oning Leopold bezoekt overstroomde gebieden in Oost-Vlaanderen fa Jaargang LEIDSCH DAf»SI 40 Tweede BM FEUILLETON BEZOEK VAN DEN POOLSCH EN MINISTER BECK AAN LONDEN. Tijdens een diner op de Poolse he legatie. V.l.n.r. de hert-ogin van Plymouth Anthony Eden en mevrouw Beek. ROOSEVELT ALS GROOTVADER. De Araerikaansche president DE AMERIKAANSCHE AANVARING OP DE THEEMS. rust uifc van de vermoeienissen van den verkiezingsstrijd. Een trotscho DRAMATURG Eugene O Neill Het Noorsche stoomschip „Belpariel" kwam op de Theems in aanvaring met een ander schip en grootvader met zijn 8 maanden oud kleinkind Kate. ratuur^kreeg belangrijke schade op. ZWARE BRAND TE BEST. Een felle brand legde te Best een groote klompenfabriek volkomen in de asch. Alle machinerieën en duizenden paren klompen gingen verloren. De brandweer stond machteloos tegenover de vuurzee. Do fabriek een ruïne gelijk. BELGISCHE KONING BEZOEKT OVERSTROOMDE GEBIE DEN. Koning Leopold bracht een bezoek aan overstroomde gedeelten in Oost-V laanderen, welke overstrooming door een dambreuk van de rivier Dairme, een nevenstroom van de Schelde, is ontstaan. EN OVERWINTERING OP SPITSBERGEN (I SPITSBERGENS VOLD) Een schets uit het leven der IJseeevaarders. Uit het Noorsch vertaald door PH. ROOS Mz. •Wel, dit was alles wat ik wilde zeggen. wij belden nu zoo spoedig mogelijk Jar Danskegat zien te komen, redden we as leven, want scheurbuik is een besmet- hJke ziekte en als wij met Berner samen wan, dan zijn ook wij binnen eenige da- aangetast!" Johan ging zitten en zag naar Berner, £aich weer had neergelegd. Na een atanbhk keek hij naar Karl en zei: ■bus jou voorslag is als ik je goed be- JJP dat we Berner maar hier laten lig- u om voor zich zelf te zorgen en dat wij «en onzen weg gaan. Dus dit is je cening. Karl was niet zeer gerust, want hij S t Johans kalme woorden een lein e ondertoon te bemerken, een 'ne afwijking van diens gewone stem, er een angstig gevoel bij hem op en "lm fc antwoordde" hij met een beetje Pi?"dsche voorzichtigheid: (u hiii, eens' als JU en 'éven leven, dan moeten tri bil' ,°°r eenS| als JU en iIc Saarne wil" Ui, leven, dan moeten we wel weg tin Jlier' want we kunnen Berner toch Bi?®n nu hü al zoo ver heen is, dat rfff*ordt." au stond op en terwijl hij naar het touw wees, waarmee hij Karl reeds een maal had toegetakeld, toen deze de zilver meeuw had opgegeten, zeide hij: „Karl, jij herinnert je zeker wel dit eind touw.Hoor nu goed wat ik je zeg: Jij en ik blijven hier zoo lang Bemer leeft versta je? en niet alleen dit, we blijven hier, totdat hij weer gezond zal zijn. Ik heb twee menschen gekend, die er slechter aan toe waren dan Berner, en zij zijn weer ge nezen, doordat zij kameraden hadden, die het verstonden, hen te verzorgen. Had ik eerder geweten, dat Berner aan scheur buik leed, dan was het niet zoo ver geko men, maar wellicht ts het nog niet te laat. Luister nu goed, Karl, en denk er om, dat dit eind touw op je ligt te wachten, als je niet precies doet, wat ik je zeg! Het eerste, wat je nu te doen hebt, is te gaan eten; vervolgens neem je de ski's en een bijl en dan ga je naar boven de bergketen op, waar de sneeuw nu wel zal zijn weggewaaid. Je neemt een zak mee en dien vul je met rendiermos. Natuurlijk is alles vastgevro ren. doch jij hakt het maar los. Je brengt zooveel mee, als je slechts kunt krijgen. We zullen het dan hier ontdooien en ik zal er thee van zetten en er een zoute brij van koken. Naar ik gehoord heb, is dit het eenige middel, dat men hier op Spitsbergen tegen scheurbuik kan aanwenden. Ziezoo, nu weet je wat je te doen staat en ik vertrouw dat jij je daaraan zult houden!" Twee uren later stond Karl gereed, ge wapend en wel met een zak op zijn rug. Johan nam hem het geweer af en zei: „Neen, Karl, zooveel vertrouw ik je niet, dat jij het geweer zoudt meenemen. Het zou kunnen gebeuren, dat jij wilde probee- ren, alléén naar Danskegat te gaap." Karl zeide: „Ik moet het geweer mee hebben, voor het geval dat ik een beer tegenkom." „Loop heen," zei Johan, „als je werkelijk een beer ontmoet, weet je net zoo goed als ik, dat geen beer je te pakken kan krij gen, als jij jou ski's onder de voeten hebt. Neen, je krijgt het geweer niet mee, zelfs niet, als ik wist, dat een beer je te pakken zou krijgen want veel meer ben je eigen lijk niet waard." Daarop draaide hij hem den rug toe. Toen hij weer