Het wrak van de Sch. 68 gelicht - Afscheid Marix Loevensohn
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
line Jaargang
LARS HANSEN
FEUILLETON
HET WRAK VAN DE- SCH. 68 GELIOlJLT Zooals men zicb herinnert, zonk cle Sche-
yoningaohe logger ljin.q^n de pieren van IJmuiden, waarbij vier slachtoffers vielen te
betreuren. Zaterdag slaagde men erirf het wrak te lichten, dat vervolgens naar de
bergh&ven werd overgebracht.
OP HET VOORMALIGE TERREIN' der
Bata-agsche Petr. Maatschappij te Rotter
dam moest een schoorsteen gesloopt worden.
In den val werd een tweedèn meegenomen.
NATION^E VELDLOOP VAN DE „ZWALUWEN"
te Kijkduin. De winnaar in de klasse X- ei* B. y. Ypereo
uit Rotterdam bereikt de eindstreep.
MR. JOSEPH E. DA VIES de DE HULDIGING VAN EEN 100-JARJGE. Gisteren vierde Pietje v&n den Broek te
nieuw benoemde Amerikaansche Eindhoven zijn 100-sten geboortedag. De kabouterkoning brengt Hem zijn gelukwensch.
gezant te Moskou. In het midden de jarige, rechts zijn 90-jarigezuster, links zijn 70-jarige dochter.
DE LUCHTBOMBARDEMENTEN OP MADRID - door de nationalisten, richten AFSCHEID VAN DEN CELLIST MAJRIX LOEVENSOHN VAN HET CONCERTGEBOUW-ORKEST,
in de Spaansohe hoofdstad ontzettende verwoestingen aan. Een uit zes verdiepingen prof. dr. Willem Mengelberg overhandigt den scheidenden musicus e£D krans,
bestaand huizenblok werd tijdens een nachtelijken luchtaanval zwaar beschadigd.
BM OVERWINTERING OP SPITSBERGEN
(I SPITSBERGENS VOLD)
Een schets uit het leven der
IJszeevaarders.
Uit het Noorsch vertaald door
PH. ROOS Mz.
K)
2oo gezegd, zoo gedaan! Het bleek dat er
wn beetje proviand aanwezig was,
•aarhij meel In goeden toestand en tot
groote blljdsóhap, een beetje koffie en
sy melk. Zij hadden misschien van
™Mschap kunnen hullen, ware die ver-
^Mikelijke aanblik in de kooien niet ge-
j™-®5'- Zooals nu het geval lag, deden zij
fj'lgend hun werk. Zij hadden het gevoel,
Zij zich op een kerkhof bevonden,
wit van hen glnKen °P zoefc naar
dfMnout. want hier binnen vonden zij
E Zoowel hinnen als buiten was na-
dien bevroren en alles lag
ruP de sneeuw begraven. Qe afstand
j~f "et schip was niet groot en Karl en
«Zer trokken daarheen. Zij brachten
ihan P'ar|ken en duigen mee. Terwijl Jo-
Wk kac'lel aanmaakte zei hij
zullen hier niet meer stoken dan
52? ®®?dig js om koffie te zetten want ik
.tiet veel lust om deze lijken hier bin-
te laten ontdooien",
ten maaltijd zij haddgp °dk een
beetje stokvisoh gevonden, die zij hadden
gebeukt en gekookt overviel hun de
slaap, voor zij er op bedacht waren. Door
het eten en de warme koffie voor hen
natuurlijk een ongekende weelde en na
den moeilijken tocht, waren zij zoo loom
geworden, dat zij de oogen met hadden
kunnen open houden. Zij sliepen rustig
en vast.
Zij hadden er geen voorstelling van. hoe
lang ze wel hadden geslapen, toen Johan
ontwaakte. Hij was opeens helder wakker
en door en door koud. Zij lagen met z'n
driëen op de vloer en over hen, tot aan de
deur, lag een laagje glinsterende droge
sneeuw, die door de stukgeslagen ruit naar
binnen waaide. De wind kwam van dien
kant en streek ijzig over Johans gelaat.
Het was buiten stormachtig geworden
een eahte winterstorm.
Johan wekte zijn kameraden en zij za
gen dadelijk, dat van het vervolgen van
den tocht, nu geen sprake kon zijn. Karl
zei: „Daar zitten we nu! We zullen Hier
moeten blijven, zóó kunnen we er niet
door. O Heere God, als ik naar die lijken
zie, dan vergaat mij de lust om in dit huis
te wonen neen, o neen
Johan pakte hem bij zijn schouders en
trok hem om hoog, zeggende
„Praat niet als een Idioot; die dooden
zullen ons niets doen arm volk die
hebben met alles voor goed afgedaan. Wij
voor ons wij moeten zien, dat wij het
beter klaar spelen dan zij, doch dan moe
ten we niet bij de pakken neer zitten en
ons met ouwewijvenpraat bezig houden.
Vooruit nu, en aan het werk. De storm is
er ons tusschen gekomen daar is niets
aan te doen die dwingt ons thans om te
blijven. We mogen nog blij zijn., dat we een
dak bovep <WS hoofd hebben. Wij moeten
de lijken naar buiten brengen; zij hebben
niet meer last van de vorst dan hier bin
nen en vervolgens moeten wij het huis
schoonmaken. Zijn we daarmee klaar, dan
zullen we verder zien, wat ons te doen
staat".
