btidsmeisjes en Bruidsjonkers bij het huwelijk oan Prinses Juliana 1st Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad LARS HANSEN FEUILLETON 'RINS BERMARD OP SCÜMMIOL na met ,,dc Kwak" een bezoek te hebben gebracht aan Soes- terberg en Waalhaven. De vlieger-officieren worden aan den Prins voorgesteld. Rechts kapitein van Weerden Poelman. )*E (>NRKWAAKTE OVERWEGEN*. Nabij Twello werd een uit Groningen komende vrachtauto door oen goederentrein gegrepen en vrijwel geheel vernield. Persoonlijke ongelukken vonden niet plaats. HET BEZOEK VAN DEN ENGELSGHEN KONING AAN Zl'ID-WALES. Een Edward door het stadje Abertillery, op weg naar het sportveld. wandeling van Koning Prinses zu Erbach-Schönberg, BRUIDSMEISJES EN BRUIDSJONKERS BIJ HET VORSTELIJK HUWELIJK Bij het huwelijk van H.K.H. Prinses Juliana en Z.D.H. Prins Bernhard zullen o.a. Bruidsmeisjes en Bruidsjonkers zijn: M. J. baronesse van Heemstra, mej. M. Rooseboom, rnej. M. S. L. Michelin Moreau. Jhr. G. Beelaerts van Blokland, jhr. ir. W. G. Röell, Q OVERWINTERING OP SPITSBERGEN (I SPITSBERGENS VOLD) Een schets uit het leven der IJszeevaai ders. Oit het Noorsch vertaald door PH. ROOS Mz. S1 dacht: „Zou ik mijn knieën buigen nü!nn Hij deed dit echter niet en hij nog naar de verschijning bleef .y ontstond er een drukke, schitterende ']r°,ne in het geheele complex van het "orderlicht en het beeld ging over ip een K,eleJ<ie kleurenpracht van groenachtig tongen, die door het Noorden blik voorbij trokken en Zuidwaarts «dwenen, bond de ski's steviger onder zijn pmel 1 zag nog eens weer op naar den I R «n zeide: „K. God, die Uw licht over de wereld fe« nen, sta ons bij en he'P ons over Ben» ?"en mUlen heen!" Toen snelde hij ükL '"at en met zulk een duizeling- ftoiv»? vaart, dat de sneeuw als een Toeï u0oe stoof' So hij beneden op de vlakte kwam, even op en dacht: „God helpt le' die zich zelf helpt." s'(Wen thans gereed voor het ver trek. De ski's waren stevig ondergebonden. Toen zij den top van den eersten bergrug hadden bereikt, bleven zij een oogenblik staan en keken een poos naar het huis, dat thans verlaten" achter hen lag. Spoedig ging het weer voorwaarts en thans bergaf, in tegenovergestelde richting van Grauwhoek. Er lag nu een strook van ten minste l'/j mijl vlak land vóór hen. Johan liep voor aan, Karl kwam daarna en vervolgens Ber- ner met zijn lange zwaaiende armen, in min of meer gebogen houding en doorzak kende knieën. Zij hadden alle drie zware baarden die zoo lang waren, dat zij de hals bedekten en hen tegen de koude beschut ten. Het was thans 18 Februari, mooi hel der weer, uitstekend voor een skitocht en het ging dan ook met een flinke vaart voorwaarts. Johan had het 't zwaarst te verantwoorden, want hij moest als voorste door de sneeuw de baan ploegen, waarover de andere twee gemakkelijker vooruit kwa men. De eerste uren gingen ze aan één stuk door. Het was verwonderlijk, hoe er steeds meer gang in kwam. Geen hunner had het zich zóó voorgesteld. Daar lag de volgende heuvelketen reeds voor hen. Met een half uur zouden zij aan den voet zijn. Johan hield even op en verzocht Karl, hem voor een half uur af te lossen, waarna hij weer zijn plaats zou innemen, als zij tegen de heuvels moesten optornen. Voor sportslui zou deze tocht een Waar genot zijn geweest, voor deze drie menschen daarentegen was het een zware inspan ning. Toen zij op den heuvelkam waren aangekomen, zagen zij uit over een wild, woest landschap. Bij het stijgen was er menige zweetdruppel gevallen. Zij waren thans doodop en besloten een oogenblik te rusten. De mannen gingen op hun rug in 'dé sneeuw liggen en zagen op naar den blauwen hemel. Door de dikke kleeding van rendierhuiden waren zij goed beschut, zoo dat de koude sneeuw geen vat op hen had. Hierboven op het plateau was de sneeuw harder dan in het dal. Men had zich om hoog moeten werken door den scherpen kant der ski's dwars in de hard bevroren sneeuw te zetten, want miste men even en de ski's kwamen recht te staan, dan gleed men onherroepelijk weer omlaag. Wegens de koude mochten zij niet blij ven liggen en weldra stelde Johan voor, verder te gaan. Wederom verliep er een uur. Zij trokken thans over een gletscher, waarbij de grootste voorzichtigheid moest in acht genomen