De bruidstoiletten LE1DSCH DAGBLAD - Eerste Donderdag 7 Januari 1937 HET VOORNAAMSTE NIEUWS VAN HEDEN Dit nummer bestaat uil VIER bladen EERSTE BLAD. bestemde plaatsen hadden ingenomen, be gaf men zich, voorafgegaan door den bur gemeester naar de trouwzaal. Bij den in gang werd het bruidspaar opgewacht door twee paren bruidsmeisjes en bruidsjonkers die hun dienst in de trouwzaal hadden te vervullen. Inmiddels waren de chef van het militaire huis van de Koningin en de gouverneur der residentie ook het stadhuis binnengetreden, doch zfij gingen niet mede naar de trouwzaal maar bleven in de werkkamer van den burgemeester. Op den drempel van de trouwzaal wachtte baron Rengers den stoet od welke even later, voorafgegaan door ihr. mr Six, die het gewaad van Joanniter-ridder droeg. tu=schen de cadetten en adelborsten door over de gang naar de trouwzaal schreed. Wanneer de bodes de deuren gesloten ■hebben, neemt de plechtigheid een aan vang Hoe de trouwkamer er van binnen uitzag. Achter de tafel, welke met een rood kleed was bedekt, stonden twee stoelen bestemd voor den burgemeester en den assistent ambtenaar van den burgerlijken slana. Voor de tafel stonden twee kostbare zetels welke aan de voormalige keizerlijke re geering in Weenen hebben toebehoord en thans door de firma Cats uit Dieren aan bruid en bruidegom zijn aangeboden. In dit verband mag we) met groote erkente lijkheid gewaagd worden van de fraaie stoffeering niet alleen van dit vertrek maar ook van de vestibule, waarvoor de firma Cats materiaal ter beschikking stelde. De gemeente-architect, de heer v. Zeg- geren, zorgde voor de arrangementen. De zetels voor het prinselijk paar zijn van donker eikenhout en de zittingen en rug leuningen niet roode zijde overtrokken. Voor de overige 18 aanwezigen waren stoe len beschikbaar, welke van het gewone ameublement ten stadhuize deel uitmaak ten, Op de tafel stonden twee oude zil ver en candelabres' en in de hoeken van 't vertrek Queen Anne-stoelen. Voor de ra men waren bloembakken gevuld met witte anjers -en goudsbloemen neergezet. Dc plechtigheid in de trouwkamer. Nadat de bruid en de bruidegom op de voor hen bestemde zetels hadden plaats ge nomen. zeide de burgemeester: „Bruid en bruidegom. Gij zijt voor mij, ambtenaar van den Burgerlijken Stand, verschenen, opdat uitvoering zal worden gegeven aan Uw voornemen om in het huwelijk te treden. Nu aan de formaliteiten, hij de wet voorgeschreven, is voldaan en de afkondiging van het huwelijk zonder stui ting is verloopen, bestaan er geen bezwaren tegen thans tot de voltrekking van Uw huwelijk over te gaan, mits de Moeder van den bruidegom en de Moeder van de bruid Hare toestemming verleenen." Vervolgens richtte de burgemeester zich eerst tot de Moeder van den bruidegom en vroeg Haar of Zij Hare toestemming ver leent tot het huwelijk van Haar zoon met H. K. H. Prinses Juliana Louisa Emma Marie Wilhelmina der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, Hertogin van Mecklenburg, enz. enz. Nadat deze vraag bevestigend was beant woord, richtte hij zich tot de Moeder van de bruid. Toen ook de Koningin de vraag bevesti gend had beantwoord, richtte de burge meester zich weer tot bruid en bruidegom. Hij verzocht hun op te staan, elkander de ontbloote rechterhand te geven en de vra gen, welke hij hun stellen zou, bevestigend te willen beantwoorden. Aan den bruidegom vroeg de burgemeester: „Prins Bernhard Leopold Frederik Ever- hard Julius Coert Karei Godfried Pieter van LippeBiesterfeld, verklaart gij in tegen woordigheid Uwer getuigen. H. K. H. Prinses Juliana Louise Emma Marie Wilhelmina der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau. Hertogin van Mecklenburg, enz. enz. aan te nemen tot Uwe echtgenoote?" Na de bevestigende beantwoording van deze vraag ging de burgemeester als volgt voort: „Verklaart Uwe Hoogheid getrouwelijk alle plichten te