Schip aan den grond geloopen - Prinses Juliana bij Sparta-Feijenoord Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON Iet huis der mysteries •SINT NICOLAAS EN ZWARTE PIET arriveerden per vliegtuig op het vliegveld Ypenburg om het feest van de Haagsche- en Rotterdamsche Aeroclub bij te wonen. De voorzitter, de heer Reinders begroet den Sint en zijn knecht STORMSCHADE LANGS DE KUST. Tusschen Terheyde en Hoek van Holland zijn op verschillende plaatsen de dui nen door de zee weggeslagen. De voet van de duinen was voor den storm bij het paalwerk gelegen. ENGELSCH STOOMSCHIP AAN DEN GROND GELOOPEN. Het nieuwe schip „Orcades" geraakte nabij Barrow in Furnes aan den grond, toen het te water werd gelaten. Het schip liep op een krib en kwam niet meer los. DE WEDSTRIJD SPARTA—FE VEN OORD TEN BATE VAN DEN BLOEDTRANSFUSIE DIENST VAN HET ROODE KRUIS, welke op het Sparta-terrein werd gespeeld, werd bij gewoond door Prinses Juliana. De aankomst der Prinses. DE EN'GELSCHE KEEPER tijdens den interland-wedstrijd EngelandHongarije. DE ZAAK „ONNES VAN NIJENRODE" VOOR HET AMSTERDAMSCHE HOF. Een bezoek aan het kasteel door het hof. V.l.n.r. mr. J, Versteeg (procureur- generaal), mr. Copello van de Cappeyne (verdediger). Tweede van rechts: mr. Muller Massis (verdediger) en rechts: Onnes. Uit het ^ngetsch door H. A. C. S. s" een rustig ontbijt met miss Adela en lice A.dela zag er een beetje strenger ,det haar gouden lorgnet en In haar ;'-<re linnen jurk, en Janice zag er on- Ollijk lief uit boven de roze rozen, die ^"0Qr de ontbijttafel meebracht.ge rende hetwelk de conversatie vriendelijk en voorzichtig beperkt werd tot den y tonder dat er een woord over Bayard Wolvers, of wonden en dokters gespro- terd. keerde ik naar de kamer van "Patiënt terug. dag, het was Donderdag, den 7en Vacht ik in zijn kamer door, of buiten rA kleine balcon. Hij sliep het grootste l,.yan den dag, en ik keek naar de ver- l.yode menschen, die, voor de huls- lj~®8 kwamen en gingen, en ik dacht 'Ju niet te gelooven aanduiding J)k was het een constateeren dat .Van de familie geprobeerd had hem yi-Hoorden. Volgens mij was het niet 'i Het was waar, dat het ongeluk be- eigenaardige kanten had, maar geen yie was geheel overtuigend. Het kwam t;mij op, dat het een beetje vreemd V Hilary geen enkele vraag had ge- over het ongeluk; hij had niet ge- 1 hoe het gebeurd was, of wanneer, telke revolver, of „wist Bayard niet, dat hij geladen was?" en hij maakte geen enkele van de in zoo'n geval gebruikelijke opmerkingen. Maar miss Adela had hem reeds van de zaak op de hoogte gebracht, en het was. in ieder geval, een onbedui dende geschiedenis. Het kleine balcon zag uit over den rozen tuin en over een deel van het grasveld, en, lang uit op den langen ligstoel, die op het balcon stond, kreeg ik verschillende dingen van de huishouding te zien. Een klimplant klom tegen het balcon op, en de takken waren vol rozen, en op dit plekje was het bijna niet uit te houden van den geur. Tot vandaag toe denk ik, wanneer ik door de zon gestoofde rozen ruik, aan de zaak- Thatcher wat, als ik er over ga naden ken, een nogal vreemde tegenstelling is. Janice, die er slank en erg lief uitzag, in haar bleek-groene diemet japon, met het zonlicht op haar warme, donkere haar. werkte een tijdje in den tuin, en was aan het spitten rondom de groote gladiolussen, die begonnen te bloeien, en zij deed het handig, zonder handschoenen, en gaf op een besliste kalme manier, haar orders aan een soort tuinman, een man, die voor alles klaar moest staan, en die, zooals ik later te weten kwam, Higby heette. Eén keer kwam Adela bij haar, en werd gevolgd door een ouden, dikken hond. die haar lieveling scheen te zijn, en de twee spraken met elkaar, naar het mij leek, op een nogal ge agiteerde manier. En één keer, gedurende den morgen, kwam het gele autotje weer de laan op rijden. Er zaten twee menschen in, dit keer, een vrouw, die ik vermoedde, dat Evelyn was, die ik had hooren noemen Hilary's vrouw, en een jonge man. Zij praatten ook een tijdje met Janice, en ik was in de gelegenheid hen langdurig, al was het dan ook niet van heel dicht bij gade te slaan. Evelyn was een groote, opvallend- knappe vrouw, van omstreeks veertig jaar, met glanzend blond haar, dat zij in een eenvoudige knot in haar nek droeg met een bruin gezicht, een fijn profiel, en oogen, die zooals ik later ontdekte, zeer donker bruin waren. Zij zag er ook uit als iemand van zeer goede familie; haar manieren wa ren