I Wij gaan poppetjes maken RAADSELS OPLOSSINGEN Nog meer belevenissen van een aanstaand sportvlieger als je eindelijk „los" bent. 's Morgens hebben wij geoefend, 's avonds hebben wij geoefend. lederen dag dat het veer maar eenigszlns geschikt was. Het rcchtuitvliegen kregen wij onder de knie, toen de bochtjes. Onze landingen begin nen ergens op te lijken. Wij vangen niet meer te hoog af en trachten ook niet meer tien meter onder den grond het geval neer te zetten. En die breede rug voor ons van den instructeur begint ons te vervelen. Het irriteert ons als hij zoo nu en dan toch nog eens ingrijpt, wat wij voelen ons thuis in dal vliegmasjien. wij staan er niet meer onwennig tegenover Wij willen „los" Morgen zullen wij het hem vragen. Maar morgen durven wij het nog niet goed. want die laatste landing was niet zoo héél erg mooi. Wij waren weer een tikje te hoog en niet heelemaal zuiver in den wind. Van avond dan. En toen was die rechterbocht niet zuiver en de sideslip was maar zoo zoo. Wij zeggen dus maar niks en kijken een beetje somber voor ons uit. Morgen, morgen zullen wij het zóó goed doen, dat André uit zich zelf zal zeggen, dat wij wel alleen mogen gaan Bovendien, waarom ook niet. al maken wij een fout, onze Koolhoven vergeeft alles en heet niet voor mets het Koebeest En den volgenden dag zegt André niets van dat alles. Want hij wacht af. Wacht heel rustig af tot zijn leerling zijn onge- ould begint te toonen. Want al vliegt die jongen goed. al zou hij wat dat belieft, wel los kunnen, hij moet het zélf willen Zi II zoovéél vertrouwen hebben, dat hij uiel meer met een instructeur vliegen wil en kwaad wordt. Begint te sputteren dat, als ze hem niet los laten, hij er mee uit scheidt. De laatste uren heeft hij er eigen lijk alleen maar zoo'n beetje bij gezeten. Behoefde niet meer in te grijpen, want die jongen vloog werkelijk netjes. Maar hij liteft nog niets gezegd, en dus zegt André ooi: niets Eindelijk op een avond komt het. Ieder een heeft er al op zitten wachten. Iedereen heeft al eens langs zijn neus weg gevraagd „Ben je nog niet los?" „Hoeveel uur heb je nu al?" en zoo. En dan ineens zoo'n beetje quasi nonchalant tegen de „kist" geleund, „Zeg, wanneer kom ik nu einde lijk ook eens los?" Het groote woord is er uit, precies wat André wil hebben, en hij kijkt dat vliegjong eens aan, ziet dat het hem ernst is en zegt „Misschien morgen". Wij zijn in de wolken. Morgen, morgen, zullen wij alleen vliegen. En wij gaan vroeg naar bed om fit te zijn. 's Morgens moeten Wij nog eens al onze kunsten vertoonen en can komt Hein. De baas, de chef piloot. De man wiens woord wet is. „Wou jij los, jon getje. Nu, laat dan maar eens zien was je kunt." En hij gaat voorin zitten, op de plaats van André en nu moeten wij toonen dal wij inderdaad kunnen vliegen In de start gaat ineens het gas dicht, doch wij maken automatisch de goede beweging. Gas weer vol open en wij vliegen verder. Lin ker bocht, rechterbocht, landing. Weer naar boven. In de bocht gaat het gas weer dicht en wij draaien de machine netjes het veld in. „Goed zoo", knikt Hein, „ga maar door" Zoo vliegen wij een half uur, rechtuit, bochtend draaiend, met zoo nu en dan een quasi noodlanding. Het is genoeg, wij rij den terug naar de hangar. Hein stapt uit en roept Janus. Ballast voorin, oranje wim pels aan de vleugelstijlen. „En nu, jonge heer. maak je een nette start een linker bocht om het terrein en dan landen. Laat eens kijken wat je daar van terecht brengt" Wij kijken naar die rare leege cockpit voor ons. Waar is die vertrouwde breede rug van onzen instructeur? Ons hart begint te k'oppen, een beetje nerveus zijn we toch wel. Maar Janus knikt eens bemoedigend, het startsein gaat op den verkeerstoren aan en wij geven gas. Direct geeft dat mo torgeluid ons vertrouwen en wij starten. Vol gas, stuurknuppel naar voren, de staart komt op. stuurknuppel zachtjes achteruit, wij krijgen snelheid, stuurknup pel nog een tikje naar achteren en daar gaat die goede oude F. K. stabiel en rustig als altijd. Wij vliegen, wij vliegen moeder ziel alleen. Die start was niets aan. Ook ons vertrouwen wordt grooter. Wij hebben ons dus niet vergist. Ook zonder instruc teur kunnen wij vliegen, dan een tikje lin ker aileron en daarna links voetenstuur. Tegen aileron en trekken, voeten