zullen vervullen, welke de wet aan den huwelijken staat verbindt?" Nadat Prins Bernhard ook deze vraag be vestigend had beantwoord, richtte de burgemeester beide vragen in gelijken zin tot Prinses Juliana en toen H. K. H. het zelfde antwoord als haar bruidegom had gegeven, zeide de burgemeester: „Dan verklaar ik, als ambte naar van den Burgerl. Stand in naam der wet, dat Z. D. H. Prins Bernhard Leopold Frederik Everhard Julius Coert Karei Godfried Pieter van LippeBiesterfeld en H. K. H. Prinses Juliana Louise Emma Marie Wilhelmina der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, Hertogin van Mecklenburg, enz. enz. in den echt zijn verbonden." Nadat bruid en bruidegom aan het ver doek van den burgemeester weder op hun zetels plaats te nemen, hadden voldaan, hield de burgemeester de volgende toe spraak: Rede van den burgemeester. Koninklijke Hoogheden. Het is mij een buitengewoon voorrecht de eerste te mogen zijn, die U oprecht geluk wenscht met Uw besluit, dat ik zoo even in naam der wet mocht bekrachtigen. Majesteit. Het zij mij vergund, ook Uwe Majesteit mijn eerbiedigen gelukwensch aan te bie den. nu Zij het geluk mag smaken, met Haar volle instemming Haar eenig kind verbonden te zien aan den man, naar wien de keuze van haar hart uitging. Auch erlaube ich mir der Mutter und dem Bruder setnor Königlichen Hoheit des Prinzen Bernhard, sowie den verehrten weitern Verwandten des hohen Ehepaa- res, meine aufrichtigen Glückwünsche anzubieten. Het bruidstoilet van de Prinses is van ivoorkleurig satijn en in overleg met H. K. H. in een eenvoudig, smaakvol1 gedrapeerd model, waarvan de sierlijke lijnen aan een Grieksch gewaad doen denken, met mcmtèau de cour, vervaardigd. De sluier is in tulle geborduurd met zilveren rozen, zoodanig gerangschikt, dat men daarin de emblemen van LippeBiester feld herkent. De bruidskrans is van Oranjebloesems en gegarneerd met vijf echte brillonten rozen, in grootte afloopend, wederom zoodanig gearrangeerd, dat zij het embleem LippeBiesterfeld vormen. De ceintuur is gegarneerd met naturel oranje bloesems, waarbij als aardige bijzonderheid is te vermelden, dat déze afkomstig zijn gedeeltelijk van bloeiende oranjêboomen van' paleis Het Loo, gedeeltelijk gezonden door eenige Nederlanders wonende in Italië. De manteau de cour, waarvan de sleep vijf meter lang is, werd opgehouden door de vier bruidskinderen, in hét wit gekleed. Wat de japonnen der twaalf bruidsmeisjes betreft en waarvan het model dezelfde idee als de bruidsjapon weergeeft, deze zijn bij twee tegelijk in fijne zijden crêpe, in een der pasteltinten lila, bleu, groen, geel, oranje, rose, vervaardigd. Zooals te be grijpen is, maakten deze zachte tinten, die op treffende wijze de kleuren van den regenboog weergeven, een ongemeen fraai effect, hetgeen nog geaccentueerd wordt door dé fluweelen coiffures en ceintuurs, welke in eenzelfde kleurengamma, doch in donkerder tinten en die in fluweel zoo warm aandoen, gehou den zijn. Ook de zijden schoentjes zijn in donkere tinten, terwijl de lange handschoenen, als aansluitende aan de japon, in de pasteltipten gehouden zijn. Deze tinten zijn speciaal uitgezocht door H. K. H. de Prinses zelve, die op den blijden dag van Haar huwelijk het symbool van den regenboog heeft willen bezigen om de plechtigheid zoo mogelijk nog aan lüisfer' en innigheid te doen winnen. Immers de regenboog, teeken van het verbond tusschen hemel en aarde, is het symbool van een bfijde en hoopvolle stemming. Koninklijke Hoogheden. Jonge Echtgenooten. Het is wel het grootste geluk, dat ons menschen beschoren kan zijn, wannéér een man en een vrouw elkander in op rechtheid verklaard hebben, dat het hun liefste wensch is om voortaan samen hun leven te leiden, schouder aan schouder te staan om samen te dragen wat ieder aan zorgen en verdriet te torsen krijgt, maar ook om de vreugde en de heerlijkheid van