worden, daar in den win ter alles wit is, zoodat de oneindig diepe scheuren en kloven slechter te ontdekken zijn dan in den zomer, wanneer de glet scher een meer blauwe tint heeft. Op een gegeven oogenblik voelde Johan, die thans weer vooraan was, plotseling een paar armen om zich heen, die hem met een ruk vast hielden, zoodat de ski's onder hem uit schoten. Hij sloeg achterover op Karl, die nem had gegrepen. Zij lagen bei den op den uitersten rand van een afgrond, die loodrecht naar beneden liep. Berner reikte hem zijn skistok. Deze zette zijn ski's dwars en met groote krachtsinspanning haalde hij Johan naar zich toe en zóó kwam deze langzaam overeind, maar Karl bleef onbewegelijk liggen. Bij de minste be weging had hij naar beneden kunnen glij den. Ook hij greep den hem toegestoken stok langzaam en voorzichtig werd ook hij op deze wijze gered. Johan schudde Karls hand terwijl hij uitriep: „Hartelijk dank! Toen de voeten onder mij weg schoten, wist ik niet, wat mij overkwam. Ik was zoo in gedachten ver zonken, datik niet had opgelet. Jij' Mèbt me een goede les gegeven. Het was op het kantje af!" Daar stonden ze nu. Dit was een van die hindernissen, die het verder trekken op zoo'n oogenblik onmogelijk konden maken. De kloof was meer dan 20 meter breed en voor zoo ver men kon zien, van ontzaglijke diepte. Zij stonden nu voor de keuze: öf te trachten een plaats te vinden waar zij in de kioof konden afdalen en dan aan den overkant weer omhoog te komen een levensgevaarlijk werk öf langs de kloof op de zee aan te trekken. Dit laatste was wel de meest verkieslijke weg. In den zomer ware dit niet te doen geweest, want zij wisten zeer goed, dat bijna alle gletschers hier naar de zee ioopen en daar als een hooge steile rotswand eindigen. In den win ter echter ligt daar veel drijfijs tegen aan gespoeld en zij waren overtuigd, dat zij daarover om den gletscher heen zouden kunnen komen. Natuurlijk was dit een heele omweg, doch zij hadden niet veel keus. Hier over het ijs van den gletscher, ging het met reuzen vaart. Karl stormde voor aan. In eenige minuten werd een mijl afge legd en het duurde niet lang of het ging omlaag op de zee aan, die, zooals zij had den verwacht, langs de kust met pakijs was bedekt. Zij trokken er over. Nu hij weer op zee was, voelde Johan zich weer har poenier. Hij klom op een hoop over elkan der geschoven ijsschotsen en keek om zich heen. Bijna onmiddellijk gingen zijn han den waarschuwende de lucht in en was hij verdwenen. Direct daarop hoorden zij een schot. Karl en Berner haastten zich naar de richting van het geluid en zij zagen Johan reeds gebukt over een zeehond. Hij bleef drinken-'totdat de anderen bij hem kwamen. Toen ook deze verzadigd waren, werd de tocht om de gletscher heen ver volgd. Na ongeveer zes uren ioopen, waren zij tot voorbij de kloof, die naar zee steeds breeder uitliep. Intusschen bleven zij hun weg over de schotsen volgen, totdat zij den geheelen gletscher achter zich hadden want het was niet gemakkelijk, zich daar weer tegenop te werken en indien dit ook gelukt ware, hadden zij misschien opnieuw hin dernissen als voorheen kunnen ontmoeten. Toen zij den gletscher voorbij waren, konden zij weer het strand op. Zij waren niet vlug opgeschoten, zoolang hun weg over het pakijs voerde. Bergen van hoog opgeschoven schotsen en knobbels nood zaakten hen herhaaldelijk van den rechten weg af te wijken. Het was daar moeilijk skiën. Toen zij laat op den avond zich ln schuine richting tegen een bergketen omhoog had den gewerkt, kregen zij daarboven een vrij uitzicht over de geheele Rödebaai en op het eiland Amsterdam. Zij waren zoo hoog, dat zij thans een daling van wel eenige mijlen voor zich hadden. Zóo van boven gezien bleek, dat zij een heel stuk weg konden afsnijden door ln rechte lijn naar omlaag te gaan en vervolgens over de vlakte langs Rödebaai, doch weldra zouden zij weer voor een bergketen staan, die deze vlakte doorsnijdt en die evenals de vorige, tot aan zee loopt. Zij hadden dan de kans, weer onnieuw naar zee te moeten afslaan, om over het pakijs verder te komen, want deze kpten bestaat uit stelle rotsen, die op vele olaatsen zelfs voor rendieren onbe gaanbaar zijn. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 5