Groote Amerikaansche vloot-manoeuüres - De Spaansche burgeroorlog LARS HANSEN Thie Jaargang IEIDHH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON - g"1—I1^—imm DE SPAANSCHE BURGEROORLOG. Een hevig© strijd werd gele verd om het bezit van de voorstad van Madrid, Getafe. Een der groot© bruggen, welke toegang geeft tot de stad, werd door de soldaten van de regeeringstroepen opgeblazen, teneinde een verderen opmarsch der nationalisten te verihinderen. LEGERMANOEUVRES IN JAPAN, waaraan door 280.000 soldaten werd deelgenomen. De oefeningen hadden plaats in de omgeving van Keihin. Op de foto een troepenafdeeling bij het blussehen van een brand, welke door een handgranaat ontstond. LONDEN'S NIEUWE BURGEMEESTER Sir George Broadbridge, die in het komende jaar als burgemeester van Engeland's hoofdstad zal fungeeren. De Lord Mayo r gefotografeerd in zijn galakoets. AMERIKAANSCHE VLOOTMANOEiUVRES. In den Grooten Oceaan hadden manoeuvres plaats van de Amerikaansche vloot, waaraan door alle onderdeelen werd deelgenomen. De oorlogsschepen in kiellinie. BLIJDE GEBEURTENIS IN OUWEHANDS-DIERENPARK TE RH EN EN. De geboorte van een jonge zebra, een zeldzaam heid bij zebra's, die in gevangenschap leven. Moeder en zoon tijdens de ochtendwandeling. EEN OVERWINTERING OP SPITSBERGEN (I SPITSBERGENS VOLD) Een schets uit het leven der IJszeevaarders. Uit het Noorsch vertaald door PH. ROOS Mz. 16) HM wreef zich de oogen eens uit het zoo moeilijk in den schijn van het Noorderlicht te kijken maar was dat Kinds niet een groote meeuw Hij ®eende, dat het er veel op geleek. De vleugels van de zilvermeeuw zijn lichtgrijs en steken slechts weinig af tegen de witte sneeuw Na een poosje scheen het hem "Una zeker dat het er een was. Een zilver meeuw was juist een maaltje vleeseh voor "em. Hij mikte, doch het was bijna niet mogelijk den vogel in het vizier te krijgen. ~e afstond was circa 40 meter en Karl be- «ond zich in <je grootste spanning. Eindelijk "aSde hl] het er op. Het schot knalde, de erop en als een kat s'or':te Kar^ H ii sneed een opening in het dier. stak 'im vinger in en scheurde de huid van en vogel af. Hij at het beest rauw, warm mi, van genot hij schraapte n de huid nog het beetje vet, dat onder vleugels had gezeten hij schransde jSr,~ en toen hij klaar was, lagen er nog nis de veeren en een paar afgekloven "«to» in de sneeuw. Hij kwam platzak weer thuis. Nauwelijks was hij binnen en had hij zich gezet, of Johan Troms greep hem in z'n nek, drukte hem tegen den wand en ging hem met een eind touw bewerken. Terwijl hij hem steeds ranselde, schreeuwde hijdat hij zou door gaan, totdat de lappen van zijn huid er bij zouden hangen, zoodat hij minstens drie dagen in bed zou moeten blijven. Hij sloeg hem bont en blauw over heel zijn lichaam van zijn nek tot zijn hielen. Daar na gooide hij hem in bed, zette zloh op den bedrand en gaf hem toen nog de volgende vermaning „Zoo Karl, nu weet je ten minste maar je hadt dit te voren moeten weten dat, als Je op jacht gaat, alles wat Je schiet ons alle vier behoort. Dat Is ons gezamenlijk eigendom en hel is jou verdoemde plicht dit thuis te brengen. Van de meeuw die je hebt geschoten, hadden wij een versche vleeschsoep kunnen koken. Om die arme Jéns. heb jij, ellendeling, in het geheel niet gedacht. Denk er nu wel om dat, wanneer dit nog eens gebeurt je, zoolang je buiten bent, nog leeft, want kom je thuis.zoo waar er een God leeft ik schiet je neer als een dolle hond! Trouwens, veel beter ben je niet." Karl begreep niet, hoe Johan kon weten dat hij een meeuw had geschoten. Intus- schen bestond het geheele geheim uit de feiten dat hij versche bloedvlekken op zijn gezicht had en er ook een paar op zijn borst zaten. Dit waren direct in het oog vallende bewijzen. Bovendien zaten er een paar meeuwenveeren op zijn schouder ge kleefd. Karl dacht dat Johan hem gevolgd was en uit de verte alles had gezien. Johan liet hem maar in die meening. Langzamerhand werd het Kerstmis en Kerstavond was het mooi, kalm weer met een helderen hemel. De vier mannen had den geregeld rekening gehouden met den loop der dagen en wisten dus dat het thans Kerstavond was. Toen Johan den anderen morgen op stond zei hij tot zijn kameraden: „Het is nu Kerstmis. Het ziet er naar uit, dat we heden goed weer zullen houden en nu wil ik eens mijn geluk beproeven'en er met het geweer op uit trekken. Het is mo gelijk, dat ik niet voor den avond terug ben. Wordt het wat laat, wees dan niet on gerust, ik kom wel terug. Gaan jelui bei den, Karl en Berner, den boel in huis wat opknappen. Gaat eens flink schrobben en boenen; het weer is zoo geschikt, om eens goed te luchten doch denk wel om