het leven tezamen te genieten. Elk van U heeft het geluk gekend van een zonnige jeugd, omringd als Gij waart door 4e liefde vandie U het paaste stonden, Wat dc toekomst U brengen zal, .niemand kan het U zeggen. Maar vast staat, dat dé band, dien Gij heden gelegd hebt, U sterk zal maken in de smart, omdat Gij elkan ders troost zult hebben, U de vreugde dub bel zal doen genieten, nu Gij immers het ■geluk van den ander als eigen geluk zult ei-varen. Naar menschelljke berekening zal U, Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana, een maal moge het tijdstip nog heel verre zijn de Kroon der Nederlanden te dra gen worden gegeven. Op den hoogen en daardoor noodwendig eenzamen post, dien Gij dan zult innemen, zal het voor U een heerlijkheid zijn, naast U een man te heb ben, aan wien Gij al Uwe zorgen en moei lijkheden zult kunnen toevertrouwen, een man, die U kent en begrijpt, voor wien Gij Uw hart kunt uitstorten en die als geen ander deelen zal in Uwe blijdschap en vol doening, wanneer de uitkomst de juistheid van moeilijke beslissingen aantoont. Dan zal voor U beiden het eenvoudige woord uit het burgerlijk wetboek, waarvan Gij zooeven de naleving hebt beloofd: „de echtgenooten zijn elkander wederkeerig getrouwheid, hulp en bijstand verschul digd", eerst recht een hooge beteekenis verkrijgen en zal het U. Prins Bernhard, een genot kunnen zijn om Uwe echtge noote in zoo menig opzicht dien bijstand te verleenen, die Haar de vervulling van Hare hooge taak lichter zal maken. Op dit oogenblik lacht echter gelukkig nog een blijde, zorgelboze toekomst U bei den tegen. Hartelijk verheugen zich Uwe moeders en Uw broeder in Uw jong geluk en het zal U goed gedaan hebben te zien, hoe het- Nederlandsche volk, dat U, prin ses, vpn Uwe geboprtp af op de handen heeft gedragen, in dtfse maanden met U heeft medegeleefd, gelijk het in deze uren bij honderdduizenden op ,-en langs de stra ten van deze stad, bijmillioenen aan de radiotoestellen over vier werelddeelen ver spreid. U zoo nabij-, tracht te zijn als slechts mogelijk is. Gij hebt het zij mij vergund dit tc zeggen die groote aanhankelijkheid verdiend. Zoo jong Gij nog zijt. hebt Gij toch reeds jaren geleden Uw persoon in gezet tot leniging van nood. Gij hebt in crisistijd den stoot gegeven tot de oprich ting van een instelling, die licht bracht in de duisternis, welke in vele gezinnen heerschte cn Gij zijt die instelling door Uwen bijna dagelijkschen arbeid blijven steunen. En toen Gij werd aangezocht om de opperste, leiding op U te nemen van den omvangrijken arbeid van het Neder landsche Roode Kruis, waart Gij ook daar toe aanstonds bereid. Dat Gij, Prins Bernhard, thans onze Prins der Nederlanden. U onmiddellijk ge zet hebt aan de bestudeering van ons economisch leven door bezoeken aan be langrijke centra in alle .deelen van ons land. door Uwen arbeid ook aan de instelling, die het geesteskind was van den eersten Koning, het heeft groote waardeering ge wekt bij de Nederlanders, wier hart U reeds geopend was, omdat Gij hun geliefde Prinses deed stralen van geluk, die Neder landers, wier taal Gij al dadelijk zoo goed bleekt te beheerschen. wier aard zich tot Uwen eenvoud aangetrokken gevoelde. Aldus hebt Gij beiden aan ons volk de hand gereikt en het heeft die met graagte gegrepen. Na hetgeen Gij beiden reeds deedt, be hoef ik U niet te vragen, trektj.