Hij begon dadelijk met de suikerdot uit
de handen van den doode te nemen en de
deur uit te gooien. Daarop nam hij het lijk
uit de kool, droeg het naar buiten en legde
het naast den doode die op de trap had ge
zeten. Karl en Berner kwamen met het lijk
van een groote kerel met een lange baard,
aandragen.
En zoo werden ze allen naast elkander
gelegd. Daarna spijkerden ze een oude
oliejekker voor de stukgeslagen ruit, waar
op Karl en Berner weer naar het schip
trokken, om hout te halen. Zij moesten
dicht bij elkander blijven, opdat niet een
van beiden zou verdwalen. Zóó woedde de
sneeuwjacht en huilde de storm, dat zij
niets konden hooren of zien. Zelfs op dezen
kleinen afstand was het niet doenlijk, ridh
even buiten op te houden.
Toen zij terugkwamen, had Johan reeds
petroleum gevonden, de lamp gevuld en
was hij bezig ijs te smelten om met heet
water de kooien te boenen en verder wan
den, vloer en zoldering te reinigen. Zij ga
ven alles een flinke beurt. Het was Immers
niet te voorzien, hoe lang de storm zou
aanhouden en zoo lang het weer niet ver
anderde, kon er geen sprake van zijn, het
huis te verlaten.
Nadat alles was schoongemaakt, kwam
de koffie voor den dag. Kopjes en ook pan
nen waren er voldoende en zij vonden bui
ten, onder het uitstekende dak, goed ver
pakt, een paar zijden spek. Nu zij daar goed
en wel zaten, in een verwarmd huis, met
voedsel zoo&ls rij in maasden alfit ilstd-
den geproefd, zouden zij eigenlijk blijmoe
dig en tevreden moeten zijn, doch de zes
lijken die daar buiten lagen, werkten op
hun zenuwen. Als zij zwegen, konden zij de
gedachten aan die dooden, niet terug
dringen.
Het bleek dat Johan Troms ook hier een
practisch leider was. Nu stox-m en onweer
hen noodzaakten binnen te blij ven, hield hij
zichzelf en zijn kameraden toch geregeld
aan het werk.
Den eersten morgen werd eerst grondig
onderzocht, hoeveel en welk proviand er
nog aanwezig was. Daaruit bleek, dat deze
zes menschen niet door gebrek aan voedsel
waren omgekomen. Het hoognoodige voed
sel was ruimschoots aanwezig. Blijkbaar
had hun de energie ontbroken, om zich
staande te houden. Dit bewees de verre
gaande onzindelijkheid en wanorde, die rij
hier aantroffen.
Zij vonden verschillende soorten kruide
nierswaren. Bij het reinigen der kooien nml.
lagen daarin diverse zakken, die de over
ledenen als hoofdkussen hadden gebruikt;
andere weer lagen aan het voeteneinde.
Deze kleinere en grootere zakken bevatten.'
rijst, gort, meel enz. Zelfs vonden zij nog
een zakje rozijnen. Verder bleken er acht
geweren met voorraad ammunitie aanwezig
te zijn. Johan met zijn kameraden gingen
ernstig overwegen, of zij voor den overigen
tijd kampjes hier zouden blijven, totdat
Lange Sivert met „De Hoop" hen zou komen
afhalen. Zij kwamen echter tot de slotsom,
dat het toch beter was, zoo spoedig moge
lijk op Danskegat aan te trekken. In dit
huls, waar de dood had geheerscht waren
de gevonden levensmiddelen weinig appe-
titeUjk en bovendien werkten die lijken op
hup gemoedstemmingOoi: bpdde» rij de
kans, van Danskegat spoediger te worden
afgehaald. Daar zou een schip reeds in het
voorjaar kunnen aanleggen, terwijl het tot
midden in den zomer kon duren, voordat
de Ijsbapk, hier in Rödebaai, zou zijn ver
dwenen. Dikwijls zelfs gebeurde het, dat
tegen den herfst de kust hier nog in het
ijs zat.
Onder de zaken, die zjj hier vonden, was
een kistje naaigerei. Het bevatte alles wat
noodig was voor het repareeren van hun
kleeding. In Mosselbaai hadden zij niets
gehad dan een spijker en wat uitgerafeld
touw van een wajruslijn. Toen Johan
deze vondst deed, zette hij Berner dadelijk
aan het werk, om eerst diens eigen klee
ding te repareeren natuurlijk kleeren
van rendier huiden en vervolgens die
van hem en Karl. Onderkleeren hadden zij
bijna niet meer. Hun onderbroeken en
hemden hadden zij gedragen, vanaf dat zij
in October tusschen het ijs waren geraakt
en deze waren tot op den draad versleten.
Tot hun groote blijdschap vonden zij in een
kist, nieuw ondergoed en zoo ruimschoots,
dat ieder van hen een broek, hemd en kou
sen kon krijgen. Eén der dooden di'oeg een
dikke, wai'me ijslandsche trui. Karl had ge
probeerd hem die uit te trekken, doch hij
gaf dit op, want het ging zoo moeilijk, dat
het scheen, alsof de doode weerstand bood.
Zoo ging een week voorbij. Zij waren in
een beteren toestand dan sinds langen tiid.
De storm heerschte nog met dezeTTcle
kracht. Ternauwernood konden zij het zoo
ver brengen, naar het schip te gaan om
brandstof te halen. Eindelijk minderde het
en ten slotte ging de storm geheel liggen.
Hij had juist acht dagen gewoed.
(Wordt vftrvoigd).