Gala-avond in de residentie - Aankomst gasten voor het Vorstelijke huwelijk LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad 77ste Jaargang FEUILLETON Het huis der mysteries IS HET 01) EON-THEATER IK DEN HAAG - vood een vertooning voor ge- TER GELEGENHEID VAN HET VORSTELIJKE HUWELIJK werd te POLITIE-AGESTEN IN' ENGELAND worden noodigden plaats van films, opgenomen door Prins Bernhard. De aankomst van NoordwijJt een historische optocht gehouden, voorstellende het bezoek van geoefend in het dragen van gasmaskers. Agenten het. Prinselijke paar, dat begroet werd door bruidsmeisjes - en bruidsjonkers. Frederik Hendrik in 1623 aan Noordwijk voor een jachtpartij. met gasmaskers in een auto. DE HERTOG VAN KENT OP YPENBURG AANGEKOMEN. Gistermorgen arriveerde de Hertog van Kent, één dar gasten voor het Vorstelijke huwelijk, op het vliegveld Ypenburg. Onze foto geeft het moment, dat de hertog zijn vlieg tuig verlaat. Geheel links de Engelsche gezant, sir Hubert Montgomery. DE GALA-AVOND GISTEREN IN HETi GEBOUW VOOR K EN W- IN DEN HAAG. De Vorstelijke personen tijdens het spelen van het Volkslied. Links de Hextog van Kent. In het midden: Prinses Juliana en Prins Bernhard en H.M. de Koningin. Uit het Engels óh door H. A. C. S. (I£ „Goed." Ik zette het doek weer op de plank. Het was, toen ik aan het lezen was, erg stil gewordeai; het licht der maan scheen wit en rustig op het grasveld en op de onbewogen donkere booman. „Waar ls haar kamer?" „Op de derde verdieping. Achter in de hall is een trap, die naar de derde ver dieping gaat. Haar kamer ls aan den rech terkant van de hall, op de derde verdie ping, de kamer in den gevel. U zult het zonder eenige moeite vinden. Blijf niet te lang weg, zuster Keate. Ik voel mij een beetje nerveus, niet erg lekker. Ik weet zeker, dat Ik mij beter zal voelen, als ik met Florrie gesproken heb." De ruime hall was rustig en verlaten. Alleen het nachtlicht verlichtte haar flauwtjes. De rest van de familie was blijk baar gaan slapen, want er was geen geluid van stemmen of eenige beweging ln het ge- heele huis. De stilte was zóó Intens, dat, toen ik het trappenhuis doorging, ik dui delijk de groote klok beneden kon hooren tikken, langzaam en bedaard. Ik liep nogal vlug de hall door, langs al de dichte deu ren. Heel gemakkelijk vond ik aan het einde, nadat ik een paar treden opgegaan was en op een rechthoekigen overloop was aangeland, de tr^p pjjar d,e derde verdie ping. Is:' was daar op den overloop nog een trap. die, blijkbaar, naar den achterkant van het huis liep; in den tijd, dat het huis gebouwd werd. was een achtertrap op zich zelf al iets deftigs. Er was ook iets in het slapende huis en in de stille, donkere hall, dat mij een on prettig gevoel gaf. En een onaangename herinnering bracht mij plotseling Bayard Thatcher vóór den geest Bayard That cher. die verminkt en dood op het kaxpet in de bibliotheek lag. Het zwijgende huis kende en verborg het geheim van zijn dood. Ik bracht mijn muts in orde, en liep de trap op. en vond den weg. door mij aan de leuning vast te houden, tot ik boven aankwam op een nauwen overloop, waar de strepen maanlicht er als spookachtige vin gers uitzagen. Ik had geen moeite met Adela's uitleg. De deur, welke die van FlorTie's kamer moest zijn, was dicht, en ik klopte en klopte nog eens. Er kwam geen antwoord. Het maanlicht maakte den vloer wit. Het was erg stil. Niet het minste geluld, hoe zwak ook, was te hooren. Ik klopte nog eens; ditmaal harder, ter wijl ik bij mij zelf wenschte, dat ik maar weer terug was, in Adela's lichte kamer. Nog liever, in mijn eigen kamer, de deur op slot. Met de deur op slot! Had Florrie niet gezegd, dat zij altijd haar deur afsloot? Zij had ook andere dingen, dwaze dingen, gezegd. Bespottelijke dingen. „Florrie", riep ik. Mijn stem was niet erg vast. Ik zei, wat duidelijker: „Florrie, miss Adela heeft u noodig." Nog was er geen antwoord. Ik geloof, dat het de doodelijke stilte was. die mij benauwde, meer nog dan de herianeriag aan haar Oiihgjxouwaji, malle stem, waarmee ze gezegd had: „Vermoord, terwijl ik slaap vermoord, terwijl ik slaap." Maar wat het ook was, ik werd door een plotselinge vrees overvallen. Zij moest antwoorden. Zij moest de deur open ma maken. Mijn geklap weerklonk op het stille portaal. Op eens trilde alles aan mij. Mijn handen beefden, toen ik de deur probeerde open te krijgen, en er tegen drukte, en aan den knop rukte. Zij was op slot, en nog kwam er geen antwoord van het meisje, daar op haar kamer. Toen opeens