Historische optocht te IJmuiden - Hoog bezoek Julianatentoonstelling LEiDSCH DAGBLAD Tweede Blad 77ste Jaargar«g FEUILLETON Het huis der mysteries JACK, DE CHEF-KELNER VAN HET GRAND HOTEL TE ST. 3IORITZ, bedient zijn gasten op de schaats. De wijze waarop hij zulks doet, bezorgde hem een reputatie. SPELMOMENT UIT DEN WEDSTRIJD BLAUW-VVIT—AJAX, welke strijd onbeslist eindigde. Ferwerda werkt bij een aanval op zijn doel den bal weg. HET 123-JA RIG BESTAAN VAN HET 5e REGIMENT INFANTERIE TE AMERSFOORT, te gelegenheid waarvan een marscE werd ge maakt door de stad. Voorop de stafmuziek. BEZOEK VAN DE INDISCHE VORSTEN AAN DE JULI AN A-TENTOONSTELLING IN AM STER DA 31. Het hooge gezelschap gefotografeerd tijdens den rondgang- HISTORISCHE OPTOCHT TE IJMUIDEN ter gelegenheid van het Prinselijke huwelijk. De optocht stelde voor den intocht van Prins Willem I in Amsterdam in het jaar 1580. De burgemeester van Velsen klinkt met den Prins. DE IJZERS ONDER. Koning Winter regeert op het oogenblik, weliswaar niet streng, maar toch zoo, dat schaatsenrijders, zij het dan ook op ondergespo ten tennisbanen hun hart konden ophalen. Een kijkje op de Bataaf in de Scheveningsche boschjes. Uit het Engelsch door H. A. C. S. 35) Strove kwam, om te vertellen, dat hij drie verdachten In de provinciale gevangenis had, en dat hij graag wilde, dat Hilary hen kwam ondervragen; hij vroeg Adela, hem te vergeven, dat hij hen op Zondag moei lijkheden kwam bezorgen, hij scheen een beetje ontmoedigd en weifelend, maar maakte niet den indruk van een samen zweerder; waaruit ik opmaakte, dat Hilary nog al handig met hem had omgesprongen. En dr. Bouligny kwam kijken, hoe onze patiënt opknapte. Ik ging. natuurlijk, met hem mee naar Florrie's kamer. Toen wij langs de tafel in de hall liepen, trof mij iets aan mijn brief, die bovenop lag, met de adreszijde naar beneden. Ik weet nog niet precies, wat het was, maar ik nam den brief op, en bekeek hem nauwkeurig Ik heb goede oogen en een goede neus; het was een kwestie vair één oogenblik, om te ontdek ken, dat de envelop open gemaakt was, en daarna weer dicht geplakt met lijm. Het gaf mij een huivering. Er stond in den brief niets, wat iemand niet mocht lezen, mair het was moeilijk, het open maken van brieven in verband te brengen met de Thatchers. Terug ziende kan ik ontdekken, dat, met Florrie's ongelukkig geval, het net van voorzichtige bewaking, waaraan ik onder worpen werd, werkelijk dicht toegehaald werd. Maar dat werd zóó handig gesleept, dat het feitelijk leek. of de familie That cher alleen maar zeer vriendelijke en har telijke gevoelens jegens mij had. Als ik een brief te posten had, bood iemand aan, het voor mij te doen; als ik in de stad een boodschap had, bood iemand aan haar voor mij te doen; als ik uitging, om wat te wan delen, bood iemand aan, mee te gaan, of kwam te voorschijn, wanneer ik onderweg was. Zij waren vriendelijk, minzaam en gewillig. Florrie was veel beter; haar herstel was alleen maar een kwestie van tijd en zorg, met het oog op de mogelijkheid van long ontsteking, tengevolge van veronalvergifti- ging. Dien dag was zij wel genoeg, om mij toe te staan een dutje te doen op een klein rustbed, dat Emmeline, mager en zwijg zaam, met Hilary, rood en hijgende en op standig, de nauwe trap opdroegen en, voor mij, op Florrie's kamer neerzetten. Ik ge loof, dat Hilary liever gewild had, dat ik zoo spoedig mogelijk vertrokken was, zon der die kleine attentie. Maar de dag was rustig. Ik vermoed, dat de Thatchers dachten, dat ik heelemaal geen kwaad kon. Evelyn kwam omstreeks vijf uur boven, om te zeggen, dat zij bij Florrie wilde blij ven, terwijl ik dan wat frissche lucht kon gaan halen. Het was in de lijn van Evelyn, om daaraan te denken, zelfs midden in haar grooten angst, en ik maakte graag van haar aanbod gebruik. Zij zag er, na tuurlijk, moe uit, tengevolge van de span ning van den afschuwelijken nacht en den aangrijpender, dag moe en bezorgd. Haar kleur was slecht, vaal-bleek, en er lagen wallen om haar oogen. Zij wilde wat op het bed liggen en rusten, zei ze, en ik moest mij niet haasten. Toen ik wegging, keek ik eerst nog naar de tafel, om te zien, of alles er was, wat Florrie noodig kon hebben. Ik ben er zeker van, dat de doos met de veronaltabletten toen op tafel stond, want de gedachte flitste door mij heen, dat dr. Bouligny ze had moeten meenemen, en dat ik er hem aan moest herinneren, bij zijn eerstvolgen de bezoek. De gedachte, dat de tabletten een gevaar waren, kwam, daar ben ik zeker van, niet bij mij op, na al wat gebeurd was; was dat gebeurd, dan zou ik