-die hand niet terug Komende van de plaats, waarop Gij staat, kan een enkel woord, een enkele daad van U zoo vaak tot zegen zijn. Een woord van bemoediging door U gesproken. Uw blik waaruit deelneming spreekt, geven kracht in droefenis. Uw waardeerend woord wordt door hem, wien het gold, zijn leven lang niet vergeten. Zóó mede te leven met ons volk, het kost Gij hebt het reeds ervaren groote in spanning en zelfverloochening, maar dui zendvoudig vindt Gij die beloond in de liefde en de aanhankelijkheid van dank baar Nederland, dat in deze dagen tailooze beden omhoog zendt voor U beider geluk. Neemt Gij U voor in het leven, dat Gij thans samen beginnen gaat. allereerst elkander te dienen in trouwe toewijding, aan Uwe moeders Uwe kinderlijke liefde te blijven schenken en om U heen, in het volk te midden waarvan Gij leeft, den zegen te verspreiden van Uw medeleven en Uwe belangstelling, dan zult Gij stellig de daad, die Gij heden hebt verricht,, als de beste, de mooiste van Uw leven blijven be schouwen. Toen de burgemeester wa' uitgesproken verzocht hij den assisteerenden ambtenaar, den heer P. C. Wesseling, referendaris ter gemeente-secretarie en chef van de afdee- ling bevolking, verkiezingen en burgerlijken stand, de huwelijksacte voor te lezen, welke als volgt luidt: De huwelijksacte. Heden den zevenden Januari negentien honderd zeven en dertig zijn voor mij. ambtenaar van den burgerlijken stand der gemeente 's-Gravenhage, Salomon Jean René de Monchy, burgemeester van 's-Gra venhage, in het openbaar, in het huis dei- gemeente verschenen, ten einde een huwe lijk aan te gaan: Zijne Doorluchtige Hoogheid prins Bernhard Leopold Frederik Everhard Julius Coert Karei Godfried Pieter van Lippe-Biesterfeld, oud vijf en twintig ia- ren, geboren te Jena, wonende alhfer, meerderjarige zoon van wijlen zijne door luchtige hoogheid prins Bernhard Kasi- mir Friedrich Gustav Heinrich Wilhelm Eduard zur Lippe en van Hare doorluch tige hoogheid prinses Armgard Kunigunde Alharda Agnes Oda zur Lippe-Biesterfeld. oud drie en vijftig jaren, wonende te Reckenwalde. Kreis Bomst. en Hare Ko ninklijke Hoogheid prinses Juliana Louise Emma Marie Wilhelmina der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau. hertogin van Mecklenburg. enzoovoorts, enzoovoorts, oud zeven en twintig jaren, geboren te 's-Gravenhage. wonende alhier, meerder jarige dochter van wijlen Zijne Koninklijke Hoogheid Hendrik Wladimir Albrecht Ernst, prins der Nederlanden, hertog van Mecklenburg, vorst van Wenden, Schwerin en Ratzeburg graaf van Schwerin, heer van de landen Rostock en Stargard, enzoo voorts. enzoovoorts. en van Hare Majesteit Wilhelmina Helena Pauline Maria, bij de gratie Gods Koningin der Nederlanden, prinses van Oranje-Nassau, hertogin van Mecklenburg, enzoovoorts, enzoovoorts, en zoovoorts, oud zes en vijftig jaren, wonende alhier. De afkondiging van dit huwelijk is zon der stuiting afgeloopen en had alhier plaats op den negentienden December negentienhonderd zes en dertig. Hare doorluchtige hoogheid voornoemd, moeder van den bruidegom en Hare Majesteit mede voornoemd, moeder van de bruid, alhier tegenwoordig, hebben ver klaard, dat Zij Hoogstderzelver toestem ming geven tot het aangaan van dit huwelijk. Bruidegom en bruid hebben mij over gelegd de bij de wet voorgeschreven akten en bescheiden. Zij verklaarden elkander aan te nemen tot echtgenooten en getrouwelijk te zullen ver vullen alle de plichten, welke de wet aan den huwelijken staat verbindt, waarna ik in naam der wet heb verklaard, dat Zij door den echt aan elkander zijn verbonden. Ais getuigen waren tegenwoordig: Zijne Doorluchtige Hoogheid Prins Ernst Asch- win Georg Carol Heinrich Ignatz zur Lippe-Biesterfeld. oud 22 jaren, wonende te Berlijn, broeder van den bruidegom; BINNENLAND. Prins Bernhard benoemd tot Prins der Nederlanden; prinses Juliana tot Prin ses van Lippe Biesterveld. (2e Blad). Koninklijke onderscheidingen voor de hee- ren dr. Colijn, jhr. W. Röell, jhr. Beelaerts van Blokland, jhr. Van Karnebeek en mr. S. J. R. de Monchy. (4e en le Blad). Perry slaat Vines in 4 sets. (Sport. 4e Bl.)« Successen van Willy den Ouden in Dene marken. (Sport, 4e Blad). De enorme belangstelling op het Buitenhof. Honderden volgden het voorbijtrekken van den stoet met behulp van een pèfiscööö. BUITENLAND. Nadere gegevens over de successen, del1 Spaansche nationalisten voor Madrid. (3e Blad). Roosevelt's boodschap aan het Congres. (4e Blad). Versterking der Duitsche grenzen bij Polen? (Buitenland. 