Voorloopers van den automobiel hoor. En ik wil er niet anders dn dan zijdein plaatjes!" Greet had echt een rilling van angst gehad, toen ze 't blanke velletje in Hannie's album ging beschrijven en 't was wel flauw, maar ze had haast gehuild om een klein inktspatje dat er natuurlijk juist door haar zenuwachtigheid op gekomen was. Gelukkig had Jan het er onzichtbaar met zijn mesje uitgekrabt. 't Was een keurig albumblaadje geworden met een plaatje van witte duifjes, die een rood zijden hart droegen en Hannie had heel vriendelijk ge zegd: ..Dank je wel, Greet, ik vind het echt mooi". Een paar dagen na Greet's verjaardag gebeurde er iets heel bijzonders in de klas. Er was een nieuw meisje gekomen en wat voor een meisje! Geen meisje met een scheeve muts en keurige kraagjes op haar jurken, geen meisje met fijne vlinderstrik- ken in 't haar of een keurig gegolfd polka kopje! Neen, een meisjemet een heel grof geruite jurk, een stijf gesteven witte schort voor, een lange stijve vlecht in 't haar en een paar bolle, vuurroode wangen. Een flinke, frissche deern, die een half hoofd boven de andere meisjes uitstak. Den eersten morgen moest de nieuwe ling even voor de klas komen. „Vertel me eens, hoe je heet", vroeg de juffrouw. „Aaltje Zwart, juf", zei het meisje zonder een spoor van verlegenheid. „Mooi. Eigenlijk moest je Aaltje Rood heeten". En de juffrouw kneep eens even in een van de dikke wangen ..Hoe oud?" „Acht jaar, juf" Er ging een gemompel van verbazing onder de meisjes op. Ze hadden gedacht, dat Aaltje minstens tien was! „Je bent een flinke meid. Ga nu maar zitten. 's kijken.janaast Greet- je Daalman op de tweede bank". Zoo kreeg Greet dus een nieuwe buur vrouw. En Hannie en Gerda. die achter haar zaten, hadden dien morgen onder het taawerk van alles te fluisteren. „Wat een mal kind", vond Hannie. „Kijk eens. ze heeft gebreide kousen aan", zei Gerda. Maar „de nieuwe" trok er zich niets van aan. Ze deed net of ze t gefluister niet hoorde, werkte ijverig aan haar taal en en had nul fouten. Greet schaamde zich een beetje om het gefluister van de meisjes. Aaltje leek haar nog zoo mal niet. Toen, in 't speelkwartier, kwam het wonderlijkste. Een stuk of wat nieuwsgie rige juffertjes kwamen om Aaltje heen staan. „Kom Je uit het dorp?" vroeg er een. „Wat doet je vader?" vroeg een ander. Aaltje's blauwe oogen begonnen ondeu gend te schitteren „Ja," zei ze toen vlug, „ik kom uit Buik sloot en m'n vader is melkboer en m'n moeder heet Griet en m'n broertje heet Teun. En wou je nog meer weten?" „Ozei Willy, die het laatst gevraagd had. En de anderen begonnen te gichelen. Hannie kwam er nu ook bij staan, haar album in de hand. „Heb je een „poezzie-album?" vroeg ze aan Aaltje. „Ik niet .hoor." we hebben er allemaal een," legde Hannie uit. ,,'t Mijne is het mooiste; ik wil er alleen zijden plaatjes in hebben." „O!" zei Aaltje. Dat viel Hannie niet mee De nieuwe scheen niet veel belang te stellen in het mooiste album van de klas. „Wil je 'teeirs zien?" vroeg Hannie nog. En toen kwam het aller-wonderlijkste: „Nee," zei Aaltje kort en draaide zich om. „Ik wil 'tniet zien, want ik vind jou een mal spook." Weer ging er een gegichel op. Allemaal vonden ze Aaltje ongelooflijk dapper en er waren heel wat meisjes, die in haar hart Hannie deze nederlaag wel gunden. En in de dagen, die nu volgden, begon Greet haar buurvrouw hoe langer