De Verlichting van het Kon. Paleis - Aanbieding sabel aan Prins Bernhard Tweede Blad LEIDSCH DAGBLAD j 77ste Jaargang FEUILLETON Het huis der mysteries DE BEIDE KNIELKUSSENS FEEST TER EERE VAN DE JAPANSCHE MARINE, voor de huwelijksplechtigheid in de Groote Kerk, welke door de vereeniging De stad Kobe gaf na afloop der Japansche marine-manoeuvres voor de matrozen een groot feest. Matrozen en „Arbeid Adelt" aan de Prinses en den Prins ten geschenke zijn aangeboden. geisha's op het feest. HET PROEFBRANDEN VAN DE VERLICHTING VAN HET KONINKLIJKE PALEIS AAN HET NOORDEINDE. Doorkijkje. MAURICE CHEV.U.IEK, de beroemde filmartist, DE VROUW VAN CHARLES LAUGHTON, treedt in Cairo op. Chevilier bij aankomst met Elsa Lanchester, als Peter Pan in het gelijknamige stuk, Jat te bloemen verwelkomd. Londen wordt opgevoerd. AANBIEDING VAN EEN WANDELSABEL AAN PRINS BERNIIARD namens de officieren van bet veldleger. De deputatie voor bet Paleis aan bet Noordeindevan links naar recbtsritmeester der cavaJerie H. A. M. Latour, luit.-gen, jhr. W. Röell, commandant van het veldleger, N. Tibo, kapitein van het reg. grenadiers en jagers, kapitein L. J. Span- jaerdt Speekman van de inspectie der genie en kapitein der artillerie mr. R. N, de Ruyter van Steveninck. üit het Engelsch door H. A. C. S. 18) „U kunt er zeker van zijn, dat een in breker niet alleen niet Dave's revolver zal gebruiken, maar haar ook niet zou ver stoppen in de ijskast, in de keuken", zei ze, koeltjes. „Bovendien zou hij er den tijd niet voor gehad hebben. Als u mij nu de medi- oi]n geven wilt, die dr. Bouligny heeft voor geschreven, wil ik gaan slapen." En toen ik, enkele oogenblikken later, bij «et bed stond, met het gevulde spuitje ln Mjn hand, wierp ik een blik op de tafel, be revolver was weg; ik wist, dat zij haar jn de een of andere la moest gestopt heb ben, ergens in de kamer, en ik kon haar t«ker wel gevonden hebben kon haar later wel vinden, als ik zou weten, dat het mijn plicht was, om de kwestie onder de aandacht van den lijkschouwer te brengen. Zij viel, bijna dadelijk, ln slaap. Ik was tezlg het raam in orde te maken, om weg kunnen gaan, toen Pansy aan de deur ktabde, en jankte. Ik liet hem binnen; hij 'aggelde, buiten adem, naar het bed, gaf v'uchtig een lik over Adela's hand, die op Jen rand lag, en kroop op een kussen in "an hoek. Hij was nog zenuwachtig en keek wantrouwend, en met een niet al te wel willende belangstelling, naar mij, toen ik "oor de kamer liep. bf was niet heelemaaJ op mijn gemak, toen ik de kamer emaast binnenging, die voor mij bestemd was en ik knipte het licht aan. Ik herinner mij, dat ik. haastig, de kamer rondkeek, onder het bed, en in de oude kleerenkast en achter het scherm, voor ik de deur dicht en op slot deed. Toch kan ik niet zeggen, dat er iets bepaalds was, waarvoor ik bang was. Het was iets onbestemds, iets geheel ontastbaars. Moord is, als een woord, niet meer dan een woord; maar moord als iets werkelijks, dat zich afspeelt binnen iemands rustige leventje, dat is een geweldige ervaring, iets als een wervelstorm. De Thatchers waren, wat men noemt: aardige menschen. Zij waren beheerscht, gematigd, trotsch. Het ontbrak hun niet aan moed. zij hadden een minachting voor onedele dingen, en zij waren rustig in hun aandoeningen. Onder menschen van deze soort zijn geen moordenaars. Maar Bayard Thatcher was vermoord. Zelfs dien avond, voor ik nog tijd of neiging had te probee- ren, eenige conclusie te trekken, wat be treft de vraag, wie hem vermoord had zelfs toen reeds voelde ik. bij instinct, dat het een van de Thatchers geweest was. Anders zou alles, misschien, niet zoo'n ver- schrikkelijken en zoo'n diepgaanden indruk gemaakt hebben. Het is waar, dat het hee- iemaal ongelooflijk scheen, te denken, dat onder die kalme, rustige, goed-verzorgde oppervlakte vreemde en heftige emoties kookten. Emoties, welke haar wortels moes ten hebben diep, diep onder de ietwat pa radoxale, maar strenge orde. welke wij be schaving noemen, en welke moord buiten sluit. Tegen mijn verwachtingen in viel ik op eens in een diepen droomloozen slaap; ik was, natuurlijk, wanhopend moe. De nacht, die een heldere maannacht was, was, voor- zoover ik weet, volkomen vredig. Ik geloof zelfs niet, dat er tranen gestort worden om Bayard. Het was reeds morgen, toen ik met een schok wakker werd, in de overtuiging, dat ik ergens, vlakbij, het geblaf van een hond gehoord had. Het was echter opgehouden op het oogenblik, dat ik klaar wakker was, en Ik hoorde het niet meer. Het was een warme, rustige zomermorgen, voor dat uur te warm, maar aangenaam en kalm. Het vreeselijke, dat