbouw van het Indisch Rijk. Kind van zijn tijd kan hij zich wel niet ten volle bevrijden uit de omklemming van den monopolie geest zijner dagen, maar hij uit toch ge dachten, die men ruim twee eeuwen later onder andere omstandigheden en in verbeterden vorm zal gaan toepassen. De waardeering, die wij hem schuldig zijn, vermindert niet, maar stijgt, als we dit leven zien in het licht van zijn tijd, den vroeg-zevenitiende-eeuwschen tijd. Want dan kunnen we hem noemen een licht te midden van veel duisternis! Dan vinden we zelfs een verschoonend en ver zachtend woord voor handelingen, die, gemeten met den maatstaf van later tijd, scherpe afkeuring zouden verdienen. Zijn optreden tegen de bewoners der Banda- eilanden was hardvochtig en wreed. Maar de tijd waarin hij leefde, draagt 'n gansch ander stempel dan de onze. En ook deze daad moet gezien worden in de omlijsting van zijn tijd. En niet minder ook in het licht van de worsteling der Nederlandsche Calvinisten van die dagen in den strijd tegen Spanje. De bloei der Oost-Indische Compagnie, die in ruime mate de midde len zou moeten leveren voor de voortzet ting van dien strijd tot een zegevierend einde, werd daardoor immers tot een werk Gods, dat de vaderen in gehoorzaamheid te volbrengen hadden. Van die stoere Calvinisten was Coen er één, toegerust met al de deugden die hen sierden, maar evenmin geheel vrij van wat onze tijd in hen veroordeelt. Hier in zijn geboortestad is, een goede veertig jaar geleden, een in brons gegoten beeld van dezen grooten voorzaat ver rezen. In Indië schenkt men thans aan dacht aan de plaats waar zijn ontzielde lichaam aan den schoot der aarde werd toevertrouwd. Dat alles is goed. Maar het is niet genoeg. Coen verlangt meer van ons. Niet voor zichzelf, want er is nauwelijks een tweede te noemen, die minder aan zichzelf dacht dap hij. Hij verlangt meer van ons ter wille van het rijk, dat hij hielp grondvesten. Hij vraagt, dat het na geslacht zal luisteren naar de bemoedi gende woorden die hij meer dan eenmaal tot de bewindhebbers in bet vaderland richtte: „Siet, ende considereert doch wat een goede couragie vermach", riep hij hun toe als de macht der Engelschen in den Archipel geknot is en men vasten voet op Java verworven heeft. Goede vangst van de politie te Oegstgeest. Vier inbrekers gearresteerd. Reeds geruim en tijd werden te Oegst geest verschillende ipbrakeji gepleegd, meestal in den vooravpjid. Bij deze inbra ken werd steeds naar geld en gouden sie raden gezocht; zilveren voorwerpen, met uitzondering van rookgarnituren, werden onaangeroerd gelaten. Men ging zeer ruw te werk; kasten en andere bergplaatsen werden met een breekijzer opengebroken. Zaterdag werd door een goudsmid te Lei den aan de politie aldaar medegedeeld, dat er iemand in zijn winkel was, die een gou den armband te koop aanbood. De recher che te Leiden heeft dezen man gearres teerd; het bleek te zijn H. B., wonende te Voorhout. De politie te Oegstgeest, die hiermede in kennis werd gesteld, heeft zoowel te Leiden als te Voorhout, tot laat in den nacht huiszoekingen verricht. Gistermor gen werd dit onderzoek voortgezet en weldra bleek, dat de broer van B., zekere G. B., eveneens bij de inbraken betrokken was. Bij hem werden verschillende, van diefstal afkomstige voorwerpen gevonden. Ook hij werd gearresteerd. Na een zeer langdurig verhoor legde hij een volledige bekentenis af en noemde als zijn mede plichtigen. de gebr. Th. J. gn J. C. van W.. eveneens wonende te Voorhout. Naar aanleiding hiervan werd ook in de weningen van deze verdachten een onder zoek ingesteld. Ook hier werden verschil lende gouden