hoe aardiger te vinden. Ze kon zoo gezellig met haar babbelen en ze had altijd wat leuks te vertellen. Eens had ze Greet geholpen met het opruimen van haar kastje en een anderen keer. toen het hard regende, had ze haar onder een groote, ouderwetsche haakparapluie thuis gebracht Bij die ge legenheid had Greet haar ook het album laten zien „Erg mooi," zei Aaltje toen Wat een fijne plaatjes, maar wat een èrg flauwe versies. Dat kan ik beter, zeg!" „Hoe bedoel je?" „Nou, net wat ik zeg. Dat ik betere ver sies kan maken!" „Maken?" zei Greet. Dat was iets nieuws. De versjes maakten de vriendinnen nooit zelf, die schreef je van elkaar over. Willy had in Greet's album geschreven: „Rozen verwelken, schepen vergaan, maar onze vriendschap blijft eeuwig be staan", en Gerda: „Mijn naam zal in je album staan, Al moet ik er dwars doorhenen gaan." „Vind jij ze zelf niet flauw?" vroeg Altje. „Ach jawel. Maar daar letten we niet zoo op." „Nee, jullie letten alleen maar op de plaatjes". En Aaltje keek boos. „Schrijf jij er ook een versje ln?" „Nee," zei Aaltje kort. „Daag!" Maar Greet liet zich zoo gauw niet af schepen. „Waarom dan niet?" vroeg ze: „Ik heb geen zijden plaatje. En ook geen gewoon plaatje. Dat is allemaal veel te duur, zegt moeder. Nou, en 't kan me ook niets schelen!" Greet- dacht even na. 't Leek haar vree- selijk, als je geen zijden plaatje kan koo- pen voor een vriendin! Maar dan zei ze: „Toe, ik wil zoo dol graag een mooi versje van je hebben. Ener hoeft heelemaal geen plaatje bij. „Ik geef er heusch niets om." Nu lachte Aaltje alweer. „Nu, goed dan," zei ze. „Je krijgt 'n mooi versje, hoor Greet." Twee dagen later bracht Aaltje het al bum weer mee naar school. En weet je wat er in stond: Dit is het album Van Greetje Daalman. Ik maak zelf een vesje Wat zeg je daarvan? Blijf steeds gezond. Mijn lieve Greetje En word je eens ziek, Dan 'n héél klein beetje! Heb veel geluk. En weinig smart, Dit is de wensch Van Aaltje Zwart. Greet was met het versje In de wolken. Dat was nog eens iets bizonders, zoo'n versje, dat je zelf gemaakt had! Ze moest het telkens weer overlezen, zoo knap vond ze 't van Aaltje. En pas, toen ze 't album aan alle schoolvrindinnen liet zien, zag Greet, dat Aaltje er toch nog een plaatje bijgeplakt had. Een mooi plaatje, al was het geen zijden. „Vond je moeder het goed?" vroeg Greet. „M'n Moe zei: Nou, vooruit dan maar, als 't voor een echte vriendin is." „Wil je dan mijn echte vriendin zijn. Aaltje?" „Ja," zei Aaltje, „dat wil ik graag." En zoo is het ook gebleven. Aaltje en Greet werden echte vriendinnen, en alle meisjes in de klas gingen „de nieuwe" langzamerhand aardig vinden. Zelfs Han nie bedelde om een eigengemaakt versje en vond het niets erg, dat er geen plaatje bij was. Wie zou dit een paar maanden geleden hebben gedacht? R. DE RUYTERv. d. PEER De „Molen wieken w agen" van een schran- deren Italiaan en de zeilkar van Simon Stcvin. Als je in Amsterdam langs den Oude Zijds Achterburgwal loopt, dan moet je je wel eens verbazen over de smalheid van den weg tusschen de huizen en het water. En een beetje breede wagen vind er ternau wernood ruimte en passeeren is vrijwel onmogelijk. Hoe komt dat toch? Wel, de verklaring is niet moeilijk. In den ouden rijd. toen deze en andere burgwallen gegra ven werden, gebruikte men geen wagens; het vervoer van goederen ging per schuit, cn de menschen