vloog ik. alsof mijn lichaam, tegen mijn wil, vanzelf handelend optrad, buiten mijn eigen bewustzijn om, de nauwe trap af, terwijl ik de leuning vastgreep, holderdebolder, den overloop over, en de lange hall door. Ik weet zeker, dat Ik niet schreeuwde, maar misschien maakten mijn voetstappen het unheimische huis wakker. In een onbestemd verlangen Adela te hel pen, stond ik eerder vóór Janice's deur dan vóór die van Adela, en klopte en snikte het een of ander uit. Ze gooide de deur open, en haar gezicht was even wit als haar nachtjapon. „Wat is er? Zuster Keate. „De sleutels", zei ik. „Florrie. Er is iets niet in orde. Wij moeten een sleutel van haar kamer hebben." Zij vroeg niets. Zij greep een kamer japon, van een stoel, „Adela heeft de sleutels. Ik zal. Wij waren in Adela's kamer, en zagen haar angstige oogen, terwijl ze naar de sleutels zocht. Weer holden wij de hall door. Hilary kwam plotseling uit een kamer te voorschijn, in een paars gestreepte pyama, hij hijgde iets, wat ik niet ver- stoad, en volgde ons. Vaag drpug h£t tot mijn bewustzijn door, dat Evelyn er ook v as, want ik herinner mij. dat haar lange blonde vlechten naast mij schommelden, toen Janice den sleutel in het slot stak. Wij hadden wat moeite voor we haar kon- lden omdraaien. Florrie's sleutel stak aan ,iden binnenkant in het slot, en tenslotte kreeg Hilary het gedaan. Op dat oogenblik ■was Emmeline er ook: een vreemde ver schijning. in een Japansche crêpe-kimono, pet haar in krullen. Maar wij kregen de deur open. Ik was Jlde eerste, die binnenging. Het maanlicht scheen in de kamer. Het was er zóó licht, dat de gestalte van het meisje op het bed duidelijk te zien was. Achter mij klonk ean soort van gehijg. Toen zei Hilary met een schelle, piepende stem: „OHet meisje is dood!" Maar zij was niet dood. Zij was, en is, voor zoover ik weet, nog in leven. Maar zij was zóó dicht bij den dood als soms met menschen het geval is, die toch nog leven. Zij bevond zich reeds in dien donkeren overgang, waaruit slechts weinigen terugkeeren. Wij kwamen net op tijd. Ik speelde niet bepaald een heldenrol, toen wij Florrie, in het leven terugbrach ten. Maar ik had ondervinding op dit punt. Ik wist, wat gedaan moest worden. Ik wist, toen ik naar den zwakken polsslag aan het zoeken was, waar ik naar kijken moest. En ik vond het op het tafeltje naast haar. Het doosje aspirine-tabletten, dat ik haar had gegeven, stond daar. Het was open. Maai' de tabletten waren geen aspirine. Ik keek, en proefde. wat ft^cte, zwarte kpHie üaar, zoo gauw mogelijk. Haal den dokter. Help mij haar uit bed te krijgen. Overeind. Het meisje is bijna dood door veronal." Wat werkten wij, Evelyn en Janice en ik, terwijl Hilary naar de telefoon holde, en Emmeline naar de keuken, om koffie te maken, en Adela naar boven, om koude doeken, waarna ze met haar doffe blauwe oogen naar ons keek, hoe wij dat logge lichaam op en neer bewogen, op en neer, terwijl we haar, in al haar zwaarte, tus- schen ons in hieldenHilary kwam spoedig terug, hijgend van het trappenloopen, en zei, wat we moesten doen, wat wij al bezig waren te doen, en dat dr. Bouligny onder weg was. En ik herinner mij. hoe oud en vervallen hij er uit zag, gehuld in een vuile oude kamerjas, zijn haar in de war; Hilary. wiens overdreven netheid mij dik wijls denken deed aan een glanzende poes. Wij werkten hard, bijna krankzinnig hard. De nacht was warm, en onze gezich ten glommen. Het kostte de uiterste phy- sische inspanning, het meisje in beweging te houden. Het was verschrikkelijk moeilijk de koffie door het keelgat te krijgen, en lang daarna nog gaf de reuk van sterke zwarte koffie mij een misselijk gevoel, alsof ik flauw zou vallen. Het drong nauwelijks tot mijn besef door, dat dr. Bouligny kwam, en dat achter Adela's bleek-blauwe oogen een angst verborgen lag, toen zij hem ver telde, voorzoover zij kon, wat er gebeurd was. Maar wij redden het meisje. Ofschoon, naar ik vermoed, alleen de dokter en ik wisten, hoe het op het kantje af was, dat wij haar redden. (Wc«(ji vejrygjgd). ENGELSCHE GASTEN VOOR IIET VORSTELIJKE HUWELIJK IN ONS LAND. Gistermorgen arriveerden met de naohtboot uit Engeland te Hoek van Holland, de graai en gravin van Athlone en enkele andere gasten, die het Vorstelijke huwelijk zullen bijwonen. Prinses Alice, gravin van Athlone onderaan de loopplank, verlaat de boot, gevolgd door lady Smith, dochter van den graaf van Athlone, (derde dame van onderat op de loopplank).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 5