4e Blad). Degrelle voor een Italiaansche radio-zender (Buitenland, 4e Blad). ZIE VOORTS LAATSTE BERICHTEN EERSTE BLAD. Zijne Hoogheid Hertog Adolf Friedrich Albrecht Heinrich zu Mecklenburg, oud 63 jaren, wonende te Bad-Doberan, oom van de bruid; Zijne Doorluchtige Hoogheid Prins Julius Ernst Rudolph Friedrich Vic tor zur Lippe, oud 63 jaren, wonende te Dresden-Blasewitz, oom van den bruide gom; Rabe Caspar Heinrich Aschwin Maria Laurentius Joseph Ludwig graaf voir Oeynhausen-Sierstorpff, oud 37 jaren, wo nende te Bad-Driburg. Kreis Höxter, neef van den bruidegom; Jonkvrouwe Louise Pauline van de Poll, oud 79 jaren, dame du palais honoraire van Hare Majesteit de Koningin, wonende te Zeist; Jonkheer Frans Beelaerts van Blokland, oud 64 jaren, kamerheer in buitengewonen dienst van Hare Majesteit de Koningin, vice-presi dent van den Raad van State, wonende alhier; Joham Huizinga, oud 64 jaren, hoog leeraar aan de Rijksuniversiteit te Leiden, wonende te Leiden en Alexis von Pantschu- lidzew, oud 48 jaren, kolonel in het voor malig lijfgarde Grodno huzaren-regiment in het Keizerlijk Russische leger, wonende te Reckenwalde, Kreis Bomst. Hiervan is deze akte opgemaakt, welke overeenkomstig de wet is voorgelezen. Deze huwelijksacte, welke volgens wette lijk voorschrift in tweevoud is opgemaakt en door ieder tweemaal geteekend moet worden, werd allereerst .onderteekend door den bruidegom, vervolgens door de bruid, daarna door prinses Armgard als moeder van den bruidegom, vervolgens door H.M. de Koningin ais moeder van de bruid, dan door de getuigen en tenslotte door- den bur gemeester. Na de onderteekening overhandigde de burgemeester den bruidegom het trouw boekje en aan den d.d. grootmeester van de prinses een extract uit de huwelijks acte den zoogenaamden kerkbrief welke bairon Rengers in de kerk aan prof. Obbink te<r hand heeft gesteld. Het trouwboekje is, wat den inhoud be treft. gelijk aan het boekje, wat aan lederen bruidegom na de voltrekking van zijn huwelijk wordt uitgereikt. Men heeft alleen door een andere indeeling van de twee eerste bladzijden het mogelijk ge maakt, dat de namen van bruid en bruide gom voluit geschreven konden worden. Het is tien minuten voor twaalf als de boden de deuren van de trouwzaal openen. Prins Bernhard's gelaat staat strak en ernstig cn ook prinses Juliana schijnt onder den indruk van de plech tigheid ten stadhuize, welke thans ten einde is. De huwelijksacte werd door prinses Juliana en prins Bernhard geteekend met de gouden veder, het geschenk der Haagsche burgerij, waarmede het paar ook de acte van ondertrouw op 19 De cember j.I. heeft geteekend. De familieleden en de getuigen van bruid cn bruidegom teekenden met zilveren vulpenhouders. Bij het verlaten van de trouwzaal liepen H. M. de Koningin en prinses Armgard achter het jonge paar. Op de gang hielp de kamerbewaarder van den burgemeester Hare Majesteit bij het aantrekken van Haar mantel. Door den gang van het stadhuis begaf de stoet zich weer naar de vestibule. Een breede Perzische looper was uitge legd. De deuren van een der wachtkamers waren verwijderd en in de nis in deze kamer was een schouw geplaatst en een vuur aangemaakt. Een prachtig Perzisch kleed, waarin jachttafereelen verwerkt, bedekte de hall van het stadhuis, welke, naar men weet, den gang in twee gelijke deelen scheidt en door den koepel van Daniël Mareau overwelfd wordt. In de hall waren vier gobelin-stoelen uit bet tijdperk van Lodewijk XIV neer gezet. Ook in den gang stonden cadetten en adelborsten als een eerewacht opge steld. Bloemstukken van witte begonia's hingen ter weerszijden van het koepel vormige uitsteeksel naar beneden. Men zie vervolg pag. 2 Tweede Blad. 3—1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 3