gingen te voet. Vracht wagens en rijtuigen zijn nog niet oud, ze komen eerst voor den dag, als de straatwe gen gelegd zijn. en dat geschiedde pas in het laatst van de middeleeuwen. De oud-' ste Nederlandsche straatweg is die van Utrecht naar De Bilt, en die is eerst in 1433 selegd Vóór dien tijd waren er alleen maar klei-, zand- en veenwegen. en die zijn een groot deel van het jaar niet te berijden. In de oudheid werden lasten door de muil ezels gedragen, en de reizigers gingen te paard. Alleen in den oorlog gebruikten sommige Oostersche volken strijdwagens Toen er eenmaal betere wegen waren, werden ook al spoedig wagens gebouwd, door paarden en ossen getrokken en nu is het merkwaardige dat bijna dadelijk de gedachte is ontstaan aan wagens zonder trekdieren, aan automobielen (letterlijk zelfbewegers) dus. Er zijn oude teekenin- gen bewaard gebleven van zulke v maar de meeste ideeën, die daarin t drukking komen, zijn niet te verwi ken. Een „auto" moet natuurlijk uitn door groote kracht en betrekkelijk gewicht, en aan die eischen kon n die tijden, eeuwen vóór de uitvindii den benzinemotor, niet voldoen, echter het plaatje bekijken, dat lil staat, dan zien we een constructie, dl kelijk uitvoerbaar moet zijn. Zij is vl Italiaansche constructeur cn dagtl uit het jaar 1460. Je kunt zien dat hij zich den wint tot voorbeeld heeft gesteld, en als oe wieken maar wat grooter had ger dan zou hij bij matigen wind zijn wel aan 't dTaaien hebben gekregei middel van zijn goed geplaatste raderen. Van den zeilwagen van Simon den grooten wis- en werktuigkundig van 1548 tot 1620 leefde, heb je ze eens gehoord. Een goed idee van een wagen te bouwen met breede een stel zeilen er aan te bevestigen dan langs het strand mee te gaan i De zeilwagen van Simon Stevin Hij heeft met zijn wagen verscht tochten op het Scheveningsche strar maakt en herhaaldelijk heeft Prins i its, die van Stevin les kreeg in de kunde, een ritje meegemaakt. Stevin' gen bereikte een voor die dagen ei snelheid, n.l. niet minder dan 50 a 60 per uur, dat is dus 3 a 4 maal zoo ha je tegenwoordig op de fiets kunt v komen Omstreeks 1650 reed een kreupele kere Stephan Farfler, door de stratei Neurenberg met een wagentje dat hi door handkracht voortbewoog. Dit w tje had drie wielen. De heer Farfle reikte zijn doel door middel van 'n tai slingers, die met behulp van een kamraderen het voorwiel deden dr: Maar groote snelheid kon de heer F niet zijn wagentje niet bereiken. Dut beter met de voeten en er bestaat dal een teekening van het jaar 1690, voo lende een zekeren dokter Richard t Rochelle, die trappende zijn patiënte: zocht De uitvinding van de stoommai bracht ook op de gedachte van een it wagen, t Was de beroemde Isaak Ne die feitelijk omstreeks 1680 de eerste mobiel heeft gebouwd, 't Was een wagentje waarop een spiritusvlam hel ter in een ketel deed koken. De s bracht geen zuiger in beweging, stroomde met kracht achteruit, en d rugstoot van dien stoom tegen de deed den wagen vooruitgaan. Napoleon heeft zich veel met het vi stuk der motorwagens bezig gehoude heeft zelfs een artikel geschreven ovi automobiel in den krijgsdienst. Het de echter nog wel tot omstreeks 1895, dat een bruikbare benzinemotor wert construeerd en eerst hierdoor werd mogelijk het grondtype van onze ra ne, bijna volmaakte auto te bouwen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 16