Jens en pas op, dat hij geen kou vat." Daarop vertrok hij. Het waren niet alleen deze mensohen, die, hier in Mosselbaai hongerig waren. Dit was bijv. ook het geval met een ijs beer, die zich ongeveer ttwee mijlen van het huis ophield. Te vergeefs had hij nu reeds gedurende een acht dagen op zee den rand van het ijs afgeloopen. Hij was zoo broodmager, dat zijn zware, zilverblanke vacht ter nauwernood zijn lichaamswarmte kon tegenhouden en hem bijna niet meer tegen de koude kon beschermen. Geduren de een maand was het hem niet gelukt, iets anders te bemachtigen dan een kleine, pasgeboren zeehond. Drie dagen had hij geprobeerd, de moeder van het jong te pakken te krijgen en toen ook zijn derde sprong mislukte, had hij het maar opge geven. Nu liep hij maar hier op het strand langs de zee op zoek naar een anderen zeehond. Honderden keeren had hij tegen den wind ingekruist, doch niet één keer had zijn neus den reuk opgevangen van een levend wezen. Thans lag hij op den top van een heuvel, doch de wind was niet sterk genoeg. Hij moest maar weer op het pad- SÜJ stond op en deed een paar schreden, doch bliksem snel draaide hij rond, want de wind had hem de lucht aangebracht van Johan Troms. Johan had thans vijf uren geloopen. Hij was iangs het strand geski'd en had de kust gevolgd, die hier grillige bochten maakt, met soms tegen de rotsen gewel dige afgronden, waarboven hier en daar het was juist ebbe open water was. Hij liep met nog krachtige vaart en hij had er geen flauw idéé van, dat de ijsbeer de lucht van hem had gekregen. Thans werkte hij zich met moeite tegen de steile helling van een heuvel op. Toen hij op den top was gekomen, ging hij met volle vaart langs den anderen kant naar beneden en midden tegen de helling zag hij. dat hij dwars over een geheel versch berenspoor rende. Toch was zijn vaart niet zóó groot, of hij kon zien, toen hij het spoor passeerde, welken kant de beer was gegaan. Dit was voor hem vol doende. Hij draaide onmiddellijk linksaf, volgde den weg in de richting: van waaruit de beer was gekomen, want hij moest eerst trachtten uit te vinden, waar het beest zich ophield, voordat hij den strijd durfde aan te binden. Door in tegenovergestelde richting te gaan als de beer, voorkwam hij dat deze hem onverhoeds kon aanvallen. Na eenige minuten hield hij op. De beer had Johan reeds gezien en het was hem duidelijk, dat dit noch eeh ren dier, noch een zeehond was. Hij lag netjes verscholen achter een klomp ijs, lang ge strekt tusschen twee groote schotsen, die zoo groot waren, dat ook zijn kop er nog tusschen kon. Daar lag hij onrustig, doch nog onbewegelijk en volgde met spanning Johans bewegingen Johan ging weer terug, totdat hij bij het spoor was. Toen dacht hij„God zij lof en dinjr! Nu zuilen we ten minste op Kerst mis versóh vleeseh hebben. Arme Jens Hij nam den omtrek eens goed op. Aan het spoor kon hij zien, dat de beer nog slechts enkele minuten geleden daar voorbij was gekomen. Hij ging weer naar boven; daar had hij een vrij uitzicht. De beer was nergens te zien, doch daar iets meer rechts, daar lagen die opgekruide hoopen ijs, daar kon hij zaóh bevinden. Daar moest hij liggen en zeker met op hem gevestigde oogen, door de een of andere opening tusschen die ijssohotsen. „O," zei hij luid, „ik ken die kerels! Nu gaat het er om of ik hem te zien krijg, voordat ik te dicht bi) hem ben. Laten we nu eens zien, wat te doen.ja, dit is de manier!" Hij ging nu eerst verder en hoo- ger den heuvel op, toen keerde hij om en skide naar beneden, recht op de plaats aan, waar hij vermoedde dat de beer zioh schuil hield. Hij had een flinke vaart de wind suisde hem om de ooren. Zonder dat hij dit bepaald wist, ging hij recht op het dier aan, doch hij was er op voorbereid, dat dit zoo zou kunnen zijn. Hij kwam tot ongeveer zes meter van den ijshoop, toen hij bliksemsnel linksaf moest staan, want plotseling was de beer te voorschijn gekomen en had een vervaar lijken sprong naar hem gedaan. Het beest viel niet op Johan, doch kwam twee a drie meter achter hem en toen het weer tot zich zelf kwam en zich oprichtte, lag Johan reeds een twintig meter verder op één knie en toen het weer goed en wel op zijn bee- nen stond en zich vlug omwendde, drong reeds een kogel door zijn linker oog die de hersenen doorboorde en deze door het rechter oor weer verliet. Morsdood viel de beer neer. Johan trok zijn vlijmscherp lang mes voor den dag en binnen een kwartier was de huid er af en de beer reeds in stuk ken gesneden. .(Wordt vervolgd). «4, SOLDATEN VAN HET FRANCO-LEGER maakten te Getafe op de aanhangers der regeering een tank buit.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 5