ze zelf opgeborgen hebben. Het was heelemaal toeval, dat ik naar het familie-kerkhof ging. Ik ben er zeker van, dat het toeval was, dat ik het huis onopgemerkt kon verlaten, en dat niemand met mij meeging; misschien had Evelyn niet gezegd aan de anderen, dat zij plan had, voor mij in te springen. Ik liep eerst den tuin door, daarna langs een pad achter het huis, en door een groo ten vruchtentuin. Deze was achter door een hoog traliehek afgesloten, een groen geschilderd, waar een deur in was, die ik doorging, en toen vond ik een pad dat zich duidelijk afteekende, en over een wei liep, over een klein bruggetje, en daarna over een lagen heuvel, waar veel oude eiken stonden, en daarna, voor ik het wist, naar het kerkhof. Het was, natuurlijk, de familie-begraaf plaats, die, dacht ik, er eerder geweest was dan het stadje, en waar, met behulp waar schijnlijk van eigendomsrechten en van landelijke politiek, de Thatchers nog steeds begraven werden. Het was een niet groote oppervlakte, met een oud-ijzeren hek en poort, donkere ceders, kleine oude graf- steenen, en keurig-verzorgde graven. Ik liep er een tijdje rond, kijkend naar de zonderlinge opschriften op enkele der oude grafsteenen, en bleef tenslotte achter een dichte groep ceders, bij een nieuw graf, staan. Ik stond te kijken naar de verwel kende kransen, en dacht weer na over Bayard's dood, en voelde mij, dat moet ik erkennen, buitengewoon gedrukt en niet op mijn gemak, toen ik opeens het hek hoorde klikken. Ik keek door de dichte cederhaag, en het drong niet tot mij door, dat ik waar schijnlijk, zelfs in mijn witte japon, geheel onzichtbaar was voor wien door het hek binnengekomen was. Het was Dave. Dave in een licht pak, dat hem er mager deed uitzien, en zijn hoed over zijn oogen. Hij maakte de knip van het hek vast, en liep, langzaam en met een eigenaardig- onzekerea- stap, alsof zijn spieren niet vol komen samenwerkten, naar mij toe. Of beter gezegd: in de richting van de ceders, waarachter ik stond. Kwam hij treuren aan het graf van den man. dien hij bijna gedood had? Ik weet niet precies, wat het was. dat mij min of meer gejaagd voortdreef van deze verwelkomde bloemen en naar een ander graf, een oud, dat er tegenover lag. Maar ik deed het, en het volgende oogenblik stond ik tegenover Dave, En hij keek verschrikt en angstig, toen hij om de groep ceders heenliep, en mij zag, „Wat bent u het, zuster Keate?" Zijn stem was niet erg vast. Hij nam zijn hoed af, en streek met zijn hand langs het voor hoofd, en zei: „Ik zag u eerst niet uw witte japon u deed me heusch schrik ken. Ik heb een beetje last van mijn oogen. Dom van mij „Ik ben wat aan het wandelen", zei ik "to toevallig kwam ik dezen kant uit. Wat L' dit een interessant oud plekje! Het is el oud, is het niet?" „Ik geloof van wel. Hebt u enkele graf- «ohriften gelezen? De Thatchers schijnen er ajlemaal zeker van geweest te zijn, dat zij hun belooning zouden krijgen. De fami lie heeft deze plek altijd verzorgd. Het is een van die plaatsen in het land, die histo rische beteekenis hebben. Tenminste, idiote vrouwen komen heel dikwijls met notitie boekjes en fototoestellen om ze te bekij ken. Adela schenkt thee voor ze en laat ze de familie-portretten zien en geniet er zelf ontzettend van." „Och zoo", zei ik, en ik stond de woor den op den grafsteen naast ons te lezen. „Nita Thatcher" stond met duidelijke let tors op den ouden steen. „Nita Thatcher". In een ondeelbaar oogenblik had ik ontdekt, dat die naam mij bekend was. Bayard had in zijn slaap ge zegd: „Nita's graf." De gedachte flitste door mij heen, dat ik hier eindelijk was doorgedrongen tot de oplossing van het raadsel. Ik wist zeker, dat Bayard gezegd had „Nita's graf". Was hier de een of andere geschiedenis begra ven, begraven, maar niet heelemaal, de een of andere niet-vergeten tragedie? Een on gelukkige liefde, een wraak, zelfs betwiste testamenten, dit alles ging snel en wild door mij heen, en ik boog mij voorover, om naar den steen te kijken. Onder den naam stonden datums, en zij waren nogal af doende: 18391881. Zij was gestorven, deze Nita Thatcher, lang voor Bayard of Dave geboren was. Eenigszins in de war ge bracht, liep ik achteruit. En ontdekte, dat plotseling op Dave's gezicht iets van duis teren argwaan te zien was. „Dat doet u hier?" VToeg hij zóó plotse ling. en zóó onaangenaam-woedend, dat ik met stomme verbazing geslagen was. .Waarom bent u hier gekomen' Hoor eens, zuster u zult verstandig doen, u niet te bemoeien met dingen, die u niet aangaan. Onthoud u dat!" (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 5