binnen kwam, zette hij zich bij Berner op den rand van diens kooi en hij verklaarde hem dat het, om een verdere uitbreiding van de ziekte tegen te gaan, een eerste vereischte was, dat de patiënt zijn wilskracht niet ging verliezen. Hij vervolgde: „Wat Jens aangaat, die nu hierachter in zijn kist ligt, ik geloof nog altijd, dat hij, als hij er kraohtig tegen in was gegaan, het misschien te boven was gekomen. Maar met hem was het een ander geval. Ik verstond zijn ziekte niet en eigenlijk begreep hij zelf er ook niets van. Met jou is het Iets anders. Jij hebt scheur buik en die kan men te boven komen, ais men dit zelf maar wil. Je moet één ding niet vergeten en dit is: je vrouw Kristine en je kinderen. Je kunt je best voorstellen, wat die voor een winter hebben doorge maakt, nadat „De Hoop" is binnen geko men zonder jou aan boord. Wij beiden, zoo wel jij als ik, moeten dubbel ons best doen, op de beenen te blijven, om weer gezond en wel bij onze vrouwen en kinderen thuis te komen. Toon nu eens dat je een kerel bent. Ik laat je niet in den steek ik blijf hier, totdat je dood of genezen bent. Wat het zal zijn. dit zal meest van je zelf afhangen. Karl is nu bezig rendiermos te halen, daarvan zetten we thee. Verder is het wel waarschijnlijk het loopt nu naar Fe bruari dat we in den naasten tijd meer kans zullen hebben eens versch zeehonden- vleesch te krijgen en dit, en de thee, zullen je in korten tijd weer genezen. Denk er echter wel om, dat scheurbuik zelfs den sterksten man doodt, indien hij de ziekte den baas over zich laat worden, en dit ge schiedt zeker, indien de zieke zich maar neerlegt en lui en onverschillig wordt. En nu wil ik je dit nog zeggen: dat ik niet zal ophouden, jou te dwingen de ziekte te over' winnen. Indien dit mocht noodig zijn, zal ik er niet tegen opzien, mijn kracht te gebruiken." Dien avond, Kien Karl thuis kwam met den zak op zijn rug, vol rendiermos, had Berner een bad gehad. Johan had hem ge- wasschen met kokendheet water van het hoofd tot de voeten, zoodat zijn huid rood zag, daarna had hij hem met koud water vlug afgewreven. Nadat Berner weer in zijn kooi lag. wer den deuren en vensters open gezet. Al het beddegoed was bij de kachel heet gemaakt, daarna gelucht en flink geklopt. Vervol gens moest Berner de van het mos gezette thee drinken. Die had een wrangen, bitte ren smaak, doch ze werd toch gedronken en niet zuinig ook. Zoo ging het dag op dag. Tevens trok Johan er regelmatig op uit, doch eerst op 1 Februari zag hij, waarnaar hij steeds te vergeefs had uitgekeken. Daar ginds op het Ijs. vlak bij de scheiding tusschen ijs en water, zag hij een zwarte vlek. Zulke zwarte plekken had hij reeds vaker gezien en tel kens bleken het stukken vuil ijs te zijn Thans daarentegen, nu hij den kijker op het zwakte punt riohtte, zag l>ij duidelijk, dat het een zeeleeuw was. Zijn eerste ge dachte gold Berner hoe hij het mogelijk kon maken, dat deze direct uit de wond van het dier, warm bloed zou kunnen drin ken. Hij wist er niet anders raad op, dan Berner mee te nemen over het ijs. Hij vond dat Berner wel vooruit was ge gaan, sinds hij hem onder behandeling had genomen. De zwarte plekken op zijn lichaam waren niet grooter geworden en evenmin waren er meer bij gekomen. In tegendeel. het scheen hem zoowel als Ber ner, dat de vlekken lichter van kleur waren geworden. Wel is waar waren twee voor tanden los gaan zitten en eindelijk uitge vallen, maar dit kon veroorzaakt zijn, door dat de ziekte reeds te ver was gevorderd, voordat hij met zijn kuur was begonnen. Johan nam nauwkeurig de plaats op, waar de zeeleeuw lag en toen spoedde hij zich naar huis, zoo vlug als slechts de ski's hem konden dragen, Toen hij dicht bij huis was, schreeuwde hij reeds: „Berner kom er uit!en toen Berner kwam, verklaarde Johan hem kort en bondig dat hij mee moest en hij zeide: „Als het mij gelukt dit dier te bemachtigen, dan zul jij spoedig al je kracht en sterkte terug krijgen!" Johan zag Berners mistroostig gezicht, doch zijn kort, hard, bijna brutaal bevel luidde: „Kom en volg mij oogenblikkelijk zoo nu voorwaarts of ik zal met de ski's achter je aan zittenje weet zeer goed, wat er dan gebeurd!" „Zeker, dit wist Berner zeer goed, want de twee eerste dagen had het eind touw er aan te pas moeten komen, voordat Berner had gehoorzaamd. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 5