\Grieksch schip den Waterweg opgesleept - Lord Mayor-show in Londen i\\ Ijlite Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad LARS HANSEN FEUILLETON NAI AAKSTENTOONSTELLING VAN „ST. LUCAS" welke in het Stedelijk mu seum te Amsterdam wordt gehouden. Zaterdag wordt de tentoonstelling geopend. De beoordeeling van een schilderij van Huib Luns. „De deken van Amsterdam, mgr. van Noort". I GUI EK SCII SCULP VOOR DE KUST VAN HOEK VAN IHOLLAND IN NOOD. De „Agbios Nicolaos" geraakte j in moeilijkheden. De sleepboot „Humber" sleepte de bóót behouden den Nieuwen Waterweg op. DE LORD-MAYOR SHOW TE LONDEN. De traditioneele optocht door Londen's stra ten, welke steeds groote' belangstelling trekt. Een historische groep Banierdragers uit het jaar 1643. EEN RUSTPOOS TIJDENS DEN ZESDAAGSCHE. Pijnenburg benut zijn vrije oogenblikkan om met zijn zoontje te spelen. AMERIKAANSCHE JANTJES EN HET HOLLANDSCHE BIER. De matrozen van het in een der Amsterdamsche havens liggende Amerikaansche oorlogsschip brachten een bezoek aan. de Aanstel-brouwerij Amerikaansche belangstelling voor het Hollandsche brouwsel. OVERWINTERING OP SPITSBERGEN (I SPITSBERGENS VOLD) Een schets uit het leven der IJszeevaarders. Uit het Noorsch vertaald door PH. ROOS Mz. |15) .Jjjjvssohen ontving Andr. Dreljer een Traven van Tramso's armbestuur, geda*- „t™ November 1890, van den volgenden unoua: Aan boord van uw vaartuig „De Hoop" o»,-,J1 in leder geval, naar verluidt, u lbeïi'nsresseerd bent moet zich een man 1 wieril Anders Severinsen genaamd, I'npt jn^der zich om ondersteuning tot armbestuur heeft gewend. <tè^»ÜjZ00ver ons bekend is, heeft genoem- tatim -A Severinsen zijn moeder die »«niwe is, onderhouden. IbltaST" „De Hoop" tot nu toe niet is -l i men en de kans op thuiskomst keying is. nemen wij hierdoor de vrij l ton in vf velzoeken ons te willen berich- uij rJoH10eyerre genoemde Severinsen bij »i nog iets te goed heeft. -,u uw spoedig bericht verzoekend, Hoogachtend, JENSEN. 's Airderen daags kwam hierop het vol gende antwoord: Aan Tromsö's Armbestuur Als antwoord op uw geaoht schrijven van 30 November betreffende Anders Severin sen, dlene, dat, aangezien het aan uw be stuur bekend is, dat het vaartuig nog niet is binnen gekomen en Severinsen slechts deel heeft aan de opbrengst van de vangst, hij natuurlijk niets te goed heeft. Intussdhe® dank Ik uw bestuur voor uwe mededeeling, dat Severinsens moeder steun noodig heeft. Daarin zal door mij worden voorzien. Hoogachtend, ANDR. DREYER. De oude Anna Severinsen woonde in een klein oud huisje in de beneden-stad Kalv- haugen, op het pastorieland. Het was zoo laag van verdieping, dat Dreyer niet rechtop kon staan. Hij zette zich op den eenigen stoel die er te vinden was en het gesprek vlotte zeer goed. Wel Is waar was het vrouwtje in het eerst geheel van streek, doordat een man als Andr. Dreyer haar kwam bezoeken. Lieve hemel dacht zij nu had zij in dit huis bijna een menschenleven lang ge woond en ook haar moeder was in deze zelfde kamer geboren, doch zulk bezoek hadden zij nooit ontvangen! Deze gedachte nam haar zoo in beslag, dat het haar totaal ontging, wat Dreyer eigenlijk zei. Doch zij kromp bijna ineen van schrik, toen Dreyer haar vroeg of zij hem niet een kop koffie wilde schenken, want hij was koud en huiverig. Toen sprong Anna op. Nu had zij het druk met de koffiekan, de kopjes en de suiker en zij vergat, met wien zij eigenlijk sprak. Daardoor babbelde zij nu maar in één stuk door en zij begon over „De Hoop" te praten en zij verklaarde dat het slecht van onzen Lieven Heer zou zijn, als hij nog Anders van haar zou wegnemen en hem in het ijs zou laten omkomen, waarin zij toch vroeger reeds haar man en haar oudsten zoon had verloren. Zij waren samen op de „Polonla" uitge varen, waarvan de helft van de bemanning in 1878 bij Groenland was verongelukt, doordat zij in October in het Ijs, door een sneeuwstorm de verbinding met het schip hadden verloren. Het volgend jaar hadden Eskimo's van eenige van hen, de lijken ge vonden. De oude Anna kon onzen Lieven Heers gedachtengang niet begrijpen, dat hij' ook nog de eenige dien zij bezat, van haar zou wegnemen.haar Anders, haar jongen met