gebeurd was, was, op on gelooflijke wijze, uit mijn bewustzijn ver dwenen. Ik haastte mij nogal, met kleeden. Mijn vrees van den vorigen avond leek onwerke lijk, toen ik de deur opendeed, en de hall daar vredig en vol zonneschijn vóór mij lag. Adela's deur was op slot, en zij gaf geen antwoord, toen ik klopte, en dus ging ik rustig verder; het was goed haar zoo lang mogelijk te laten slapen. Boven was niemand te zien, alleen Florrie ont moette ik, in de hall beneden. Haar groene kamerjapon was helder en frisch, zooals altijd, maar haar muts was uit haar fat soen, en zij zei me, nogal knorrig, goeden- morgen. Ik bleef een oogenblik in de open deur staan, herinner ik mij, om, door het portaal heen, naar het bekoorlijke zonnige grasveld te kijken. Toen ik mij omdraaide, was zij opeens opgehouden een tafel af te stoffen, en keek gespannen naar mij, over haar schouder heen. Zij sloeg dadelijk haar oogen neer en begon heftig met den stoffer te werken, en toen ik zei: „Een mooie mor gen", mompelde zij iets onverstaanbaars, en ging de bibliotheek binnen. Ik liep de hall door. Toen ik bij de deur van de eetkamer was, was er iets, dat mij deed omdraaien. Het meisje stond half bin nen, half buiten de bibliotheek, en keek naar mij. Zij verdween, maar niet voordat ik een vreemdep vijandigen blik van haar had opgevangen. Het bracht mij eenlgszlns in de war, het leek, of zij mij van het een of ander beschuldigde. Evelyn zat achter het groote zilveren koffie-servies. Blijkbaar was zij 's nachts niet naar huls gegaan, want zij had nog die lichte zomerjurk aan van den vorigen middag, een gebloemde neteldoeksche. Ze zag er daarin te vroolijk uit, wat op dat oogenblik niet paste, wat vooral ook uit kwam, toen Janice, een paar minuten later dan ik, in een helder witte linnen morgen japon binnenkwam. „Goeden morgen, zuster Keate", zei Eve lyn. „Er is nog niemand anders, maar wij kunnen Emmeline het ontbijt wel laten brengen. We hoeven niet te wachten. Hi lary en ik bleven vannacht hier, weet u." Zakelijk, rustig, practise!^ Uit Evelyn's manier van doen zou men nooit hebben kunnen vermoeden, dat er iets ongewoons gebeurd was. Har gouden haar glansde, en zat netjes, zij hield haar schouders rechtop, haar donkere blauwe oogen keken rustig en onverschillig, en alleen de donkere kringen er omheen lieten zien, dat het, zooals ook wel moest, een nacht van angst geweest was. Haar evenwichtigheid dwong mijn be wondering af, ofschoon ik vermoed, dat deze niet zoozeer te danken was aan moed als wel aan een zeker gemis van tempera ment; een eigenschap, welke alleen oog doet hebben voor de practische, materieele kanten van een probleem. Zij zou zichzelf nooit lastig vallen met twijfel of berouw of vrees. Zij bekommerde zich alleen om haarzelf, op een egoïste manier. Haar bruine hand was heel rustig, toen zij de bel aanraakte en haar stem klonk helder, toen zij Emmeline vroeg om het ontbijt te brengen. Zij was bezig voor mij koffie in te schenken, toep Janice binnen kwam. „O, kind ik verwachtte jou niet zóó vroeg beneden. Hier, ga hier zitten. Ik wilde jou niet van je plaats achter het koffieblad verdringen." „Nee, nee, blijf zitten". Janice ging, ver moeid, op haar gewone plaats zitten. „Goe- denmorgen, zuster Keate. Komt Adela niet beneden ontbijten, Evelyn?" „Zij schijnt nog te slapen", gaf Evelyn ten antwoord, terwijl zij mij mijn koffie gaf. „Dat is wel goed. Zij zag er gisteravond slecht uit. Adela is niet meer zoo jong ais wij". „Dank je". Janice nam haar kop, dronk wat van de koffie en begon er een beetje minder uitgeput uit te zien- Haar blik was door en door vermoeid, maar overigens was haar gezicht tamelijk koel en strak, en even ongevoelig als haar witte jurk. Ik kon niets ontdekken van den hartstocht, die te lezen was in haar brief, van den gevoeligen en bewusten blik, die aan haar gelaat een zoo afgematte en tragische schoonheid gegeven had, gisteravond, toen zij van Allen wegging, terwijl hij daar in de hall stond, en er uitzag, alsof met haar zijn hart en al zijn hoop de trap op ver dween. Zij was vanmorgen niet mooi; ik denk, dat zij al haar gedachten onder drukte. „Heb je kunnen slapen?" vroeg Evelyn. „Nee", zei Janice kortaf. „Waar is Hi lary?" „Hij ging naar huis om zich te scheren, en andere kleeren aan te doen. Hij zal wel heel gauw weer hier zijn. Allen komt met hem mee. Ik dacht, dat wij toch maar hier samen moesten ontbijten. Dr Bouligny zei, dat hij aankomen zou. om ons over de lijk schouwing te vertellen wanneer die plaats moet vinden, en al het andere. Dave slaapt ook lang." .(Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 5