Wapenstilstand-herdenking in Londen - Het Paleis Soestdijk LARS HANSEN LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad lUMlOlllli*1 [111111?™""" 77ste Jaargang I FEUILLETON am, iTTiUWM "'I 11 <- W HET PALEIS TE SOESTDIJK Het zomerverblijf van wijlen Koningin Emma wordt inge richt voor H. K. H. Prinses Juliana en Prins Bernhard. SINT MAARTEN'S DAG TE ZAANDAM. - De jeugd trok weer door de straten van Zaandam, het bekende St. Maarten's liedje zingend. Als belooning ontvangt zij geld of een versnapering. DE 18E HERDENKIN G VAN DEN WAPENSTILSTAND IN LON DEN. Overzicht van de traxjitioneele plechtigheid bij den Ceno taph, het graf van den Onbekenden Soldaat, welke door Koning Edward en zijn Moeder werd bijgewoond. I TRI1 Dl SCUOOP IN DE RESI DENTIE. De danseres geeft met haar troep een serie voor stellingen in ons land. DE EENIGE OVERLEVENDE VAN HET DUITSCHE STOOMSCHIP „ISIS" een 17-jarige jongen, Fritz Böthke, die in een reddingboot werd aangetroffen. De ge redde aan boord van het stoomschip „Westernland". DE VERMAARDE FILMREGISSEUR CARL ZUCKMATER die het scenario van de ,,Rc$m- brandt-film" schreef, op Schiphol. Inde residen tie zal hij de Hollandsche première bijwonen. KONING EDWARD LEGT EEN KRANS BIJ DEN CENOTAPH -- tijdens de plechtige herdenking van den wapenstilstand. Voor de eerste maal leidde Koning Echvard doze plechtigheid. een overwintering op spitsbergen (i spitsbergens VOLD) Een schets uit het leven der llszeevaarders. Uit het Noorsch vertaald door PH. ROOS Mz. 17) Johan had medelijden met het beest, hij onder het werk bemerkte, hoe ma- eer het was en hij zei bij zioh zelf: „Jij rioogt wel dankbaar zijn, dat het zóó met ie is g^oopen. Jij zult nu nooit meer last den honger ihebben. Ware de zaak om gekeerd geweest en je mij in je sprong te Pikken hadt gekregen, dan zou het je ook Plet zijn meegevallen en je had stellig "tüacht„Wat een magere zeehond!" "ij bond de beide bouten samen en sloeg over zyn schouder zoodat er een op zijn rug en een naar voren kwam te han- 1™ bond zijn ski's weer onder en sloeg iveg naar huis in. De mooie witte "fenvaoht moest hij laten liggen. Wel pro efde hij herhaalde keeren ze omhoog en "er zijn anderen schouder te krijgen, doch Was hem niet mogelijk. Hij kwam tot de «tsom, dat hij in den laatsten tijd, heel 5 "an zijn kracht had verloren, toen hij thuis kwam dit had hij zich •«voorgesteld was de blijdschap groot, iji^'ns het verscbe berenvleesch en het °P zulk een onverwacht kerstmaal. Tijdens den maaltijd keek Johan naar Jens Baldsnes, hoe hij daar op den bedrand zat en probeerde te eten van de zoo lekker ruikende vleeschsoep. Het viel hem op, hoe spits thans zijn knieën waren, hoe zijn beenspieren waren weggekrompen en hoe zijn breede borstkas was plat geworden. De vorm van het geheele lichaam van den eens zoo krachtigen, forschen man was thans scherp en hoekig. Het was alsof zijn rech ter schouderbeen, door het armgat van zijn trui, heel naar voren uitstak en door zijn kleeren heen bemerkte men duidelijk het hoekige van zijn lichaam en de vorm van zijn spitse beenderen. Toen de maaltijd beëindigd was. stond Jens op, liep eens heen en weer door het vertrek, bleef staan en toen h(j de anderen scherp aan keek, werd het doodstil want alle drie voelden, dat Jens ergens over dacht en iets te zeggen had. Eindelijk begon hij: „Dit is dan mijn laatste Kerstmis en daar ik hiervan volkomen zeker ben, wil ik eens met jelui praten, want dat zwijgen vermoordt mij. Ik wil niet spreken in mijn belar.g, doch met het oog op jelui drieën die hier overblijven. Ik ben nu bijna aan het eind ik heb er vrede mee en ik heb mijn rekening opgemaakt. Ik heb mij mijn ziekte op den hals gehaald in den naoht toen wij de sloep over de ijsschotsen naar Mosselbaai hebben gedragen. Jelui herinnert je, dat wij toen onder de beren huiden hebben geslapen en dat wij door het kruien van het ijs werden gewekt. Toen ik wakker werd, wist ik dadelijk wat er gebeurd was, ik had in den kouden sneeuw jacht mei mijn rug buiten de berenhuid gelegen. Bij het inslapen was ik nat be zweet en toen ik ontwaakte, was mijn rug vanaf mijn nek tot de heupen ijskoud. Die koude heeft zioh daar vastgezet en die ben ik niet weer kwijt geraakt. Vanaf die dag is het met mij niet goed gegaan. Ik ben steeds minder geworden en thans is het zoo ver gekomen dat ik ongeveer aan het einde ben. Het gaat hard bergaf. Vooral de laat ste dagen is het er niet beter op geworden; ik kan niet meer slapen. Ik weet, dat ik niet veel dagen meer te goed heb laat ik daarom nu van je drieën