voorwerpen gevonden. De gebr. W. bekenden, na hun arresta tie, dat zij zich hadden schuldig gemaakt aan twee inbraken te Oegstgeest en twee te Voorhout. (Zitting van hedenmiddag). Voorzitter: burgemeester mr. A. v. d. Sande Bakhuyzen. Afwezig met kennisgeving: wethouder Splinter en de heer Schoneveld. Eén vacature (wijlen de heer Vos). Herdenking van den heer Vos. Na goedkeuring der notulen, zegt de VOORZITTER terwijl alle leden zich van hun zetels verheffen: Wi.i beginnen onze werkzaamheden dit jaar helaas door wederom «en te herden ken. die door den dood aan uwe vergade ring kwam te ontvallen. Hoe wars uw mede lid, de heer J. M. Vos, ook was van het vra gen van aandacht voor zijn persoon, zoo zou hij het mij toch niet euvel geduid heb ben met enkele woorden te trachten uit drukking te geven aan do gevoelens, die ongetwijfeld den geheelen raad bezielen nu wij hier een stoel niet langer bezet zien door een man. die door zijn persoonlijkheid, zijn karakter en zijn hoofsche manieren ons aller vriendschap gewonnen had. Nadat hij gedurende bijna 40 iaren de gemeente als onderwijzer bli het L.O. voor treffelijke diensten bewezen had. werd hij op gevorderden leeftijd afgevaardigd om de algemeene belangen der gemeente te hel pen verzorgen. Over de wijze waarop hij die taak. die hij wat zijn politieke overtuigingen betreft, hier alleen had te volbrengen, is slechts met den grootsten lof te spreken. Wie verstond beter dan hij de kunst om zijn van nauwgezette voorbereiding getui gende inzichten, in bondigen kernachtigen en voortreffelijken vorm aan ons voor te dragen? Hoe wist hij zijn gehoor door keu rige en geestige voordracht te boeien en hoe wist hij de nauwgezetheid van den on derwijzer. die hem vakmatig bijbleef, ook in den Raad op onschoolsche maar doel treffende wijze aan onze besluiten ten goede te doen komen. Het onderwijs had zijn voornaamste be langstelling en hij sierde de Commissie van advies voor de zaken dat onderwerp ra kende, maar zijn belangstelling reikte veel verder, naar uit zijn opmerkingen bleek, en naar ook de burgerij, wier samenleving hij in tal van nuttige instellingen en commis sies trouw diende, heeft gewaardeerd. Niet alleen door de burgerij, maar ook door ons wordt aan dezen hoogstaanden plichtmatigen man, een dankbare herinne ring bewaard. De heer WILBRINK spijt het dat hij juist weer het woord moet vragen. Vorige zitting heeft hij den heer Vos eenige woorden toegevoegd, die spr. niet pasten en die de persoon van den heer Vos onverdiend ont sierden. Gelukkig heeft hij nog persoonlijk j zijn verontschuldigingen kunnen aanbie den in een privé-gesprek. Ook nu hij er niet meer is, meende hij echter toch ook 17. Zeer droef lag Thijsje daar te peinzen hij kon zich niet ontveinzen, dat nu zijn toestand hooploos scheen. Hij was hier im mers heelemaal alleen; en als zijn vrienden deze plek nog ooit konden bereiken, zou het te laat wel blijken. En steeds heeft hij nog luid het brullen van den armen Grootenoor gehoord; geen wonder Thijs ligt juist daar voor de dicht-gebouwde poort en hij ziet met verbazing aan, hoeveel groote steenen hier voor opgestapeld staan. Hij dacht juist, toen hij dit goed had bekeken, dat Grootenoor zeer stellig nooit weer los kon breken, toen er iets gebeulde, zóó verba zend vreemd, dat je waarschijnlijk je verwondert nu je het verneemt. De allerbovenste der steenen, rond en dik, vielen plots'ling neer, tot Thijsjes schrik; en de Kobold, die Thijs had opgepast, riep uit „Hoe kan dat nu? Zij zaten toch goed vast??' 5947 (Ingez. Medj in het openbaar zijn excuses nog te moeten uiten. De VOORZITTER dankt voor de