zijn goede hart. Dreyer dronk de slappe koffie en praatte met Anna over den tijd dat zij beide nog jong waren, toen Tromso nog slechts de helft van de bevolking van thans telde. Terwijl Dreyer opstond om te vertrekken, sprak hij over wat Anna voor het oogen- blik wel het meest bedrukte en zei „Wel Anna,, ik heb zoo vier, vijf, zes flinke jongens. Ik zal er een paar van met wat proviand en brandstof naar je toe sturen." Toen Dreyer buiten kiwam, zag hij in de verte uit verschillende huizen vlaggen wapperen; er scheen iets bijzonders te zijn gebeurd want hij zag ook mensChen van blijdschap springen, roepen en juichen. Hij liep vlug het Pastorieland over op de stad aan. In de Groote-straat kwam een troep jongens hem te gemoet die hem toe riepen: „De Hoop" met Lange-Sivert is bij Lannes waargenomen. Zij zitten zoo onder het ijs, alsof zij de heele reis door een Ijs woestijn hebben afgelegd WINTER OP SPITSBERGEN. Intusschen verstreek de tijd langzaam voor de vier mannen in Mosselbaai. Johan Troms was een verstandige leider. Hij wist, wat er kon, doch ook wat er moest gedaan worden. Hij zorgde er voor, dat zij alle vier geregeld bezig waren. Ook de andere drie mannen begrepen dat zij, indien hun hoop zou worden vervuld, het leven te rekken totdaf het schip hen komende zomer of in 'het voorjaar te hulp zou kunnen komen, niet alleen moesten afgaan op eigen erva ring in sneeuw en koude, doch dat zij in de allereerste plaats naar Troms moesten luisteren. Zij zagen in, dat hij de rechte man was, om hen door hun verschrikke- lijken toestand heen te helpen en ook dat dit nu juist niet gemakkelijk was. Zij hadden in den laatsten tijd zeer goed gezien, dat van hen allen. Jens er het meest onder leed en dat hij hard achter uit ging. Het was Jens Baldsnes evenmin ontgaan, dat zijn kameraden dit opmerkten en dat zij het oog op hem hielden. Hij begreep dit uit de kleine diensten die Johan Troms en Berner hem bewezen. Karl Kristiansen daarentegen was geheel anders. Hij kwam zijn zieken kameraad nooit in iets te gemoet, indien hij zelf, door dit na te laten, er eenigszins van kon pro- fiteeren. Verscheidene weken waren verloopen sinds het hen was gelukt eenig dier te doo- den, waarvan zij eens een versche soep hadden kunnen koken. Het weer was dan ook verschrikkelijk geweest en bij het' muffe meel en het uitgemergelde beren- vleesch konden zij bijna niet in het leven blijven. Allen hadden een bleeke gelaats kleur ep bun oogen stonden hol. Op zekeren dag vroeg Karl, of hij niet eens het geweer zou nemen, om te zien, of hij iets zou kunnen bemachtigen. Niemand had daarop iets tegen en hij voegde de daad bij het woord. Toen hij buiten kwam, ging hij in rechte lijn op Grauwhoek aan. Hij gebruikte zijn ski's met een kracht en gemak, dat hij wel een vliegmachine geleek, zoo gleed hij als een spook geluidloos berg op berg af. Onderwijl gaf hij zijn oogen den kost. Bij het minste geluid lag het geweer reeds aan gelegd tegen zijn schouder doch slechts een seconde dan ging het weer voor waarts. Het was verbazingwekkend; het leek alsof hij wist dat er Iets levends vóór hem lag, want hij ging in rechte lijn slechts met kleine afwijkingen, als kreu pelhout hem in den weg stond en liet een recht ski-spoor achter zich. Dit was het Laplandsohe bloed het oer-instinct dat den Laplander eigen is, hetwelk een Noor zich nimmer kan aanlee- ren waardoor hij zich liet leiden, nu de honger hem pijnigde. Hij voelde, daarvan was hij zeker, dat, in de richting die hij volgde, zich eenig levend wezen moest op houden. Toen hij op een verhooging kwam, hield hij even op en ging in liggende hou ding om rich heen spieden. Hij had hier een overzicht in iedere richting over een groot terrein. Keer op keer herhaalde hij dit, telkens als hij een hoogte passeerde, doch geregeld liep het op niets uit. Toch werd hij steeds voorzichtiger, terwijl hij zich tegen een niet zeer hooge ijsberg opwerkte. Toen hij den top bereikte, stak hij eerst den loop van het geweer er over, voordat hij voor zichtig met zijn hoofd zoo ver kwam, dat hij er overheen kon kijken, doch ook hier was niets te zien. CWordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 5