afscheid nemen, en laat ik dit nog zeggen: Het noodlot gaat z'n weg, het heerscht hier zoowel als overal en wij kun nen niets doen dan ons ootmoedig buigen voor de Macht, die over leven en dood be schikt. Johan, ik zie, dat je tranen in je oogen hebt geloof me, ik heb er mij geheel in gevonden, ik weet thans dat de dood niets schrikwekkends heeft integendeel, ieder uur verlang ik er meer naar. Johan, jij bent altijd mijn beste vriend geweest. Je bent streng doch rechtvaardig en je zult de andere twee zeker goed en wel naar huis, naar Tromsö brengen. Daar moet je dan mijn meisje mijn groeten overbrengen met mijn ring en eveneens mijn ouders, mijn zusters en broers. Je weet wel dat mijn meisje de dochter is van harpoenier Stellander Alette geef haar den ring en zeg haar, dat ik haar alles goeds toe- wensch. Verder verzoek ik Je, van het geld, dat ik te goed heb uit de opbrengst van mijn aandeel in ,,De Hoop" een horloge te koopen voor mijn jongste zusje Else. Ver geet dit niet!" Na deze lange toespraak, waartusschen hij herhaaldelijk zuike hoestbuien had, dat Johan hem moest ondersteunen, bleef het doodstil en gedurende het verdere van dezen Kerstavond was er een stille vrede In deze hut en toen er later op den avond berenbiefstuk werd opgediend het was taai en mager werden zij hierdoor toch weer een beetje opgefrischt, maar toch, het bleef stil, zoowel buiten als binnen. Op 1 Januari stierf Jens Balsdnes. Van de planken van de kool, waarin Jens had gelegen, werd een kist gemaakt en er werd een plaats voor hem ingeruimd in het schuurtje, dat tegen het huis was aangebouwd. Daar stond hij gedurende den geheelen winter. Zijn dood was een droevige gebeurtenis voor de drie overlevenden. Vooral de eerste dagen waren drukkend. Buitendien was het weer omgeslagen. Een geweldige storm en sneeuwjacht duurde onafgebroken tot 18 Januari. Deze drie weken waren de ergste, die men hier had doorgebracht. Er was geen sprake van om een oogenblik naar buiten te gaan. Den 13en Januari moest men het toch probeeren, want de sneeuw was zoo hoog opgewaaid, dat de kachel niet meer wilde trekken. Het bleek, dat het huis geheel onder de sneeuw zat begraven en dat zelfs de kachelpijp die boven het dak uitstak, was bedolven. Toen moesten zij wel alle drie naar buiten. Het huis stond op een honderd meter afstand van een steile bergketen, die ongeveer 20 meter boven het huis uitstak. Toen zij de deur openden, moesten zij beginnen met in de sneeuw een gang te graven en daarna groeven zij deze traps gewijze omhoog. Eerst na de zestiende trede kwamen zij in de vrije lucht. Zij be merkten toen, dat het geheele land. zoo ver zij om zich heen konden zien, vlak was ge worden Vanaf hun huis tot de bergketen waren alle oneffenheden verdwenen. Voor zoover hun uitzicht langs de rotsen reikte, zagen zijn niets dan één vlakte. Nadat de kachelpijp was vrij gemaakt, ging één van hen naar beneden, om de kachel weer aan te maken. De beide ande ren bouwden aan de windzijde een stevigen muur van sneeuw. Niettegenstaande den hevigen sneeuwval gedurende de volgende vijf dagen, hield deze de pijp vrij. Zoo zaten ze daar nu onder de sneeuw en wisten geen raad. De honger pijnigde hen verschrikkelijk en bovendien hadden zij niet zooveel brandstof dat zij gedurende den nacht konden stoken want sinds de laatste vier weken, toen Johan met het berenvleesch was thuis gekomen, hadden zij zooveel verbruikt, dat zij thans zeer zui nig moesten zijn. Op de landengte lag ge noeg aangedreven hout, enz. en zoo spoedig het weer slechts ging bedaren, zouden ze heel wat kunnen halendoch voor het oogenblik hadden zij gebrek. Den 20sten Januari klaarde het op en werd het mooi weer. In Dankskegat, ongeveer 14 mijlen van Mosselbaai, had een Engelsche sportsman, mr. Pike, samen met de ouden ijseeeschip- per Sören Kraemer, een huis laten bouwen, waar zij met een aantal manschappen had den overwinterd. Johan Troms wist, dat daar proviand lag en dat men dit had ach tergelaten tot hulp van menschen, die toe vallig zich in nood zouden bevinden. In den laatsten tijd had hij er dikwijls over ge dacht, om de reis daarheen te beproeven. Hier zag hij geen ander uitzicht dan een droeven dood. Intussohen 14 mijlenen over zulk een terrein.... hij wist, wat dit wilde zeggen ook dit was een groote kans op een zekeren dood Tot nog toe had het geen doel, hier over te denken, doch, nu het dien dag, 20 Januari, zulk goed weer was geworden, ging hij het met zijn kame raden bespreken ep zeide daarna: .(.Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 5