ldi.VHai.WAlWH
Stoute Moortje!
aargang
Donderdag 12 November 1936
No. 46
fEDSTRIJDPLANT
mm
(Slot).
Willem, je hebt je toch geen pijn
)a nu aan 't eind van een pret-
Jldag geen ruzie maken."
b mokte de jongen, maar voordat
i£n wel den speeltuin uit waren,
)oosheid alweer gezakt.
|k, morgen", zei Truus onderweg,
moeders arm drukte,
er morgen?" wilde Willem we-
\n we dan weer naar den speel-
wel willen", lachte moeder,
los zei: „Niks hoor, dan moet ik
pijn plantje inleveren, 'k Zal blij
het weer terugheb, hè moeder."
al leeg zijn in de kamer, als 't
Maar waar had je het vanmid-
h. toen we weggingen. In de ka-
J niet, is 't wel?"
loeder, op zolder. Daar de zon
Ilangst, weet u wel?"
ar toch had je nu we van huis
let beter beneden kunnen laten,
leder, waarom? 't Staat toch dik-
|en?"
5 we thuis zijn, maar nooit als we
Dan heb ik ook liever de ramen
nu staat het zolderraam zeker
ieder."
met hun drietjes thuis kwamen,
|us dadelijk naar boven. Ze had
Inen zeggen, waarom, laar toch
bat ongerust geworden over haar
l't nu maar dadelijk weer beneden
1 Doch nauwelijks had Truus een
pppen op zolder gedaan of daar
moeder en Willem opeens een
is, gevolgd door een gil van Truus.
ld vloog moeder de trap op.
1 achter haar aan.
der, o moeder," riep Truus.
Ion ze niet zeggen, maar haar vin-
i naar 't zolderraam.
Intje". zei moeder verschrikt. „Heb
legooid?"
lelde op den grond en zette het
gehavende plantje overeind. De
Ivan de pot lagen er om heen.
[tijd stond Truus te schreien, zon-
woord te spreken.
[kind drong", moeder aan, „hoe
dan toch? Ben je er tegen aan
pnikte Truus, „er was een
-zolder."
Ikat?" vroeg moeder verbaasd,
J die dan?"
|door het dakraam."
begreep moeder alles.
een vreemde kat door hei. zolder-
tmengekomen. Toen Truus boven
[as het beest geschrokken en had
raam weer de vlucht genomen,
[ij Truus' plantje omgegooid, met
vige gevolg, dat het ernstig be
was.
ik niet meedoen met den wed-
hoeder," huilde Truus. „En mijn
Vas zoo mooi. Juf zei het zelf."
|nd, 't is jammer, 't is heel erg
1 Maar niemand kan er iets aan
[Had het nog veel erger gevonden
jvan ons het ongeluk gehad had."
|als ik, als ik het raam had ge
was 't niet gebeurd."
Jnd, dat was het niet. Maar 't is
Ons kleine poesje Moortje
Was gist'ren toch zoo stout!
Het kwam. doordat ons Moortje
Van melk zoo heel veel houdt.
Maardat het niet mag snoepen.
Weet zelfs een poesekind.
Ook. dat er niemand heusch is.
Die snoepen aardia vindt
Ik denk: Moor was 't verbeten.
Ja dat moet het wel zün!
Het kan wel eens gebeuren
En Moor is nog heel klein!
(Nadruk verboden).
Maar hoe het kwam. weet 'k nog nietr
De melk viel eensklaps om!
Moor spartelde toen onder....
De groote. witte kom!
Juist kwam Ik in de kamer.
De kom nam 'k haastig op.
Ons Moortje was nu Witje.
Melk droop hem van zijn kop!
Hij was wel erg geschrokken
En likte alles af.
Wat denk je, is zoo'n melkbad
Voor 'n poesje wel een straf?
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
ook nog nooit gebeurd dat er een vreemde
kat op zolder kwam. Kom, droog nu maar
je tranen, zoo gauw ik het missen kan,
krijg je van mij een ander plantje."
Den volgenden morgen ging er geen blij,
maar een verdrietig meisje naar school.
En toen ze de andere meisjes zag, die alle
maal met haar plantjes kwamen aandra
gen, kon ze slechts met moeite haar tranen
bedwingen.
„Och, wat is dat nu toch jammer," zei
juffrouw Elshof. toen ze 't verhaal van
het verongelukte plantje hoorde.
En dat zei ze ook nog eens weer, toen
ze met de directrice bezig was, de plantjes
in het gymnastieklokaal op tafeltjes te
zetten.
„Wat is jammer?" vroeg deze, terwijl ze
de onderwijzeres vragend aankeek.
Nu deed juffrouw Elshof 't verhaal van
't verongelukte plantje.
„En 't is vooral zoo jammer," zei ze aan
't slot, „want Truus zou vast den prijs ge
wonnen hebben. Er is hier geen enkel
plantje zoo mooi als het hare."
„Hoe weet u dat?" vroeg de directrice.
„Wel, 'k heb het twee dagen voor de
vacantie om was, gezien. En als u het ook
gezien had, zou u 't vast met me eens zijn
geweest."
„Ja, dat is dan wel jammer," stemde de
directrice toe, „want nu het plantje niet
hier Is, kunnen we toch onmogelijk het den
prijs toekennen. Maar weet u wat we wel
kunnen?"
Vragend keek juffrouw Elshof de direc
trice aan.
„We kunnen een extra prijs uitloven, en
omdat u het werk van Truus hebt kunnen
beoordeelen, haar die toekennen."
„O, dat is prettig," zei juffrouw Elshof.
,,'t Arme kind was zoo teleurgesteld. Ze
bad ook zoo uitstekend voor haar plantje
gezorgd en nu op 't laatste oogenblik dit
ongeluk, 'k Ben blij, dat u het bedacht
hebt."
Twee dagen later werd de uitslag van
den wedstrijd bekend gemaakt. Marie van
Leeuwen, een meisje uit Truus' klas, kreeg
de mooie sierplant.
„Maar je zou den wedstrijd niet gewon
nen hebben, Marie, als Truus haar plantje
hier was geweest. Dat heb ik twee dagen
te voren nog gezien, en was 't ongeluk
niet gebeurd, dan zou ze stellig den prijs
gekregen hebben. En daarom Truus, heb-