evenwichtig en eenvoudig, zij had een aangeboren waardigheid, en was toch een voudig en open, en had charme, wat van alle vrouwen der familie Thatcher het bij zondere was. Ik betrapte mij zelf er op dat ik dat misbruikte en verouderde woord „aristocraat" weer gebruikte: het was het eenige woord, dat je gebruiken kon, om de Thatchers te beschrijven. De jonge man. die haar vergezelde en die met Janice bleef praten, toen Evelyn That cher het huis inging, leek zóó sprekend op Evelyn, dat ik eerst dacht, dat hij haar zoon was. Toen ik scherper keek, merkte ik echter, dat hij daarvoor te oud was en kwam ik tot de conclusie, welke juist bleek, dat hij haar broer was. Later kwam ik te weten, dat hij Allen heette Allen Carick en dat hij bij de familie Hilary Thatcher op den heuvel, logeerde. Indien ik vermoed had, welk een belang rijke rol hij spelen zou in het vreemde en vreeselijke drama, dat toen, zonder dat ik het wist, bezig was zich te ontwikkelen, zou lk meer aandacht aan hem geschonken hebben. Op dit oogenblik lette ik slechts vluchtig op hem, ofschoon het mij trof, dat hij één keer, toen Janice haar hand schramde aan een doorn van de rozen, die zij aan het snijden was, haar hand greep en de schram met wat meer bezorgdVd dan wel noodig was bekeek. En ik wa„ er bijna zeker van, dat Janice een beetje blqosde, ofschoon het ook mogelijk was, dat dit toe te schrijven was aan de hitte van de zon. Dave Thatcher, die natuurlijk, Janice's man was, en de jongere broer van Adela en Hilary, verscheen niet aan de lunch of aan het middagmaal. Aan de lunch hoorde ik Emmeline aan miss Adela vertellen, dat hij naar het kerkhof was gegaan, wat wel eenlgszins het kleine mysterie, dat om hem heen begon te hangen, grooter deed wor den. Vooral toen uit iets, dat Janice zei, mij duidelijk werd, dat op het kerkhof, waarover gesproken werd, het familiegraf was, en dat het zich op ongeveer vijf minuten afstand van het huis bevond. Niet bepaald een tocht voor een geheelen dag. En ik moet Emmeline niet vergeten, die in den loop van den middag schoon linnen goed op de kamer van mijn patiënt bracht. Zij was een donker uitziende, lange, onge looflijk-magere vrouw, met ijzerkleurig grijs haar, dat strak naar achteren gekamd was, met ouderwetsche kammen op zij van haar hoofd; en zij had een manier, om naar je mond in plaats van naar je oogen te kijken, wat zeer begrijpelijk, met het oog op haar doofheid, maar niet bepaald aardig was. Ook was het niet aardig, zooals zij, op een zonderlinge manier, met haar handen draaide en steeds aan het werk ermee was. door voortdurend zenuwachtig haar vingers langs de handpalmen te schuren, terwijl zij overigens stokstijf stil stond. Met haar vreemde, harde, klanklooze stem, zooals erg-doove menschen die heb ben, vroeg zij Bayard, hoe hij zich voelde, zij knikte eventjes, toen hij „beter" schreeuwde, wierp op mij een buiten- gewoon-scherpen blik, ging weg, en zag er vaji achteren uit als een merkwaardige groote zwarte kleerenhanger met een hoed op zijn kop. Het was, met dat al, voorzoover ik het voelde, een slaperige en min of meer pret tige dag. De dokter bracht ons een kort be zoek, niet lang na de lunch; Bayard was over zijn praatzieke stemming heen, en was zwijgzaam geworden, en lk bracht den warmen lui-makenden middag door op den ligstoel op het balcon, met zooveel mogelijk van een dutje te genieten. Hilary kwam een oogenblik binnen, na het middagmaal, maar bracht mijn patiënt slechts een zeer kort bezoek; omstreeks half tien begon het te regenen, om tien uur maakte lk mijn patiënt klaar voor den nacht, en op zijn verzoek deed ik de deur naar de hall op slot, en installeerde mij zelf weer op de chaise-longue. Ik voelde mij be slist gebelgd over deze regeling: hij had heelemaal geen verzorging noodig voor den nacht, en lk had mij voorgesteld een onge stoorde nachtrust te genieten in de koele slaapkamer ernaast. Maar na jaren van verpleging ben lk, meer dan ik lust heb om te erkennen, ge wend geraakt aan de grillen van mijn pa tiënten. Ik maakte het mij zoo gemakkelijk mogelijk in de sitsen kussens. Ik had alle lichten in de slaapkamer uitgedaan, en in de aangrenzende badkamer; mijn patiënt sliep blijkbaar een vasten slaap, en in het huis, dat den geheelen dag rustig geweest was. heerschte thans een nog zwaarder en nog pijnlijker stilte. Slaperig kwam de ge dachte bij mij oo, dat het bijna leek of het zijn adem inhield. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 5