vele ontvangen gelukwenschen voor 1937 en biedt zijnerzijds de zijne aan, hetgeen meer is dan een formaliteit alleen. Een over zichtsrede zal hij niet geven dit jaar. Namens de raad biedt de heer WILMER den voorzitter de beste wenschen aan. De voorzitter deed daarop mededeeling van eenige Ingekomen Stukken w.o. missive van Ged. Staten, houdende goedkeuring van raadsbesluiten, Het Sportfondsen-bad is aangehouden door Ged. Staten. De heer dr., M. Key is benoemd tot volger van den heer Vos. AGENDA. Ie. Benoeming van een regent van liet Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinder huis. (II Benoemd wordt de heer J. C. van Eek met 17 stemmen tegen 11 op prof. mr. R. C. Cleveringa. 2, Benoeming van vier leden v. d. Com missie van Toezicht op de Bewaarscholen, 12) Benoemd worden mevr. Z. KruitVer meer, de heeren J. C. Broer en R. J. J. Reynen en mej. H. J. Glasz. 3e Benoeming van 'n onderwijzeres aan de opleidingsschool voor U.L.O. aan tie Drie-Octoberstraat. (31 Benoemd wordt mej. T. B. Hoff, alhier, 4e. Benoeming van een stadsgeneesheer voor het tijdvak 1 Januari 1937—1 Januari 1938. (5) De heer JONGELEEN zal zich nu niet verzetten, waar deze benoeming thans formeel is, hoewel hij zijn bekende bezt ren handhaaft; deze dokter heeft toch reeds een zeer groote praktijk. Wethouder VAN STRALEN zegt toe, dat tezijnertijd rekening zal worden gehouden met geuitte bezwaren. Benoemd wordt de heer S. A. de Graafl, alhier. 5e. Benoeming van een tijdelijk leerares 'in het Duitsch aan de Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus. (4) Benoemd wordt mej. dr. A. Dijksterhuis, 6e. Voorstel tot het verlengen van de aanstelling van mej. dra. A. Hiemstra als tijdelijk leerares in de wis- en natuurkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (4) Conform besloten. 7e. Voorstel tot het verlengen van de aanstelling van mej. dra. A. P. Keesom als tijdelijk leerares in de natuurkunde, me chanica en cosmografie aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (4), Conform besloten. 8e. Voorstel tot het verlengen van de aanstelling van mej. L. J. M. Tummers ah tijdelijk leerares in de wiskunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (4) Conform besloten. 9e. Voorstel tot het verlengen van de tijdelijke opdracht aan mr. dr. H. D. M. Knol tot. het geven van onderwijs in de handelswetenschappen aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (4) Conform besloten. 10e. Voorstel tot het overnemen in eigen dom bij de gemeente van verschillende voor straat bestemde strookjes grond. W Conform besloten. 11e. Voorstel inzake het wijzigen van de met A. Backer, te Leiden, aangegane over eenkomst betreffende de verpachting van het hotel „Den Burcht" c.a. De heer LOMBERT heeft destijds aanmer king gemaakt op het verhuren van zalen daar aan den Nieuw-Malthusiaansche Bond. Nu een nieuwe overeenkomst wordt gesloten, hoe staat het daar dan mede? De VOORZITTER: er is geen nieuwe over eenkomst, alleen een wijziging in de hu®. De heer BERGERS: dan kan toch ook ver der worden gewijzigd. De heer ELKERBOUT steunt den heer Bergers. De heer v. Eek neemt het op voor den N.M. Bond. Er worden wel zalen verhuurd aan gevaarlijker vereenigingen. De VOORZITTER herhaalt, dat hier al leen onderhandeld is over de huur. Bij een nieuwe overeenkomst zal hiermede reke ning worden gehouden. Het voorstel van B. en W. wordt a-"n3c' nomen met 22—7 stemmen. Tegen de heeren v. d. Laan, ElkerboUi Goslinga, Beekenkamp, Tobé, Wilmer' Lomhert. De heer v. d. Laan zegt zich vergist hebben. (De vergadering duurt voort»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 12