in het midden. Precies zooals wij het geleerd heb ben achter de breede rug. En wij draaien een net bochtje om het terrein. Nu landen. Gas weg en prikken. Wij zweven wat te snel en trekken iets. Niet veel; want „snel heid is je winner". Dat is ons wel zoo in- gehamerd. dat wij dit wel nimmer meer zullen vergeten. Wij planeeren over de sloot, de grond komt snel naar ons toe. 10 meter, 8 meter, 2 meter. Tijd om af te van gen. Stuurstok 'n eindje achteruit, de neus komt op en zakt weer. wéér de knuppel terug, wéér komt de neus op. Wij zijn er bijna. Nu doortrekken. Knuppel heelemaal achteruit, in de buik. Wielen en staartwiel raken tegelijkertijd den grond, dank zij Koolhoven's wereldberoemd landingsgestel wij rollen uit en rijden terug naar de han gar. „Netjes" zegt Hein „nu nog een beetje oefenen, en dan zul je wel gauw je brevet hebben". Den volgenden dag zitten wij weer in „onze" Koolhoven, de goede F.K 46 Maar nu alleen. Mét de oranje-wimpels. En wij vliegen bochtjes om het terrein, landen, starten, bochtjes, landen. Oefenen en nog eens oefenen. Vaardigheid krijgen, zoo, dat wij de bewegingen automatisch uitvoeren en niet meer behoeven te denken bij wat we doen. Naar 600 meter en met afgezette motor in de cirkel landen, S-bochten om twee bepaalde punten, laplandingen. Zoo nu en dan gaat André nog eens mee om de puntjes op de „i" te zetten. Tot wij klaar zijn voor het brevet dat ons tot piloot maakt. En dan weer oefenen! Want feitelijk ben je nooit „los". Steeds is er weer iets te leeren en dat maakt de vliegerij juist aantrekkelijk. Een ouderwetsch werkje. Vandaag weet ik iets leuks voor jullie: we gaan poppetjes maken van een paar kluwtjes wol. Vraag maar aan Moeder, of je wat kleine kluwtjes mag hebben, die van een breiwerk overgebleven zijn. Let nu goed op, wat we doen. We nemen een stuk karton van 10 bij 6 c.M. Daar winden we de wol losjes omheen, zooals je op de eer ste' teekening ziet. Dan schuiven we 't er voorzichtig af en winden wat minder sla gen om de breedte van 't kartonnetje. Steek daarna het tweede windseltje door hel eerste. Bind dan een draadje wol om hals en polsen, verder om het middel en gekruist over de borst (afb. 2). Als net een meisje moet worden, knip dan de draden van onderen door lafb. 3). Voor een n- gen deel je ze in tweeën en omwind je ze „ij de voeten (afb. 4). Voor een klein kindje maken we een ouderwetsche zuigeling in het pak: we omwikkelen het h«"'"""dl. dan omwind je gezicht en handjes met roze wol. De oogen, neus en mond worden dan met een zwart en een rood steekje aange geven. Bij de jongens kun je de trui van een andere kleur maken als de broek, voor de meisjes maak je een rok of schortje van een katoenen lapje. Zoo kun je nog aller lei leuke dingen erbij bedenken, zoo bijv. een kabouter met een witte wattenbaard, een pikzwarte schoorsteenveger, enz. RAADSELS VOOR ALLEN OM UIT TE KIEZEN, DE GROOTEREN 4, DE KLEINEREN 3. I. Ingezonden door Jaap Kruit. Tweemaal roep ik om wat lekkers. Ik krijg het niet en ga dan heen. II. Ingezonden door Mien Groenhuyzen. 'k Spreek van zeek're dierenooren, Die niet dienen om te hooren, Tracht het antwoord niet te halen, Bij de potten of de schalen. Noch bij glazen of serviezen. Want dan zal je 't vast verliezen. III. Ingezonden door Suze v. d. Spree. Ik besta uit 2 lettergrepen, mijn le vindt men in huis. mijn 2e vindt men in den tuin, mijn geheel vindt men op zee. IV Ingezonden door Tonia. Wat vermindert iederen dag een blaadje en is leeg op het einde van het jaar? IV. Ingezonden door Jo Drabbe. Waarmee eindigt alles? VI. Ingezonden door Wim Nolles. §en sterke onverschrokken leeuw iï dan een kleine schuwe meeuw. Die beiden tellen met elkaar. Juist twaalfhonderd vijftig jaar. Hoe rijmt ge dat te saam? VII. Ingezonden door Elly Jongmans. Een stad van 10 letters. Eerst een wild dier. dan een voertuig, dan een boom. Delke is die stad? OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT HET VORIGE NUMMER. 1. Instrumentmaker, man, kam. tram, in, niets. 2. Pepermunt. Peper. munt. 3. Raadsel begint met een r en eindigt begint met een c. 4. Oud-Hortuszicht. Toos, hit, duo, rust hut, zout, Cor. 5. Als men ze niet draagt. 6. Neurenberg. Neen, uur, berg ree. 7. Dieseltrein.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 17